Морган Райс

Verloofd


Скачать книгу

plekken die nog in ontwikkeling waren. Er waren geen geplaveide straten—er was overal zand—en terwijl er toch veel gebouwen waren, waren er nog meer bomen. Genesteld in het midden van deze bomen, lagen her en der ongelijke huizenblokken en huizenrijen verspreid. De huizen waren allemaal gebouwd van hout en hadden enorme, met riet bedekte daken. Ze kon in een oogopslag zien hoe ontvlambaar de stad was, omdat ongeveer alles met hout gebouwd was en met al dat stro bovenop de huizen realiseerde ze zich hoe gevoelig dit geheel was aan vuur.

      Ze merkte direct op dat de zandwegen de doorgang bemoeilijkten. Reizen per paard leek de meest gebruikelijke manier en tussendoor kwam er een paard, al dan niet met een kar, voorbij. Maar dat was de uitzondering. De meeste mensen wandelden—of liever, ze strompelden. De mensen die door de modderige straten liepen, schenen allemaal problemen te hebben om te lopen.

      Ze ontdekte uitwerpselen langs de kant van de straten en ze was van streek door de geur, ook vanop een afstand. Dat ze soms vee voorbij wandelde, hielp ook al niet echt. Wanneer ze ooit gedacht had dat terugkeren in de tijd romantisch was, dan gaf deze aanblik haar niet veel rust.

      Meer nog, in deze stad zag ze geen mensen die rondwandelden in hun beste kleren of parasols droegen en de laatste mode showden zoals ze gezien had in Parijs en Venetië. Integendeel, hier was iedereen heel wat eenvoudiger gekleed, met veel kleding die uit de mode was, mannen die eenvoudige boerenkleding droegen, zoals lompen. Enkel een paar mensen droegen witte kniebroeken boven hun kousen met korte tunieken die leken op rokken. Anderzijds bedekten de vrouwen zich met zoveel stof dat ze problemen hadden om vooruit te komen in de straten. Daarom namen ze de zomen van hun rokken vast en hielden ze zo hoog als ze konden—niet alleen om ze weg te houden van de modder en de uitwerpselen, maar ook van de ratten. Caitlin was geschokt dat ze dat ongedierte openlijk kon zien rondlopen.

      Maar toch, ondanks alles, was deze tijd duidelijk uniek—en op zijn minst rustig. Ze voelde zich alsof ze zich in een groot landelijk dorp bevond. Hier was geen hectisch 21ste eeuws gedoe. Er waren geen auto’s die voorbijraasden en waren geen bouwgeluiden. Geen claxons, bussen, vrachtwagens, machines. Zelfs de geluiden van de paarden waren gedempt omdat hun hoeven in het zand wegzakten. Inderdaad, de enige geluiden die gehoord konden worden, behalve van verkopers die riepen, waren de geluiden van de kerkklokken die altijd aanwezig waren en geluid werden zoals een koor van bommen. Je kon ze horen over de hele stad. Dit was duidelijk een stad die gedomineerd werd door kerken.

      Het enige wat deed denken aan de toekomstige bouwwerken waren paradoxaal genoeg de oude kerken—die hoog boven de bescheiden architectuur uittorenden en de horizon domineerden, terwijl hun torens onmetelijk hoog de lucht ingingen. Inderdaad, het gebouw waar ze uitkwamen, Westminster Abbey, torende uit boven alle zichtbare gebouwen. Ze kon nu al vertellen dat deze toren een baken was waar de hele stad aan kon herkend worden.

      Ze keek naar Caleb, zag dat hij het toneel overschouwde en even verbaasd was. Ze zocht hem op en was gelukkig toen ze voelde dat hij haar hand in die van hem legde. Het voelde zo goed om hem terug aan te raken.

      Hij keerde zich om en keek haar aan. Ze kon de liefde in zijn ogen zien.

      "Wel," zei hij, terwijl hij zijn keel schraapte, "het is niet bepaald het Parijs van de 18de eeuw."

      Ze glimlachte terug. "Nee, dat is het niet.”

      "Maar we zijn samen, en dat is al wat telt," voegde hij eraan toe.

      Ze kon zijn liefde voelen, terwijl hij diep in haar ogen keek, en voor een moment afgeleid was van hun missie.

      "Ik heb zo’n spijt van wat er in Frankrijk gebeurde," zei hij. "Met Sera. Ik wou je nooit pijn doen. Ik hoop dat je dat weet."

      Ze keek hem aan en ze wist dat hij het meende. Tot haar verbazing kon ze hem nu gemakkelijk vergeven. De oude Caitlin zou nog wat wrok gekoesterd hebben. Maar ze voelde zich sterker dan ooit en was echt in staat om het te laten gaan. In het bijzonder omdat hij voor haar teruggekomen was en het duidelijk was dat hij geen gevoelens had voor Sera.

