Морган Райс

Soldaat, Broeder, Tovenaar


Скачать книгу

hij, en hij zat veel te dichtbij.

      “Ze zouden me niet mogen volgen alleen omdat ik toevallig het bloed van de Ouden heb,” antwoordde Ceres zachtjes. “Wie ben ik nu echt? Hoe kan ik hen ooit leiden?”

      Ze zag haar vader glimlachen.

      “Ze willen je niet volgen vanwege je voorouders. Als het daarom ging hadden ze Lucious wel gevolgd.”

      Haar vader spoog in het stof, alsof hij wilde benadrukken wat hij daarover dacht.

      Sartes knikte.

      “Vader heeft gelijk, Ceres,” zei hij. “Ze willen je volgen vanwege alles dat je hebt gedaan. Vanwege wie je bent.”

      Ze dacht daarover na.

      “Jij kunt ze verenigen,” voegde haar vader toe. “Je moet het nu doen.”

      Ceres wist dat ze gelijk hadden, maar het was nog altijd lastig om te midden van zoveel mensen te staan en te weten dat ze op haar wachtten om een beslissing te nemen. Wat zou er gebeuren als ze dat niet deed? Wat zou er gebeuren als ze iemand anders forceerde om de leiding te nemen?

      Ceres kon het antwoord wel raden. Ze kon de energie van de menigte voelen, nu in bedwang, als gloeiende kolen die klaar waren om in een wildvuur te veranderen. Zonder leider zou de stad geplunderd worden. Er zou meer dood en verwoesting komen, en misschien zelfs een nederlaag als de facties daar overrompeld werden.

      Nee, dat kon ze niet toestaan. Zelfs niet als ze niet zeker wist dat ze het aankon.

      “Broeders en zusters!” riep ze uit, en tot haar verbazing viel de menigte om haar heen stil.

      De aandacht op haar voelde nu volledig.

      “We hebben een grote overwinning gerealiseerd, wij allemaal! Jullie allemaal! Jullie zijn de confrontatie met het Rijk aangegaan, en jullie hebben de overwinning uit de kaken van de dood gesleurd!”

      De menigte juichte. Ceres keek om zich heen en gaf de mensen een moment om het te laten bezinken.

      “Maar het is niet genoeg,” vervolgde ze. “Ja, we zouden nu allemaal naar huis kunnen gaan. We zouden veel bereikt hebben. Misschien zouden we zelfs een tijdje veilig zijn. Maar uiteindelijk zullen de heersers van het Rijk ons komen halen, ons en onze kinderen. Het zou weer worden zoals het was, of erger. We moeten dit afmaken, voor eens en altijd!”

      “En hoe moeten we dat doen?” riep een stem uit de menigte.

      “We bezetten het kasteel,” antwoordde Ceres. “We bezetten Delos. En we maken de stad weer van ons. We nemen de koninklijke familie gevangen, en we maken een eind aan hun wrede bewind. Akila, jullie zijn hier per schip gekomen?”

      “Dat klopt,” zei de leider van de rebellen.

      “Ga met je mannen naar de haven en zorg dat we de controle daar hebben. Ik wil niet dat de imperialen ontsnappen en een leger ophalen, of een vloot die ons kan overvallen.”

      Ze zag Akila knikken.

      “Dat doen we,” verzekerde hij haar.

      Het tweede deel was moeilijker.

      “De rest gaat met mij mee naar het kasteel.”

      Ze wees naar de vesting die boven de stad uittorende.

      “Het is al veel te lang een symbool van de macht die zij over jullie hebben. Vandaag eisen we die macht terug.”

      Ze keek om zich heen om te zien hoe ze reageerden.

      “Als je geen wapen hebt, haal je er heen. Als je te ernstig gewond bent, of dit niet wil doen, schaam je dan niet om hier te blijven. Maar als je mee komt, kun je later zeggen dat je erbij was op de dag dat Delos bevrijd werd!”

      Ze pauzeerde.

      “Mensen van Delos!” schreeuwde ze. “Staan jullie aan mijn kant?!”

      Het antwoord van de menigte was oorverdovend.

      HOOFDSTUK DRIE

      Stephania klampte zich vast aan de reling van hun boot, haar knokkels zo wit als het schuim op de oceaan. Ze genoot niet van de zeereis. Alleen de gedachte aan de wraak waar het toe zou leiden maakte het dragelijk.

