Nederland

Vreemdelingenwet – VW (Vw 2000)


Скачать книгу

een dergelijke ziekte te ondergaan;

      f. de vreemdeling voor een werkgever arbeid verricht, zonder dat aan de Wet arbeid vreemdelingen is voldaan;

      g. de vreemdeling niet voldoet aan de beperking, verband houdende met het doel waarvoor hij wil verblijven;

      h. de vreemdeling, die niet behoort tot een der categorieлn, bedoeld in artikel 17, eerste lid, na verkrijging van rechtmatig verblijf in Nederland inburgeringsplichtig zou zijn op grond van de artikelen 3 en 5 van de Wet inburgering en niet beschikt over kennis op basisniveau van de Nederlandse taal en de Nederlandse maatschappij.

      2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van de gronden, bedoeld in het eerste lid.

      3. Het eerste lid, onder h, is niet van toepassing op de vreemdeling die de Surinaamse nationaliteit bezit en die met bij ministeriлle regeling vastgestelde bescheiden heeft aangetoond in Suriname of Nederland lager onderwijs in de Nederlandse taal te hebben gevolgd.

      Artikel 16a

      1. De aanvraag tot het wijzigen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 kan worden afgewezen op de gronden, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder b tot en met g, alsmede indien de vreemdeling het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering, niet heeft behaald.

      2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van de gronden, bedoeld in het eerste lid.

      Artikel 17

      1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 wordt niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, indien het betreft:

      a. de vreemdeling die de nationaliteit bezit van ййn der door Onze Minister van Buitenlandse Zaken aan te wijzen landen;

      b. de gemeenschapsonderdaan, voorzover niet reeds vrijgesteld op grond van een aanwijzing als bedoeld onder a;

      c. de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen;

      d. de vreemdeling die slachtoffer of getuige-aangever is van mensenhandel;

      e. de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 dan wel van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33;

      f. de vreemdeling die tijdig een aanvraag heeft ingediend tot wijziging van een verblijfsvergunning;

      g. de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie;

      h. de vreemdeling die houder is van een EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen die is afgegeven door een andere staat die Partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dan wel de echtgenoot of het minderjarig kind is van die houder, in geval het gezin reeds was gevormd in die andere staat.

      2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid, onder g, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat een ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

      Artikel 18

      1. Een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 kan worden afgewezen indien:

      a. de houder daarvan zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd;

      b. de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding;

      c. de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid;

      d. de vreemdeling niet meer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan dan wel de persoon bij wie de vreemdeling verblijft niet meer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

      e. de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid;

      f. niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden;

      g. de vreemdeling voor een werkgever arbeid verricht, zonder dat aan de Wet arbeid vreemdelingen is voldaan.

      2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van de gronden, bedoeld in het eerste lid.

      Artikel 19

      De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden ingetrokken op de gronden bedoeld in artikel 18, eerste lid, met uitzondering van onderdeel b.

      Paragraaf 2. De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd

      Artikel 20

      1. Onze Minister is bevoegd:

      a. de aanvraag tot het verlenen of tot het wijzigen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen;

      b. een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in te trekken dan wel te wijzigen.

      2. Een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd wordt niet onder beperkingen verleend. Aan de vergunning worden geen voorschriften verbonden.

      Artikel 21

      1. Ter uitvoering van artikel 8, tweede lid, van de richtlijn nr. 2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L16) kan de aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 slechts worden afgewezen, indien de vreemdeling:

      a. niet gedurende vijf jaren ononderbroken en direct voorafgaande aan de aanvraag rechtmatig verblijf heeft gehad als bedoeld in artikel 8;

      b. in de periode, bedoeld onder a, verblijfsrecht van tijdelijke aard heeft gehad, dan wel een formeel beperkt verblijfsrecht of een verblijfsrecht als werknemer van een dienstverlener in het kader van grensoverschrijdende diensten of als verlener van grensoverschrijdende diensten heeft gehad;

      c. in de periode, bedoeld onder a, zes of meer achtereenvolgende maanden of in totaal tien of meer maanden buiten Nederland heeft verbleven;

      d. al of niet tezamen met het gezinslid bij wie hij verblijft, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;

      e. bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem terzake de maatregel, bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd;

      f. een gevaar vormt voor de nationale veiligheid;

      g. niet beschikt over een toereikende ziektekostenverzekering voor hemzelf en de te zijnen laste komende gezinsleden,

      h. onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen, wijzigen of verlengen zouden hebben geleid;

      i. rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onderdeel c of d, of in afwachting is van een definitieve beslissing tot het verlenen of verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 of 33; of

      j. een bijzondere geprivilegieerde status bezit dan wel heeft bezeten in de periode van vijf jaren direct voorafgaande aan de aanvraag;

      k. het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering,