van den mensch hebben de Pingoeïns waarschijnlijk van weinige wezens vijandschap te duchten. Nu en dan vindt misschien een vertegenwoordiger van de een of andere kleine soort zijn graf in de maag van een roofvisch, of worden grootere Pingoeïns door roofzuchtige zeevogels van hunne eieren en kleine jongen beroofd; groote verliezen ondergaan zij echter hierdoor zeer zeker niet. De mensch wordt door het voordeel, dat het vleesch, de traan en de huid hem opleveren, tot de jacht op Pingoeïns aangelokt; ruwe zeelieden richten soms uit pure moordlust een groote slachting onder hen aan.
Jong opgevangen Pingoeïns laten zich temmen en worden zeer gemeenzaam; het verzorgen en grootbrengen van deze dieren kost echter veel moeite. K. von den Steinen heeft drie jonge Koningspingoeïns opgefokt, die hij gedurende het verblijf van de Duitsche expeditie op het eiland Zuid-Georgië buit maakte. “Den 14n Mei,” schrijft Von den Steinen, “ontmoetten twee der onzen aan het strand van den Nachtigal-gletscher in Littlehafen een kleine troep van oude Koningspingoeïns met zes jongen. De jongen waren weinig minder groot dan de volwassenen, maar in vergelijking met deze dik en vet; zij zagen er uit als kleine bruine Beren. Hunne eenige veeren waren die van het stijve staartje. Zij wachtten ons onbeschroomd af, drongen echter, toen wij bij hen waren gekomen, dicht opeen; het was een komisch schouwspel hen nauw aaneengesloten telkens fier een paar pasjes zijwaarts te zien doen.” Een van deze jongen werd gevangen met het doel om de ontwikkeling van het vederenkleed na te gaan en het dier later zoo mogelijk levend naar Europa te brengen. Verscheidene weken later werden nog twee jongen levend gevangen.
“Nu bezat ik dus drie jonge Koningen. Daar zij een naam moesten hebben, gaven wij hun die van de heilige Drie Koningen uit het Oosten. De oudste heette Kaspar, van de beide nieuwe was Melchior de dikste en gemeenzaamste, Balthazar de sterkste en weerspannigste. Een matroos maakte voor hen lederen gordels; deze konden van achteren vernauwd worden en hadden gaten aan de zijden, waarin krammen waren bevestigd, dienende voor het vasthechten van een touw; dit liep langs een laag gespannen telegraaflijn, die niet meer gebruikt werd en van de sterrenwacht uitging. Zoo bij geval de begeerte om te ontvluchten in hen opkwam, werkten zij eendrachtelijk in ’t zelfde gareel en spanden, als Paarden voor een kar, die in den modder is blijven steken, al hunne krachten in om de sterrenwacht het onderste boven te trekken. Kaspar, die zeer blijde was met het gezelschap, dat wij hem gegeven hadden, kon ik uitspannen, zonder dat het in hem op kwam om weg te loopen. Het verschil in karakter van de drie lotgenooten was opmerkelijk. Vooral Balthazar beet geweldig om zich heen en sloeg hevig met de vleugels, zoodra men hem streelen wilde; Kaspar daarentegen liet zich alles welgevallen.
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.