line/>
Debutant Fiona Grace is de auteur van de LACEY DOYLE COZY MYSTERY serie, die bestaat uit MOORD IN HET LANDHUIS (Boek #1), DOOD EN EEN HOND (Boek #2) en MISDAAD IN HET DONKER (Boek #3), EEN VERSTOORD BEZOEK (Boek #4) en GEDOOD DOOR EEN KUS (Boek #5). Fiona is ook de auteur van de TOSCAANSE WIJNGAARD COZY MYSTERY serie.
Fiona hoort graag van je, dus ga naar www.fionagraceauthor.com om gratis e-books te ontvangen en op de hoogte te blijven van het laatste nieuws.
Copyright © 2020 door Fiona Grace. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.
Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.
Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.
Omslagafbeelding Copyright canadastock, gebruikt onder licentie van Shutterstock.com.
MOORD IN HET LANDHUIS (boek 1)
DOOD EN EEN HOND (boek 2)
MISDAAD IN HET DONKER (boek 3)
HOOFDSTUK EEN
“Hey, Lacey!” klonk Gina’s stem vanuit de achterkamer van de antiekwinkel. “Kom eens hier.”
Voorzichtig zette Lacey de antieke koperen kandelaar die ze aan het poetsen was op de toonbank. Het zachte geluid zorgde dat Chester, haar Engelse shepherd, zijn hoofd optilde.
Hij had op zijn gebruikelijke plekje naast de toonbank liggen slapen, uitgestrekt op de vloerplanken, badend in het zonnetje. Hij keek Lacey met zijn donkerbruine ogen aan en zijn pluizige wenkbrauwen gingen nieuwsgierig omhoog.
“Gina heeft me nodig,” zei Lacey tegen hem. Zijn opmerkzame blik gaf haar altijd het gevoel dat hij elk woord begreep dat ze zei. “Jij houdt de winkel in de gaten en blaft als er klanten binnenkomen. Goed?”
Chester piepte instemmend en liet zijn kop weer op zijn poten zakken.
Lacey liep door de gewelfde deuropening die de winkel scheidde van de ruime, recent verbouwde veilingzaal. De ruimte had de vorm van een treinwagon—lang en smal—maar het plafond was zo hoog als dat van een kerk.
Lacey was dol op deze ruimte. Maar ze vond alles aan haar winkel geweldig, van de retro meubelcollectie—die ze had samengesteld met haar kennis en ervaring als een assistente van een New Yorkse interieurontwerper—tot aan de moestuin. De winkel was haar lust en haar leven, zelfs al had ze soms het idee dat ze er vaker door in de problemen kwam dan haar waard was.
Ze kwam door de gewelfde deuropening de ruimte binnen. Ze voelde een warm briesje door de open achterdeur naar binnen komen, vergezeld door heerlijke geuren uit de bloementuin waar Gina mee bezig was geweest. Maar de vrouw zelf was nergens te bekennen.
Lacey liet haar blik door de veilingruimte glijden en bedacht zich dat Gina waarschijnlijk vanuit de tuin naar haar geroepen moest hebben. Ze liep in de richting van de open Franse deuren. Maar toen hoorde ze een schuifelend geluid uit de gang aan haar linkerhand.
Daar bevonden zich de minder aantrekkelijke delen van haar winkel—het krappe kantoortje vol archiefkasten en stalen kluizen; het keukentje met haar vertrouwde ketel en assortiment aan cafeïnerijke dranken; het toilet (of “loo”, zoals iedereen in Wilfordshire het noemde) en de vierkante voorraadkamer.
“Gina?” riep Lacey naar de duisternis. “Waar ben je?”
“Cooey!” klonk de stem van haar vriendin. Die klonk gedempt, alsof ze haar hoofd ergens in had gestoken. Gina kennende was dat ook daadwerkelijk het geval. “Ik ben in de voorraadkamer!”
Lacey fronste. Gina had geen reden om in de voorraadkamer te zijn. Een van de voorwaarden dat Lacey haar in dienst zou nemen, was dat ze zichzelf niet te veel zou inspannen door zwaar te tillen. Maar ja, wanneer luisterde Gina ooit naar wat Lacey zei?
