Морган Райс

Ridder, Erfgenaam, Prins


Скачать книгу

eiland liepen. Het was adembenemend mooi, hier zijn, met haar moeder. Het voelde als een droom.

      Terwijl ze liepen, spraken ze voornamelijk over de kracht. Haar moeder probeerde het haar uit te leggen, en Ceres probeerde het te begrijpen. Het was vreemd: terwijl haar moeder sprak, had Ceres het gevoel alsof haar woorden haar met de kracht doordrenkten.

      Zelfs nu, terwijl ze liepen, voelde Ceres het in zich opwellen. Het kolkte als rook wanneer haar moeder haar schouder aanraakte. Ze moest leren om het onder controle te houden, daarvoor was ze hier, maar vergeleken met het ontmoeten van haar moeder leek het niet belangrijk.

      “Ons bloed heeft je macht gegeven,” zei Lycine. “De eilandbewoners hebben je geholpen om het naar boven te halen, nietwaar?”

      Ceres dacht aan Eoin, en aan alle vreemde oefeningen die hij haar had laten doen. “Ja.”

      “Voor mensen die niet ons bloed in zich dragen, hebben ze een groot begrip van de wereld,” zei haar moeder. “Maar er zijn dingen die zelfs zij je niet kunnen laten zien. Heb je al iets in steen veranderd? Het is één van mijn talenten, dus ik denk dat het er ook één van jou wordt.”

      “Iets in steen veranderd?” vroeg Ceres. Ze begreep het niet. “Tot dusver heb ik dingen bewogen met mijn geest. Ik ben sneller en sterker geworden. En—”

      Ze wilde haar zin niet afmaken. Ze wilde niet dat haar moeder dacht dat ze slecht was.

      “En je kracht heeft mensen gedood die je kwaad wilden doen?” zei Lycine.

      Ceres knikte.

      “Daar hoef je je niet voor te schamen, dochter. Ik heb slecht een klein deel van je gezien, maar ik weet waar je voor bestemd bent. Je bent een geweldig persoon. Alles waar ik op kon hopen. En wat betreft dingen in steen veranderen…”

      Ze hielden halt in een weiland vol paarse en gele bloemen. Ceres keek toe hoe haar moeder een kleine bloem uit het weiland plukte, met delicate, zijdeachtige blaadjes. Door de band die ze met haar moeder had voelde ze de manier waarop de kracht in haar oplaaide. Het voelde vertrouwd, maar veel beter gecontroleerd en gevormd.

      Steen spreidde zich uit over de bloem, als vorst over een raam, alleen dan niet slechts op de oppervlakte. Een seconde nadat het was begonnen was het alweer voorbij, en had haar moeder één van de stenen bloemen in haar hand die Ceres eerder op het eiland had gezien.

      “Voelde je het?” vroeg Lycine.

      Ceres knikte. “Maar hoe heb je het gedaan?”

      “Voel nog eens.” Ze plukte weer een bloem en deed het nog eens, dit keer bijna onmogelijk langzaam. Ze veranderde het in iets met marmeren blaadjes en een granieten steel. Ceres probeerde de beweging van de kracht in haar te volgen, en het was alsof haar eigen kracht wilde antwoorden, alsof het wilde kopiëren.

      “Mooi,” zei Lycine. “Je bloed weet het. Probeer jij het nu eens.”

      Ze overhandigde Ceres een bloem. Ceres pakte de bloem aan en concentreerde zich. Ze probeerde vat te krijgen op haar kracht, het in dezelfde vorm te duwen zoals ze bij haar moeder had gevoeld.

      De bloem explodeerde.

      “Nou,” zei Lycine met een lach, “dat was onverwacht.”

      Het was zo anders dan de manier waarop de moeder die haar had opgevoed gereageerd zou hebben. Zij zou Ceres om het kleinste foutje geslagen hebben. Lycine gaf haar alleen een andere bloem.

      “Ontspan je,” zei ze. “Je weet al hoe het zou moeten voelen. Neem dat gevoel. Beeld het je in. Maak het echt.”

      Ceres probeerde te doen wat ze zei. Ze dacht aan wat ze had gevoeld toen haar moeder de bloem had getransformeerd. Ze nam het gevoel en vulde het met kracht, op de manier waarop haar vader een mal met ijzer gevuld zou hebben.

      “Open je ogen, Ceres,” zei Lycine.

