Nederland

Gemeentewet – Gemw


Скачать книгу

      Gemeentewet

      Gemw

      14.02.1992

      Geldend op 01-03-2012

      

      Aanhef

      Wet van 14 februari 1992, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot gemeenten

      Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

      Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

      Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe bepalingen vast te stellen met betrekking tot de inrichting van gemeenten, alsmede de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen;

      Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

      Titel I. Begripsbepalingen

      Artikel 1

      1. In deze wet wordt verstaan onder het aantal inwoners van een gemeente: het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari.

      2. Voor de vaststelling van het inwonertal, bedoeld in artikel 8, geldt als peildatum 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar van de verkiezing van de raad. Het Centraal Bureau voor de Statistiek kan op schriftelijk verzoek van de raad het inwonertal per de eerste dag van de vierde maand voorafgaande aan de maand van de kandidaatstelling vaststellen, indien aannemelijk is dat een in dat artikel genoemd inwonertal op genoemde datum is overschreden. In dat geval geldt dit tijdstip als peildatum.

      Artikel 2

      In deze wet wordt verstaan onder ingezetenen: zij die hun werkelijke woonplaats in de gemeente hebben.

      Artikel 3

      Zij die als ingezetene met een adres zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente, worden voor de toepassing van deze wet, behoudens bewijs van het tegendeel, geacht werkelijke woonplaats te hebben in die gemeente.

      Artikel 4

      In deze wet wordt onder ambtenaar mede verstaan: degene die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is.

      Artikel 5

      In deze wet wordt verstaan onder:

      a. gemeentebestuur: ieder bevoegd orgaan van de gemeente;

      b. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

      c. college: college van burgemeester en wethouders.

      Titel II. De inrichting en samenstelling van het gemeentebestuur

Hoofdstuk I. Algemene bepaling

      Artikel 6

      In elke gemeente is een raad, een college en een burgemeester.

Hoofdstuk II. De raad

      Artikel 7

      De raad vertegenwoordigt de gehele bevolking van de gemeente.

      Artikel 8

      1. De raad bestaat uit:

      9 leden in een gemeente beneden de 3 001 inwoners;

      11 leden in een gemeente van 3 001- 6 000 inwoners;

      13 leden in een gemeente van 6 001- 10 000 inwoners;

      15 leden in een gemeente van 10 001- 15 000 inwoners;

      17 leden in een gemeente van 15 001- 20 000 inwoners;

      19 leden in een gemeente van 20 001- 25 000 inwoners;

      21 leden in een gemeente van 25 001- 30 000 inwoners;

      23 leden in een gemeente van 30 001- 35 000 inwoners;

      25 leden in een gemeente van 35 001- 40 000 inwoners;

      27 leden in een gemeente van 40 001- 45 000 inwoners;

      29 leden in een gemeente van 45 001- 50 000 inwoners;

      31 leden in een gemeente van 50 001- 60 000 inwoners;

      33 leden in een gemeente van 60 001- 70 000 inwoners;

      35 leden in een gemeente van 70 001- 80 000 inwoners;

      37 leden in een gemeente van 80 001–100 000 inwoners;

      39 leden in een gemeente van 100 001–200 000 inwoners;

      45 leden in een gemeente boven de 200 000 inwoners.

      2. Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de raad, voortvloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van de gemeente, treedt eerst in bij de eerstvolgende periodieke verkiezing van de raad.

      Artikel 9

      De burgemeester is voorzitter van de raad.

      Artikel 10

      1. Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

      2. Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:

      a. zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en

      b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.

      3. Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.

      Artikel 11

      Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervallen verklaard.

      Artikel 12

      1. De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.

      2. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

      Artikel 13

      1. Een lid van de raad is niet tevens:

      a. minister;

      b. staatssecretaris;

      c. lid van de Raad van State;

      d. lid van de Algemene Rekenkamer;

      e. Nationale ombudsman;

      f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

      g. commissaris van de Koning;

      h. gedeputeerde;

      i. secretaris