Georg Ebers

Warda: Roman uit het oude Egypte


Скачать книгу

arme Nefert!” riep Katoeti, en zij verborg haar aangezicht met beide handen.

      »En het andere?” vroeg Nemoe somber.

      »Dat,” zeide Katoeti, »dat is… Maar ik wil kalm blijven, dood bedaard en koel. Gij kent mijn zoon. Hij is lichtzinnig, maar hij heeft mij lief en zijne zuster meer dan alles in de wereld. Dwaze die ik was! Om hem tot spaarzaamheid te bewegen, had ik hem onze benarde omstandigheden geschilderd. Toen nu die schandelijke daad door Mena was bedreven, dacht hij aan ons en onze zorgen. Zijn aandeel in den buit was gering en kon ons niet helpen. Zijne kameraden dobbelden om de gewonnen deelen; hij zette het zijne op ’t spel, om meer voor ons te winnen. Alles verloor hij, alles! Eindelijk – het is afgrijselijk, schier niet om uit te spreken – eindelijk zette hij tegenover eene ongehoorde som, altijd aan ons denkende en aan ons alleen, de mummie van zijn afgestorven vader96. Hij verloor! Lost hij dit heilig onderpand niet in vóor het einde van de derde nieuwe maan, dan wordt hij eerloos verklaard97, en de mummie valt den winner ten deel. Verachting en verbanning uit de samenleving zullen dan zijn en mijn deel zijn.”

      Katoeti drukte de handen stijf tegen het gelaat. De dwerg prevelde echter bij zichzelf: »Die speler en huichelaar!” Toen zijne meesteres wat bedaarde, zeide hij overluid: »Dat is ontzettend; maar toch is alles nog niet verloren. Hoeveel bedraagt de schuld?”

      Het klonk als een zware vloek, toen Katoeti antwoordde: »Dertig Babylonische talenten”98!

      De dwerg sprong op met een gil, als had hem een adder gebeten, en vroeg: »Wie waagde het tegen zulk een waanzinnigen inzet?”

      »Antef, de zoon van vrouw Hathor,” antwoordde Katoeti, »die reeds in Thebe het erfgoed zijns vaders heeft verspeeld.”

      »Die laat geen graankorrel van zijne vordering vallen!” riep de dwerg. »En Mena?”

      »Hoe kon mijn zoon, na al het gebeurde, zich tot hem wenden? Het arme kind smeekt mij de hulp van den stadhouder in te roepen.”

      »Van den stadhouder?” vroeg de dwerg, terwijl hij zijn groot hoofd schudde. »Onmogelijk!”

      »Ik weet hoe het met hem gesteld is; maar zijn stand, zijn naam!”

      »Meesteres!” sprak de dwerg, en in zijne woorden lag hooge ernst, »bederf de toekomst niet ter wille van het tegenwoordige. Wanneer uw zoon zijne eer verliest onder koning Ramses, kan zij hem door den toekomstigen pharao Ani teruggegeven worden! Bewijst de stadhouder u thans zulk een ongehoorden dienst, dan zal hij meenen met u afgerekend te hebben, wanneer dat werk gelukt en hij den troon beklimt. Op dit oogenblik laat hij zich geheel door u leiden, terwijl gij hem niet noodig hebt en enkel om zijnentwil voor zijne verheffing schijnt te werken. Zoodra gij nu zijne hulp inroept en hij u redt, verliest gij de vrijheid en belangeloosheid, waarin tegenover hem uw kracht is gelegen. Hij zal met te meer onwil bemerken dat gij van hem denkt partij te trekken, naarmate het hem moeielijker vallen zal zulk eene groote som in korten tijd bijeen te brengen. Gij weet toch in welke omstandigheden hij verkeert.”

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

      1

      De loop van den zonnegod werd vergeleken met die van het menschelijk leven. Als kind (Horus) ging de zon op; zij ontwikkelde zich tegen den middag tot den held Ra, voor wien de Uraeus-slang, die op zijn diadeem prijkte, streed. Aan den avond, als zij onderging, was zij een grijsaard (Tum). Het licht was ontstaan uit de duisternis, bijgevolg werd Tum voor ouder gehouden dan Horus en de andere lichtgoden.

      2

      Anubis, die met den kop van een jakhals wordt afgebeeld, is de zoon van Osiris en Nephthys. De jakhals is zijn heilig dier. In den vroegsten tijd komt hij reeds voor als god van de onderwereld. Hij ziet toe op het balsemen, bewaart de lijken, en beschermt de Nekropolis. Bovendien baant hij, als Hermes Psychopompos (Hermanubis), den weg voor de zielen. Volgens Plutarchus waakt hij voor de goden gelijk de honden voor de menschen.

      3

      Pylonen noemde men de door een poortdoorgang verbonden torens aan den ingang van een Egyptischen tempel.

      4

      Roofzuchtige Semitische stammen in het oosten van Egypte.

      5

      Een paras-chiet was iemand, die de lijken opende.

      6

      Hathor is Isis in zinnelijken vorm. Zij is de godin van den helderen lichten hemel en draagt de zonneschijf tusschen de hoornen op den koekop, of op een menschenhoofd met de ooren van eene koe. Zij wordt de godin met het schoone aangezicht genoemd en is de schenkster van elke reine levensvreugde. Later beschouwde men haar als de muze, die het leven veraangenaamt met vroolijkheid, liefde, zang en dans. Als goede fee ontmoeten wij haar bij de wieg der kinderen, om hun levenslot te bepalen. Zij draagt vele namen, en er komen verschillende, meestal zeven Hathoren voor, om de voornaamste richtingen harer goddelijke werkzaamheid te verpersoonlijken.

      7

      De groote koningin uit de 18de dynastie, voogdes van twee pharao’s.

      8

      Azië.

      9

      Door de Grieken Typhon genoemd. Hij was de vijand van Osiris, het ware, goede en reine, en vertegenwoordigde de disharmonie en onrust in de natuur. Horus, die voor zijn vader Osiris strijdt, kon hem ter aarde werpen en verminken, maar nimmer vernietigen.

      10

      Hij bestaat nog en is bekend onder den naam van den tempel van Qoernah.

      11

      Het noordelijk beeld is, als het geluidgevende Memnonsbeeld, wereldberoemd geworden.

      12

      De volgende beschrijving van eene Egyptische inrichting van onderwijs is, tot in elke bijzonderheid, ontleend aan bronnen, die uit den tijd van Ramses II en zijn opvolger Mernephtah afkomstig zijn.

      13

1

De loop van den zonnegod werd vergeleken met die van het menschelijk leven. Als kind (Horus) ging de zon op; zij ontwikkelde zich tegen den middag tot den held Ra, voor wien de Uraeus-slang, die op zijn diadeem prijkte, streed. Aan den avond, als zij onderging, was zij een grijsaard (Tum). Het licht was ontstaan uit de duisternis, bijgevolg werd Tum voor ouder gehouden dan Horus en de andere lichtgoden.

2

Anubis, die met den kop van een jakhals wordt afgebeeld, is de zoon van Osiris en Nephthys. De jakhals is zijn heilig dier. In den vroegsten tijd komt hij reeds voor als god van de onderwereld.