      Ceres had niet eens door gehad dat ze ze had gesloten totdat haar moeder het zei. Ze dwong zichzelf om te kijken, hoewel ze het eigenlijk niet durfde. En toen ze keek bleef ze staren, want ze kon het nauwelijks geloven. In haar hand hield ze een perfect gevormde, versteende bloem, door haar kracht getransformeerd in iets dat leek op basalt.

      “Heb ik dat gedaan?” vroeg Ceres. Ondanks alles waarvan ze wist dat ze het kon, leek het nog altijd onmogelijk.”

      “Ja,” zei haar moeder, en Ceres kon de trots in haar stem horen. “Nu hoef je alleen nog te leren om het te doen met je ogen open.”

      Dat kostte meer tijd, en een heleboel bloemen. Maar Ceres genoot ervan. En elke keer dat haar moeder glimlachte bij haar inspanningen, voelde Ceres een explosie van liefde. Zelfs toen de minuten in uren veranderden bleef ze doorgaan.

      “Ja,” zei haar moeder uiteindelijk, “dat is perfect.”

      Het was meer dan dat; het was makkelijk. Het was makkelijk om de kracht uit haarzelf te halen. Makkelijk om het te kanaliseren. Makkelijk om een perfect gepreserveerde stenen bloem achter te laten. Pas toen de opwinding weg begon te ebben, besefte Ceres hoe moe ze was.

      “Het is goed,” zei haar moeder terwijl ze haar hand pakte. “Je kracht kost energie en inspanning. Zelfs de sterksten van ons kunnen slechts zoveel in één keer doen.” Ze glimlachte. “Maar je kracht weet nu wat het is. Het zal tevoorschijn komen wanneer iemand je bedreigt, of wanneer je het oproept. En het zal nog meer doen.”

      Ceres voelde de kracht van haar moeder oplaaien, en ze kon de volledige potentie van haar kracht zien. Ze zag de stenen gebouwen en tuinen in een nieuw licht, als dingen die met die kracht gebouwd waren, vervaardigd op manieren die geen mens kon begrijpen. Op de één of andere manier voelde ze zich vol. Compleet.

      De gelukzalige uitdrukking op haar moeders gezicht leek ineens te vervagen. Ceres hoorde haar zuchten.

      “Wat is er?” zei Ceres.

      “Ik wou alleen dat we meer tijd hadden samen,” zei Lycine. “Ik zou het geweldig vinden om je de torens te laten zien en je over de geschiedenis van mijn mensen te vertellen. Ik zou het geweldig vinden om te horen over die Thanos waar je zoveel van hield, en om je de tuinen te laten zien waar de zon de bomen nog nooit heeft aangeraakt.”

      “Doe het dan,” zei Ceres. Ze zou hier het liefst voor altijd blijven. “Laat me alles zien. Vertel me over het verleden. Vertel me over mijn vader, en over wat er gebeurde toen ik werd geboren.”

      Maar haar moeder schudde haar hoofd.

      “Dat is iets waar je nog niet klaar voor bent. Wat tijd betreft, lieverd, ik heb je al eerder verteld dat het lot beklemmend kan zijn, en jouw lotsbestemming is groter dan die van de meeste mensen.”

      “Ik heb flarden gezien,” gaf Ceres toe, denkend aan de dromen die ze op de boot had gehad.

      “Dan weet je waarom we hier niet als gezin kunnen blijven, hoe graag we dat ook willen,” zei haar moeder. “Misschien dat we daar in de toekomst tijd voor hebben. Dat en meer.”

      “Maar eerst moet ik terug, of niet?” zei Ceres.

      Haar moeder knikte.

      “Ja,” zei ze. “Je moet terug, Ceres. Ga terug en bevrijd Delos van het Rijk, zoals is voorbestemd.”

      HOOFDSTUK ZEVEN

      Stephania kon nauwelijks geloven dat ze alweer zes weken met Thanos getrouwd was. Maar het was tijd voor het festival van de Bloedmaan, dus dat was echt hoe lang het al was. Zes weken van gelukzaligheid, elke week net zo geweldig als ze had kunnen hopen.

      “Je ziet er fantastisch uit,” zei ze terwijl ze een blik op Thanos wierp in de kamers die ze nu deelden. Hij was een droom in zijn dieprode zijden gewaad, versierd met rood goud en robijnen. Soms kon ze nauwelijks geloven dat hij van haar was. “Rood staat je goed.”

      “Ik zie eruit alsof ik onder het bloed zit,” antwoordde Thanos.

      “Dat is de bedoeling ook, aangezien het de