Met een zucht liep Lacey de gang door, de voorraadkamer in. Ze trof Gina op haar knieën voor de stellingkast aan, haar warrige grijze haar met een paarse fluwelen scrunchie op haar hoofd vastgebonden.
“Wat doe je hierachter?” vroeg Lacey aan haar vriendin.
Gina draaide haar hoofd en keek naar haar op. Ze had recentelijk een bril met een rood montuur aangeschaft, ervan overtuigd dat dat “hartstikke hip in Shoreditch” was (hoewel Lacey niet begreep waarom een gepensioneerde vrouw van in de zestig modetips aannam van de Londense jeugd) en die gleed langs haar neus. Ze duwde haar bril met haar wijsvinger omhoog en wees toen naar een langwerpige kartonnen doos, die voor haar op de plank stond.
“Daar staat een ongeopende doos,” verkondigde Gina. Toen voegde ze er op samenzwerende toon aan toe, “En volgens de poststempel komt hij uit Spanje.”
Lacey voelde haar wangen warm worden. Het pakket was afkomstig van Xavier Santino, de knappe Spaanse antiekverzamelaar die vorige maand haar veiling met nautisch thema had bezocht, in een poging de collectie verloren erfstukken van zijn familie te vinden. Hij en Lacey waren verdacht geweest van de moord op een Amerikaanse toerist. In die tijd waren ze bevriend geraakt en Xaviers toevallige connectie met haar vermiste vader had hun band versterkt.
“Het is gewoon iets dat Xavier me heeft gestuurd,” zei Lacey in een poging het als onbelangrijk af te doen. “Je weet dat hij me helpt om meer te weten te komen over mijn vaders verdwijning.”
Gina stond met krakende knieën op en keek Lacey aan met een argwanende blik in haar ogen. “Ik weet heel goed wat hij zou doen,” zei ze terwijl ze haar handen op haar heupen zette. “Wat ik niet begrijp is waarom hij je cadeaus stuurt. Dit is al de derde deze maand.”
“Cadeaus?” repliceerde Lacey defensief. Ze wist wat Gina insinueerde. “Ik beschouw een envelop met bonnetjes van mijn vaders winkel tijdens Xaviers trip naar New York niet echt als een cadeau.”
Gina’s uitdrukking bleef hetzelfde. Ze tikte met haar voet op de grond. “En het schilderij dan?”
Lacey dacht aan het olieverfschilderij van een boot op zee, dat Xavier haar vorige week had gestuurd. Ze had het boven de open haard in haar woonkamer opgehangen.
“Dat is het soort boot waarop zijn over-overgrootvader kapitein was,” vertelde ze Gina op defensieve toon. “Xavier kwam het tegen op een vlooienmarkt en dacht dat ik het wel mooi zou vinden.” Nonchalant haalde ze haar schouders op, in een poging het te bagatelliseren.
“Huh,” gromde Gina, die haar lippen op elkaar perste. “Zag dit en dacht aan jou. Je weet hoe dat lijkt voor een buitenstaander…”
Lacey snoof. Haar geduld begon op te raken. “Waarom zeg je niet gewoon wat je bedoelt?”
“Goed dan,” antwoordde haar vriendin brutaal. “Ik denk dat er meer zit achter Xaviers cadeaus dan jij wil accepteren. Ik denk dat hij je leuk vindt.”
Hoewel Lacey al het vermoeden had dat haar vriendin dit wilde impliceren, voelde ze zich nog steeds gekrenkt door de manier waarop Gina het zei.
“Ik ben heel gelukkig met Tom,” zei ze, denkend aan de knappe, breed glimlachende banketbakker die ze haar geliefde mocht noemen. “Xavier wil alleen helpen. Dat had hij beloofd toen ik hem de sextant van zijn overgrootvader gaf. Jij ziet overal drama.”
“Als er geen drama was,” antwoordde Gina kalm, “waarom verstop je Xaviers pakket dan op de onderste plank van de voorraadkast?”
Lacey