er ernstige gevolgen zijn voor ons allemaal.”
Lore’s glimlach vervaagde toen hij besefte hoe ernstig het was; uiteindelijk, na enkele gespannen momenten, schraapte hij zijn keel. “Volg me.”
Hij draaide zich om en liep weg; Kyle volgde hem op zijn hielen.
Kyle liep door een lange, brede gang en enkele momenten later betrad hij de enorme, open kamer. Die was gigantisch, compleet open en had een hoog, cirkelvormig plafond en een glimmende marmeren vloer. De kamer was cirkelvormig en aan de buitenkant stonden versierde zuilen en beelden op sokkels die de kamer inkeken.
Honderden vampiers stonden aan de buitenkant van de kamer, van elk mogelijk ras en geloof. Kyle wist dat ze voornamelijk huurlingen waren, allemaal net zo kwaadaardig als hij. Ze keken allemaal geduldig toe hoe de Hogeraad aan de andere kant van de kamer achter hun tafels zaten en rechtspraken. Hij voelde de spanning in de ruimte.
Kyle liep naar binnen en nam het allemaal in zich op. Het was juist om naar de Raad te gaan. Hij had kunnen proberen ze te negeren en gewoon op Caitlin te gaan jagen, maar de Raad zou informatie hebben, en zou hem veel sneller naar haar kunnen leiden. Nog belangrijker was dat hij hun officiële opdracht nodig had. Caitlin vinden was geen puur persoonlijke zaak, maar had groot belang voor het hele vampierras. Als de Raad hem steunde, en hij wist zeker dat ze dat zouden doen, zou hij niet alleen hun toestemming hebben, maar ook toegang tot hun middelen. Hij kon haar sneller doden, eerder thuis zijn en eerder klaar om deze oorlog te beëindigen.
Zonder hun toestemming zou hij gewoon een eenling zijn. Daar had Kyle geen problemen mee, maar hij wilde niet constant over zijn schouder moeten kijken: als hij zonder hun toestemming handelde, konden ze vampiers sturen om hem zelf te doden. Hij had er vertrouwen in dat hij die wel aankon, maar hij wilde er geen tijd en energie aan verspillen.
Maar als ze zijn eisen naast zich neerlegden, was hij bereid alles te doen dat nodig was om haar om te brengen.
Uiteindelijk was het niet meer dan een formaliteit in een eindeloze reeks formaliteiten. Die etiquette was het bindmiddel dat hen samenhield – maar hij irriteerde Kyle ook eindeloos.
Terwijl Kyle dieper de kamer binnenliep, keek hij naar de Raad. Ze waren precies zoals Kyle zich hen herinnerde. Aan de andere kant van de kamer zaten de twaalf rechters van de Hoge Raad op een verhoging. Ze waren gekleed in strenge, zwarte gewaden en droegen allemaal een zwarte kap die hun gezichten verborg. Kyle wist desalniettemin wat deze mannen waren. Hij had ze door de eeuwen heen vele malen gezien. Een keer, en slechts één keer, hadden ze hun kap afgedaan en hij hun lelijke, oude gezichten gezien van de vampiers die al miljoenen jaren op deze planeet rondliepen. Ze waren afschrikwekkende nachtschepsels.
Maar ze waren de Hoge Raad van zijn tijd en ze hadden hier altijd al gewoond, al sinds het Pantheon gebouwd werd. Het was een deel van hen en niemand van hun soort, zelfs Kyle niet, durfde tegen hun oordeel in te gaan. Hun krachten waren te intens en de middelen tot hun beschikking te groot. Kyle kon misschien nog wegkomen met het doden van een of twee van hen, maar het leger dat ze konden oproepen uit alle hoeken van de wereld, zou hem uiteindelijk te pakken krijgen.
De honderden vampiers in de kamer waren gekomen om de Raad hun uitspraken te zien doen en om een audiëntie af te wachten. Ze gingen altijd netjes aan de rand in de houding staan, waardoor het midden van de kamer vrij bleef. Op een person na. Altijd stond er iemand over wie geoordeeld moest worden.
Op dit moment stond er een arme ziel in zijn eentje te trillen en naar hun verhullende kappen te staten, wachtend op hun oordeel. Kyle had al eens op die plek gestaan. Het was bepaald niet prettig. Als ze de zaak waarmee je hen benaderde niets vonden, zou het kunnen dat ze je doodden waar je stond. Je ging niet zomaar naar hen toe – het was altijd een zaak van leven of dood.
“Wacht hier,” fluisterde Lore tegen Kyle, en hij ging richting de menigte. Kyle stond aan de rand en keek toe.
Kyle keek toe en zag een rechter heel licht knikken, en er verschenen twee vampiers, een van elke kant. Ze grepen allebei een arm van de persoon die tegenover de Raad stond.
“Nee! NEE!” schreeuwde hij.
Maar dat mocht niet baten. Ze sleepten hem weg, en hij worstelde en schreeuwde in de wetenschap dat hij naar zijn dood werd gesleept en dat niets dat hij zei of deed hem nog kon redden. Hij moest iets van hen hebben gevraagd dat ze niet hadden goedgekeurd, besefte Kyle terwijl de kreten van de vampier door de kamer echoden. Eindelijk ging er een deur open, werd hij naar buiten geleid en werd de deur weer achter hem dichtgeslagen. De stilte keerde terug in de ruimte.
Kyle voelde de spanning in de lucht toen de andere vampiers elkaar aankeken, bang voor het moment van hun audiëntie.
Kyle zag Lore op een bediende af stappen, dicht bij de Raad, en in zijn oren fluisteren. De bediende stapte op zijn beurt naar een rechter, knielde neer en fluisterde in zijn oor.
De rechter draaide heel licht zijn hoofd en de man wees precies naar Kyle. Zelfs van deze afstand kon Kyle voelen hoe de ogen van de rechter zich in hem boorden, verborgen onder zijn kap. Ondanks zichzelf voelde Kyle een rilling. Eindelijk was hij bij waar kwaad.
De bediende knikte, en dat was het teken voor Kyle.
Kyle baande zich een weg door de menigte en liep recht naar het midden van de lege vloer. Hij ging op de kleine cirkel in het midden van de kamer staan – de plek. Hij wist data ls hij omhoog keek, hij recht boven zijn hoofd het gat in het plafond, het oog, zou zien. Overdag kwam er een straal zonlicht doorheen; nu, na zonsondergang, was het licht erg zwak. De ruimte werd hoofdzakelijk verlicht door toortsen.
Kyle knielde en boog, wachtend tot zij hem zouden aanspreken, zoals het hoorde volgens de vampieretiquette.
“Kyle van het Zwarttijverbond,” kondigde een rechter langzaam aan. “Je bent moedig dat je ons onaangekondigd benadert. