Nederland

Wet op het financieel toezicht – Wft


Скачать книгу

en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking) (PbEU L 177);

      IAS-verordening: verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PbEG L 243);

      in aanmerking komende tegenpartij:

      a. bank;

      b. beheerder van een beleggingsinstelling;

      c. beheerder van een pensioenfonds of van een daarmee vergelijkbare rechtspersoon of vennootschap;

      d. beleggingsinstelling;

      e. beleggingsonderneming;

      f. nationaal of regionaal overheidslichaam of overheidslichaam die de overheidsschuld beheert;

      g. centrale bank;

      h. financiële instelling;

      i. internationale of supranationale publiekrechtelijke organisatie of daarmee vergelijkbare internationale organisatie;

      j. marketmaker;

      k. pensioenfonds of daarmee vergelijkbare rechtspersoon of vennootschap;

      l. persoon of vennootschap die voor eigen rekening handelt in grondstoffen en grondstoffenderivaten;

      m. plaatselijke onderneming;

      n. verzekeraar;

      instelling voor collectieve belegging in effecten:

      a. een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen;

      b. een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten; of

      c. een master-instelling voor collectieve belegging in effecten die ten minste twee feeder-instellingen voor collectieve belegging in effecten als deelnemer heeft en waarvan de rechten van deelneming verhandelbaar zijn en op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

      institutionele belegger:

      a. beleggingsinstelling;

      b. levensverzekeraar;

      c. pensioenfonds; of

      d. premiepensioeninstelling;

      krediet:

      a. het aan een consument ter beschikking stellen van een geldsom, ter zake waarvan de consument gehouden is een of meer betalingen te verrichten;

      b. het aan een consument verlenen van een dienst of verschaffen van het genot van een roerende zaak, financieel instrument of beleggingsobject, dan wel het aan een consument of een derde ter beschikking stellen van een geldsom ter zake van het aan die consument verlenen van een dienst of verschaffen van het genot van een roerende zaak, financieel instrument of beleggingsobject, ter zake waarvan de consument gehouden is een of meer betalingen te verrichten, met uitzondering van doorlopende dienstverlening en doorlopende levering van dezelfde soort roerende zaken, financieel instrumenten of beleggingsobjecten, waarbij de consument gehouden is in termijnen te betalen zolang de doorlopende dienstverlening of doorlopende levering plaatsvindt;

      levensverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van levensverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die levensverzekeringen;

      levensverzekering: een levensverzekering als bedoeld in artikel 975 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat de prestatie van de levensverzekeraar uitsluitend in geld geschiedt, of een natura-uitvaartverzekering als bedoeld in dit artikel;

      lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

      limietorder: een order om een financieel instrument tegen de opgegeven limietkoers of een betere koers en voor een gespecificeerde omvang te kopen of te verkopen;

      marketmaker: persoon die op de financiële markten doorlopend blijk geeft van de bereidheid voor eigen rekening te handelen door financiële instrumenten tegen door hem vastgestelde prijzen te kopen en te verkopen;

      marktexploitant: persoon die een gereglementeerde markt beheert of exploiteert;

      master-instelling voor collectieve belegging in effecten: een instelling voor collectieve belegging in effecten die:

      a. ten minste een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten onder haar deelnemers heeft;

      b. zelf geen feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten is; en

      c. niet belegt in rechten van deelneming in een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten;

      moedermaatschappij: een rechtspersoon die een of meer dochtermaatschappijen heeft als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

      moederonderneming: moederonderneming als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de richtlijn geconsolideerde jaarrekening, of een onderneming die, naar het oordeel van de Nederlandsche Bank, feitelijk een overheersende invloed op een andere onderneming uitoefent;

      multilaterale handelsfaciliteit: door een beleggingsonderneming geëxploiteerd multilateraal systeem dat meerdere koop- en verkoopintenties van derden met betrekking tot financiële instrumenten, binnen dit systeem en volgens de niet-discretionaire regels, samenbrengt op zodanige wijze dat er een overeenkomst uit voortvloeit overeenkomstig de geldende regels inzake de vergunningverlening en het doorlopende toezicht;

      natura-uitvaartverzekeraar: degene die, geen levensverzekeraar zijnde, zijn bedrijf maakt van het sluiten van natura-uitvaartverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die natura-uitvaartverzekeringen;

      natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een niet-aangewezen staat: een natura-uitvaartverzekeraar met zetel in een staat buiten Nederland die niet op grond van artikel 2:50, tweede lid, is aangewezen als staat waar toezicht op natura-uitvaartverzekeraars wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen;

      natura-uitvaartverzekering: een verzekering in verband met de verzorging van de uitvaart van een natuurlijke persoon waarbij de verzekeraar zich verbindt tot het leveren van een prestatie die niet tevens inhoudt het doen van een geldelijke uitkering;

      Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

      Nederlandse bank: bank met zetel in Nederland die voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

      Nederlandse beleggingsonderneming: beleggingsonderneming met zetel in Nederland die voor de uitoefening van haar bedrijf een vergunning heeft;

      Nederlandse EU-moederbank: moederbank met zetel in Nederland die zelf geen dochteronderneming is van een beleggingsonderneming of bank of van een financiële holding met zetel in een lidstaat;

      Nederlandse EU-moederbeleggingsonderneming: moederbeleggingsonderneming met zetel in Nederland die zelf geen dochteronderneming is van een beleggingsonderneming, bank of van een financiële holding met zetel in een lidstaat;

      Nederlandse financiële EU-moederholding: financiële holding met zetel in Nederland die geen dochteronderneming is van een beleggingsonderneming of bank of van een financiële holding met zetel in een lidstaat;

      Nederlandse herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar: herverzekeraar, levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland die voor de uitoefening van zijn bedrijf een vergunning heeft;

      Nederlandse moederbank: bank met zetel in Nederland die een beleggingsonderneming, bank of financiële instelling als dochteronderneming heeft of die een deelneming heeft in een dergelijke financiële onderneming en die zelf geen dochteronderneming is van een andere Nederlandse beleggingsonderneming, Nederlandse bank of financiële holding met zetel in Nederland;