een beroep of bedrijf uitoefent waarin hij zich in de regel ook tegenover derden tot het verrichten van dergelijke arbeid verplicht;
e. thuiswerker: de ander, bedoeld onder d;
f. thuiswerk: de arbeid, bedoeld onder d;, met uitzondering van:
1°. arbeid verricht aan of ten behoeve van het vervaardigen, veranderen, herstellen, versieren, afwerken of op een andere wijze tot gebruik geschikt maken of meer geschikt maken of geschikt houden van de woning;
2°. arbeid van verplegende, verzorgende of huishoudelijke aard, geboden aan personen in verband met ziekte, herstel, ouderdom, gehandicapt zijn, overlijden, psycho-sociale en relationele problemen.
6. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder certificerende instelling: een door Onze Minister krachtens artikel 20, tweede lid, van de wet aangewezen instelling die beslist over de afgifte van een certificaat als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet.
Artikel 1.2 [Vervallen per 01-11-1999]
Artikel 1.3. Definities onderwijs
1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder onderwijsinrichting: een bekostigde of een aangewezen onderwijsinrichting.
2. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder bekostigde onderwijsinrichting:
a. een openbare of een geheel of gedeeltelijk uit de openbare kas bekostigde bijzondere school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;
b. een openbare of een geheel of gedeeltelijk uit de openbare kas bekostigde bijzondere school als bedoeld in de Wet op de expertisecentra;
c. een openbare of een geheel of gedeeltelijk uit de openbare kas bekostigde bijzondere school, cursus of inrichting als bedoeld in en onder de werking van de Wet op het voortgezet onderwijs;
d. een openbare of een geheel of gedeeltelijk uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling, genoemd in de bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, onder a en b;
e. een openbare of een geheel of gedeeltelijk uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling, genoemd in de bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, onder c tot en met g;
f. de Open Universiteit te Heerlen, genoemd in de bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, onder h;
g. een school als bedoeld in de Experimentenwet onderwijs;
h. een openbare of een geheel of gedeeltelijk uit openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs.
3. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder aangewezen onderwijsinrichting:
a. een school als bedoeld in artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
b. een instelling als bedoeld in artikel 6.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
c. een instelling als bedoeld in artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
4. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder medezeggenschapsraad:
a. een medezeggenschapsraad als bedoeld in de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 of in artikel 10.17 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
b. de studentenraad van de Open Universiteit, bedoeld in artikel 11.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Artikel 1.4. Definities justitiële inrichtingen
1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. justitieel personeel:
1°. degenen, die krachtens publiekrechtelijke aanstelling in burgerlijke openbare dienst jegens het Rijk gehouden zijn tot het verrichten van arbeid in justitiële inrichtingen;
2°. degenen die onder gezag van het Rijk arbeid in een justitiële inrichting verrichten, met uitzondering van gedetineerden, verpleegden en jeugdigen;
b. gedetineerden, verpleegden en jeugdigen: degenen, die krachtens rechterlijke uitspraak of beschikking of door het openbaar gezag rechtens van hun vrijheid zijn beroofd en verblijven in een justitiële inrichting met uitzondering van de in het Militair Penitentiair Centrum Stroe gedetineerde militairen;
c. justitiële inrichting: een gevangenis of huis van bewaring als bedoeld in de Penitentiaire beginselenwet, een justitiële inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of een inrichting als bedoeld in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.
2. Onder justitiële inrichting wordt mede verstaan: het vervoer van gedetineerden, verpleegden en jeugdigen van en naar de justitiële inrichting alsmede alle andere arbeid die justitieel personeel verricht met gedetineerden, verpleegden en jeugdigen buiten de justitiële inrichting.
Artikel 1.5. Definities defensie
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. militair personeel:
1°. de in werkelijke dienst zijnde militaire ambtenaren in de zin van artikel 1, eerste en tweede lid, van de Militaire Ambtenarenwet 1931;
2°. de in werkelijke dienst zijnde dienstplichtigen in de zin van de artikelen 18, 19 en 21 van de Kaderwet dienstplicht;
b. burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie:
1°. degenen die krachtens publiekrechtelijke aanstelling in burgerlijke openbare dienst jegens het Rijk, vertegenwoordigd door de Minister van Defensie, gehouden zijn tot het verrichten van arbeid, behalve indien betrokkenen aan een derde ter beschikking worden gesteld voor het verrichten van arbeid, welke die derde gewoonlijk doet verrichten;
2°. degenen die onder gezag van het Rijk, vertegenwoordigd door de Minister van Defensie, arbeid verrichten;
c. defensiepersoneel: militair personeel en burgerpersoneel bij het Ministerie van Defensie;
d. oefening: iedere door defensiepersoneel onder oorlogsnabootsende omstandigheden in praktijk brengen van theoretisch onderwezen bekwaamheden teneinde aldus de bedrevenheid in het uitvoeren van oorlogstaken te verwerven, op te voeren of te onderhouden;
e. militair vaartuig: een Nederlands oorlogsschip, marinehulpschip of een ander schip dat in gebruik is voor de uitvoering van de militaire taak;
f. militair luchtvaartuig: een luchtvaartuig in beheer bij het Ministerie van Defensie;
g. bemand wapensysteem: ieder al dan niet voortbewogen wapensysteem, dat tijdens het gebruik wordt bemand of bediend met uitzondering van een licht persoonlijk wapen;
h. eenheid met gereedstelling: eenheid die, daartoe aangewezen, ingezet is dan wel gereed is of zich gereed moet houden voor inzet in krijgsmachtverband.
§ 1. Aanwijzing certificerende instelling op verzoek
Artikel 1.5a. Criteria voor aanwijzing
1. Als certificerende instelling kan worden aangewezen de instelling die:
a. rechtspersoonlijkheid heeft;
b. onafhankelijk is;
c. beschikt over de deskundigheid en outillage die nodig zijn om de uitvoering van de taken waarvoor zij aangewezen wil worden, naar behoren te kunnen vervullen;
d. beschikt over een registratiesysteem waarin de gegevens die samenhangen met en betrekking hebben op de uitvoering van de taken waarvoor zij aangewezen wil worden, naar behoren vastgelegd kunnen worden;
e. verzekerd is tegen wettelijke aansprakelijkheid voor de risico’s die voortvloeien uit de uitoefening