      Ze behoorde tot de hoogste adel van het Rijk. Tijdens de lange reizen die ze eerder had ondernomen had ze haar tijd doorgebracht in de hutten van grote galeien, of in de met kussens beklede rijtuigen die omgeven waren door goed bewaakte konvooien. Ze had nog nooit haar ruimte moeten delen op een boot die veel te klein leek voor de uitgestrekte oceaan.

      Het was echter niet alleen het gebrek aan comfort dat haar reis zo moeilijk maakte. Stephania was er altijd trots op geweest dat ze harder was dan mensen dachten. Ze klaagde niet om het feit dat deze lekke tobbe bij elke golf heen en weer bewoog, of vanwege het schijnbaar eindeloze dieet van vis en zout vlees. Ze klaagde zelfs niet over de stank. Onder normale omstandigheden zou Stephania haar meest geloofwaardige glimlach tevoorschijn getoverd hebben en het gewoon hebben geaccepteerd.

      Haar zwangerschap maakte dat lastig. Stephania kon het kind nu in zich voelen groeien. Thanos’ kind. Haar perfecte wapen. Van haar. Het was iets dat bijna onwerkelijk had geleken. Maar nu haar zwangerschap elk gevoel van misselijkheid versterkte en haar voedsel nog afschuwelijks deed smaken, voelde het echter dan ooit.

      Stephania zag Felene voorin de boot werken, samen met Stephania’s dienstmeisje, Elethe. De twee hadden niet meer van elkaar kunnen verschillen. De zeevrouw, dievegge en wat ze ook nog meer was droeg haar ruwe kniebroek en tuniek, en haar haren vielen in een vlecht langs haar rug. Haar dienstmeisje was gekleed in zijde en een mantel. Haar korte haar viel langs haar donkere features met een elegantie die de andere vrouw nooit zou bezitten.

      Felene leek zich uitstekend te vermaken. Ze zong een zeemanslied dat zo vulgair was dat Stephania zeker wist dat ze het zong om haar te treiteren. Of misschien was dit gewoon Felene’s manier om iemand het hof te maken. Ze had gezien hoe de dievegge naar haar dienstmeisje keek.

      Ze keek ook zo naar haar, maar het was in elk geval beter dan de argwanende blikken die ze kreeg. In het begin had het wel meegevallen, maar ze kwamen steeds frequenter, en Stephania kon wel raden waarom. Ze had gezegd dat ze Lucious’ elixer had genomen. Op dat moment had dat de beste manier geleken om Thanos pijn te doen, maar nu betekende het dat ze de symptomen van haar zwangerschap moest verbergen. Zelfs zonder de vrijwel aanhoudende misselijkheid kon Stephania zichzelf als een walvis voelen opzwellen. Haar jurken leken met de dag strakker te worden.

      Ze kon het niet verborgen blijven houden, wat betekende dat ze Thanos’ geliefde zeemeisje op een gegeven moment zou moeten doden. Misschien kon ze het nu doen. Gewoon naar haar toe lopen en haar over de reling van de boot heen duwen. Of ze kon haar een waterhuid aanbieden. Ondanks de haast waarin ze was vertrokken had Stephania nog altijd voldoende vergif bij zich om met een heel legioen van potentiele vijanden af te rekenen.

      Ze kon het zelfs aan haar dienstmeisje overlaten. Elethe was goed met messen, hoewel misschien niet goed genoeg. Ze was ten slotte de gevangene van de zeevrouw geweest toen Stephania hen in de haven had aangetroffen.

      Die onzekerheid was genoeg om Stephania te doen twijfelen. Ze kon het zich niet veroorloven om een fout te maken. Ze had slechts één kans om dit te doen. Nu ze zo ver van haar andere middelen verwijderd was, zou falen geen stille retraite betekenen. Het zou haar dood kunnen worden.

      Ze waren hoe dan ook nog altijd te ver uit de buurt van land. Stephania kon de boot niet sturen, en hoewel haar dienstmeisje in Felldust waarschijnlijk een bruikbare gids zou zijn, zou ze hen er waarschijnlijk niet zonder hulp heen kunnen krijgen. Ze hadden de vaardigheden van de zeevrouw nodig, zowel om weer veilig aan land te komen als om het juiste land te vinden. Er waren dingen die Stephania moest vinden, en dat zou nooit lukken als ze het land dat al generaties de bondgenoot van het Rijk was niet kon vinden.

      Stephania liep naar de anderen. Even overwoog ze om Felene alsnog van boord te duwen, simpelweg om het feit dat ze zo verrassend loyaal was aan Thanos. Het was niet een eigenschap die Stephania van