      Meer nog, voor de eerste keer realiseerde ze zich dat ze in het verleden haar eigen fouten gemaakt had, dat ze te vlug geoordeeld had door hem niet te vertrouwen en hem niet genoeg ruimte te geven.

      “Ik heb ook spijt,” zei ze. Dit is een nieuw leven nu. En we zijn samen hier. Dat is al wat telt.”

      Hij kneep in haar hand en toen hij dat deed, voelde hij een rilling door haar heen lopen.

      Hij leunde achterover en kuste haar. Ze was verrast en blij tegelijk. Ze voelde de elektriciteit door haar heen stromen en kuste hem terug.

      Ruth begon te janken aan hun voeten.

      Ze lieten allebei los, keken naar beneden en lachten.

      "Ze heeft honger," zei Caleb.

      "Ik ook.”

      "Zullen we Londen verkennen?" vroeg hij met een grijns. "We zouden kunnen vliegen," voegde hij eraan toe, “dat wil zeggen, wanneer je er klaar voor bent.”

      Ze trok haar schouders terug en voelde dat haar vleugels op hun plaats zaten. Ze was er inderdaad klaar voor. Ze voelde zich hersteld van deze terugreis. Misschien raakte ze het tijdreizen eindelijk gewoon.

      "Ik ben klaar," zei ze, "Maar ik zou willen wandelen. Ik zou deze plek voor de eerste keer willen bezoeken zoals ik alle andere plaatsen voordien heb bezocht.”

      En het is zoveel romantischer, zo dacht ze zelf, maar ze zei het niet.

      Maar hij keek naar beneden en glimlachte naar haar, en ze vroeg zich af of hij haar gedachten gelezen had.

      Hij stak zijn hand uit met een glimlacht, en ze nam ze aan, en de twee gingen de trappen af.

      *

      Toen ze de kerk uitwandelden, ontdekte Caitlin in de verte een rivier en een brede weg die er ongeveer vijftig meter vandaan was met een ruw uitgesneden bord waarop “King Street” stond. Ze konden kiezen of ze links of rechts zouden afslaan. Aan de linkerkant leek de stad dichter op elkaar gepakt te zijn.

      Ze gingen naar links, in de richting van het noorden, langs de King Street die parallel liep met de rivier. Toen ze verder gingen, was Caitlin verbaasd door de zichten en geluiden en ze nam alles in zich op. Aan hun rechterkant bevonden zich een reeks van chique houten huizen, grote landerijen, gebouwd in de Tudor stijl, met een witte gestukte buitenkant, bruin vakwerk dat bovenaan afgewerkt werd met een rieten dak. Aan hun linkerkant was ze verbaasd om landelijke stukken landbouwland te zien met tussendoor een klein, bescheiden huis en schapen en koeien die stippen vormden in het landschap. Het Londen van 1599 leek haar fascinerend. Aan de ene kant was het kosmopolitisch en rijk, aan de andere kant werd het nog bevolkt door boeren.

      De straat zelf was ook wonderlijk. Hun voeten zaten bijna vast in het slijk terwijl ze wandelden en het vuil maakte de ondergrond nog zachter door al het verkeer dat te voet of te paard verliep. Dit was op zichzelf draaglijk, maar overal lagen uitwerpselen ingekoekt tussen het stof. Die uitwerpselen waren afkomstig van roedels wilde honden of van mensen die ze uit de ramen gooiden. Inderdaad, terwijl ze verder gingen, werden de luiken sporadisch geopend en kwamen oude vrouwen met emmers tevoorschijn die het huishoudelijk afval eruit gooiden. Het rook hier heel wat slechter dan Venetië, Florence of Parijs. Ze moest soms bijna braken en wenste dat ze een klein zakje met parfum had om onder haar neus te hangen. Gelukkig droeg ze nog steeds haar gemakkelijke schoenen om te sparren die Aiden haar in Versailles gegeven had. Ze kon zich niet voorstellen dat ze in deze straat ooit op hoge hakken zou kunnen wandelen.

      Maar, tussendoor kon hier in de vreemde mix van landbouwland en grote landerijen ook een staaltje van architectuur gevonden worden. Caitlin was verbaasd om te zien dat er, hier en daar, ook gebouwen waren die ze herkende van de afbeeldingen uit de 21ste eeuw, zoals sierlijke kerken en tussendoor een paleis.

      De straat kwam bruusk tot een einde in een grote doorgang met bogen. Ervoor stonden verschillende bewakers in uniform die acht gaven en lansen vasthielden. De poort was toch open en ze konden erdoor wandelen.

      Een geëtst bord zei: “Paleis van Whitehall,” en ze gingen verder door de lange smalle tuin, vervolgens door een andere poort met een boog en dan naar buiten aan de andere kant terug naar