Nederland

Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001)


Скачать книгу

bedrag van zijn winst uit een of meer ondernemingen, belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden hoofdzakelijk in de werkruimte in die woning verwerft, of

      b. ingeval hij niet tevens een werkruimte buiten die woning ter beschikking heeft, hij het gezamenlijke bedrag van zijn winst uit een of meer ondernemingen, belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden hoofdzakelijk in of vanuit de werkruimte in die woning verwerft en in belangrijke mate in de werkruimte in die woning verwerft.

      2. Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek kosten en lasten ten behoeve van de belastingplichtige zelf die verband houden met de volgende posten:

      a. telefoonabonnementen met betrekking tot telefoonaansluitingen in zijn woonruimte;

      b. literatuur, met uitzondering van vakliteratuur;

      c. kleding, met uitzondering van werkkleding;

      d. persoonlijke verzorging;

      e. geheven inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in paragraaf 5.2 van de Zorgverzekeringswet, of een buitenlandse regeling die naar aard en strekking daarmee overeenkomt en

      f. reizen en verblijf in verband met cursussen en opleidingen voor studie en beroep, alsmede in verband met congressen, seminars, symposia, excursies, studiereizen en dergelijke, voorzover deze meer bedragen dan € 1500.

      3. Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek kosten en lasten die verband houden met tot het privé-vermogen van de belastingplichtige behorende of door hem in privé gehuurde muziekinstrumenten, geluidsapparatuur, gereedschappen, computers en andere dergelijke apparatuur, alsmede beeldapparatuur.

      4. Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek kosten en lasten die verband houden met vergoeding van arbeid door de partner van de belastingplichtige, indien de vergoeding lager is dan € 5000.

      5. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, wordt kleding als werkkleding aangemerkt indien zij:

      a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om in het kader van de onderneming te worden gedragen of

      b. is voorzien van zodanige uiterlijke kenmerken dat daaruit blijkt dat deze uitsluitend is bestemd om bij het behalen van de winst te worden gedragen.

      6. Bij ministeriële regeling kunnen voor het vijfde lid, onderdelen a en b, regels worden gesteld om te bepalen wanneer aan de in die onderdelen gestelde voorwaarden is voldaan.

      7. Het tweede lid, onderdelen c en d, is niet van toepassing ten aanzien van de belastingplichtige die optreedt als artiest of als presentator of die als beroep een tak van sport beoefent.

      8. Het tweede lid, onderdeel f, is niet van toepassing indien de aard van de door de belastingplichtige verrichte werkzaamheden noodzaakt tot het bijwonen van de desbetreffende cursussen, opleidingen, congressen, seminars, symposia, excursies en dergelijke respectievelijk het maken van de desbetreffende studiereizen.

      9. Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek:

      a. geheven loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;

      b. premies voor buitenlandse verzekeringen die naar aard en strekking overeenkomen met de volksverzekeringen, tenzij de belastingplichtige premieplichtig is voor de volksverzekeringen.

      10. Bij het bepalen van de winst komen voorts mede niet in aftrek, renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen, die corresponderen met geldvorderingen als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid.

      11. Voor de toepassing van dit artikel worden met de belastingplichtige gelijkgesteld personen die behoren tot zijn huishouden.

      12. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder woning mede verstaan: een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Huisvestingswet, alsmede de aanhorigheden van een schip of woonwagen.

      Artikel 3.17. In aftrek beperkte kosten ten behoeve van de belastingplichtige

      1. Bij het bepalen van de winst komen, onverminderd de artikelen 3.14, 3.15 en 3.16, kosten en lasten die verband houden met de volgende posten, tot het bij die posten aangegeven gedeelte in aftrek:

      a. ten behoeve van de belastingplichtige zelf:

      1°. verhuizing naar een andere woonruimte: de kosten van het overbrengen van zijn inboedel, vermeerderd met € 7750;

      2°. huisvesting buiten zijn woonplaats: gedurende ten hoogste twee jaar;

      b. tot het privé-vermogen van de belastingplichtige behorend of door hem in privé gehuurd vervoermiddel: € 0,19 per kilometer;

      c. tot het privé-vermogen van de belastingplichtige behorende of door hem in privé gehuurde bezittingen, andere dan vervoermiddelen als bedoeld in onderdeel b:

      1º. indien de bezittingen tot het privé-vermogen behoren: een gebruiksvergoeding van ten hoogste het voordeel uit sparen en beleggen dat ter zake van deze bezittingen in aanmerking wordt genomen, zonder daarbij rekening te houden met het heffingvrije vermogen bedoeld in artikel 5.5, dat kan worden toegerekend aan de periode van het gebruik van de bezitting in de onderneming, alsmede een evenredig deel van de kosten die in huurverhoudingen door de huurder plegen te worden gedragen;

      2º. indien de bezittingen in privé zijn gehuurd: een gebruiksvergoeding van ten hoogste een evenredig deel van de huurprijs dat kan worden toegerekend aan de periode van het gebruik van de bezitting in de onderneming, alsmede een evenredig deel van de kosten die in huurverhoudingen door de huurder plegen te worden gedragen.

      2. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld voor de beoordeling of in ieder geval in het kader van de onderneming is verhuisd.

      3. Indien een belastingplichtige uit meer dan een onderneming of werkzaamheid als bedoeld in afdeling 3.4 winst respectievelijk resultaat behaalt, worden de kosten en lasten van de posten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gezamenlijk bij één onderneming of werkzaamheid in aanmerking genomen.

      4. Voor de toepassing van dit artikel, behoudens het eerste lid, onderdeel c, worden met de belastingplichtige gelijkgesteld personen die behoren tot zijn huishouden.

      Artikel 3.18 [Vervallen per 01-01-2004]

      Artikel 3.19. Bijtelling privé-gebruik woning

      1. Bij het bepalen van de winst met betrekking tot een woning die de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden, anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat, wordt de waarde van de onttrekking gesteld op het bedrag in het tweede lid.

      2. De onttrekking bedraagt bij een woningwaarde van:

      meer dan maar niet meer dan op jaarbasis

      –

      € 12 500

      0,80 % van deze waarde

      € 12 500

      € 25 000

      1,00 % van deze waarde

      € 25 000

      € 50 000

      1,15 % van deze waarde

      € 50 000

      € 75 000

      1,25 % van deze waarde

      € 75 000

      € 1 040 000

      1,40 % van deze waarde

      € 1 040 000

      –

      € 14 560 vermeerderd met 1,75 % van de woningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1 040 000

      3. De woningwaarde is de volgens hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor die woning vastgestelde waarde of waarden voor het kalenderjaar van de onttrekking. Indien