Морган Райс

Slaaf, Krijger, Koningin


Скачать книгу

gedaan.

      Ceres bereikte de muur aan het eind van de steeg, duwde haar vingers in twee spleten en begon te klimmen. Haar handen en voeten bewogen snel, en ze klom een goede zes meter omhoog, tot ze boven was.

      Hijgend ging ze staan, en de zon begroette haar met haar felle stralen. Ze hield een hand boven haar ogen.

      Ze snakte naar adem. Normaal gesproken was de Oude Stad bevlekt met enkele burgers, hier en daar een zwerfkat of een hond—maar vandaag bruiste ze van het leven. Het wemelde van de mensen. Ceres kon de straatstenen niet eens zien onder de zee van mensen die zich op het Fonteinplein verdrongen.

      In de verte glinsterde de oceaan in een levendig blauw, terwijl het witte Stadion als een berg tussen de kronkelende wegen en de op elkaar gedrukte huizen van twee en drie verdiepingen omhoog rees. Aan de buitenste rand van het plein stonden kooplui met hun stalletjes, waar ze voedsel, sieraden of kleren verkochten.

      Er streek een windvlaag langs haar gezicht, en de geur van vers gebakken eten drong haar neusgaten binnen. Wat ze wel niet zou geven voor wat voedsel om dat knagende gevoel in haar maag te bevredigen. Ze voelde een steek van honger en sloeg haar armen om haar buik heen. Het ontbijt die ochtend was niet meer geweest dan een paar lepels kleffe pap, die haar op de één of andere manier nog hongeriger hadden gemaakt. Gezien het feit dat vandaag haar achttiende verjaardag was, had ze gehoopt op tenminste een beetje extra eten in haar kom—of een knuffel, of iets.

      Maar niemand had er een woord over gezegd. Ze betwijfelde dat ze het zich zelfs maar hadden herinnerd.

      Ze ving een glimp van licht op, en toen Ceres naar beneden keek zag ze een gouden koets door de menigte heen rijden, als een bel in de honing, langzaam en glimmend. Ze fronste. Door haar opwinding had ze er niet bij stil gestaan dat er ook leden van de koninklijke familie bij het evenement aanwezig zouden zijn. Ze verachtte hen, hun verwaandheid, het feit dat hun dieren beter gevoed werden dan de meeste mensen in Delos. Haar broers hoopten dat ze op een dag het klassensysteem zouden overwinnen. Maar Ceres deelde hun optimisme niet: als er enige vorm van gelijkheid in het Rijk zou komen, was er een revolutie nodig.

      “Zie je hem?” hijgde Nesos terwijl hij naast haar omhoog krabbelde.

      Ceres’ hart begon sneller te kloppen toen ze aan hem dacht. Rexus. Ook zij had zich afgevraagd of hij al hier was, en ze had tevergeefs naar zijn gezicht gezocht in de menigte.

      Ze schudde haar hoofd.

      “Daar.” Nesos wees.

      Ze volgde zijn vinger naar de fontein en kneep haar ogen samen.

      Ineens zag ze hem, en ze kon haar opwinding niet onderdrukken. Ze voelde altijd hetzelfde als ze hem zag. Daar was hij, zittend op de rand van de fontein, bezig met het spannen van zijn boog. Zelfs vanaf deze afstand kon ze zijn schouder- en borstspieren onder zijn tuniek zien bewegen. Hij was nauwelijks een paar jaar ouder dan zij, met blond haar dat opviel tussen de hoofden met zwart en bruin haar, en zijn gebruinde huid glinsterde in de zon.

      “Wacht!” riep een stem.

      Ceres wierp een blik naar beneden en zag Sartes, die worstelde om naar boven te komen.

      “Opschieten of we laten je achter!” spoorde Nesos hem aan.

      Natuurlijk, ze zouden het niet in hun hoofd halen om hun kleine broertje achter te laten, maar hij moest wel leren om bij te blijven. In Delos kon een moment van zwakte de dood betekenen.

      Nesos haalde een hand door zijn haar en kwam op adem terwijl hij zijn blik over de menigte liet glijden.

      “Dus op wie zet je je geld in?” vroeg hij.

      Ceres draaide zich naar hem om en lachte.

      “Welk geld?” vroeg ze.

      Hij glimlachte.

      “Als je iets had,” antwoordde hij.

      “Brennius,” antwoordde ze zonder te aarzelen.

      Verrast fronste hij zijn wenkbrauwen.

      “Echt?” vroeg hij. “Waarom?”

      “Ik weet het niet.” Ze haalde haar schouders op. “Gewoon een voorgevoel.”

      Maar ze wist wel waarom. Ze wist het heel goed, beter dan haar broers, beter dan alle andere jongens uit haar stad. Ceres had een geheim: ze had niemand verteld dat ze zo nu en dan, gekleed als jongen, bij het paleis trainde. Het was bij koninklijk besluit verboden voor meisjes—er stond de doodstraf op—om te leren vechten. Mannelijke burgers waren echter welkom om te komen trainen, in ruil voor gelijke hoeveelheden werk in de stallen van het paleis, werk dat ze met veel plezier deed.

      Ze had Brennius bekeken en was onder de indruk van de manier waarop hij vocht. Hij was niet de grootste van de krijgsheren, maar hij berekende zijn bewegingen met de grootste precisie.

      “Echt niet,” antwoordde Nesos. “Het wordt Stefanus.”

      Ze schudde haar hoofd.

      “Stefanus wordt in de eerste tien minuten afgemaakt,” zei ze botweg.

      Stefanus was de meest voor de hand liggende keus. Hij was de grootste van de krijgsheren, en waarschijnlijk ook de sterkste; maar hij was niet zo berekenend als Brennius of een aantal van de andere krijgers die ze had zien vechten.

      Nesos brulde van het lachen.

      “Ik geef je mijn goede zwaard als dat het geval is.”

      Ze wierp een blik op het zwaard aan zijn riem. Hij had geen idee hoe jaloers ze was geweest toen hij dat meesterwerk van een wapen drie jaar geleden van Moeder voor zijn verjaardag had gekregen. Haar zwaard was een oud overgebleven exemplaar dat haar vader op de recyclestapel had gegooid. Oh, wat ze wel niet zou kunnen doen als ze een wapen had zoals dat van Nesos.

      “Daar hou ik je aan, weet je,” zei Ceres glimlachend—hoewel ze hem in werkelijkheid nooit zijn zwaard zou afnemen.

      “Ik verwacht niet anders,” grijnsde hij.

      Ze vouwde haar armen voor haar borst toen er ineens een donkere gedachte bij haar opkwam.

      “Moeder zou het niet toestaan,” zei ze.

      “Maar Vader wel,” zei hij. “Hij is heel trots op je, weet je.”

      Neso’s lieve opmerking verraste haar. Ze wist niet echt hoe ze het moest aanvaarden, en sloeg haar ogen neer. Ze hield zielsveel van haar vader, en ze wist dat hij van haar hield. Maar om de één of andere reden zag ze alleen haar moeders gezicht voor zich. Het enige dat ze wilde was dat haar moeder haar zou accepteren en net zo veel van haar zou houden als van haar broers. Maar hoe hard ze ook haar best deed, Ceres had altijd het gevoel dat ze in haar ogen nooit genoeg kon zijn.

      Sartes klom kreunend naast hen op de muur. Hij was nog altijd een kop kleiner dan Ceres en zo schriel als een krekel, maar ze was er van overtuigd dat hij één dezer dagen als bamboe de lucht in zou schieten. Dat was ook wat er met Nesos gebeurd was. Hij was nu een gespierde hunk, die met zijn één meter negentig boven iedereen uittorende.

      “En jij?” Ceres draaide zich om naar Sartes. “Wie denk jij dat er gaat winnen?”

      “Ik ben het met jou eens. Brennius.”

      Ze glimlachte en maakte met haar hand zijn haar door de war. Hij zei altijd wat zij zei.

      Er rees weer gerommel op, de menigte zwol aan, en ze voelde een urgentie.

      “Laten we gaan,” zei ze, “geen tijd te verspillen.”

      Zonder te wachten klom Ceres langs de muur naar beneden en raakte rennend de grond. Terwijl ze de fontein in het oog hield, baande ze zich een weg naar het plein, verlangend om bij Rexus te komen.

      Hij draaide zich om en zijn ogen werden groot van verrukking toen hij haar zag naderen. Ze rende op hem af en voelde zijn armen om haar middel terwijl hij een stoppelige wang tegen de hare drukte.

      “Ciri,” zei hij in zijn lage, schorre stem.

      Er liep een rilling over haar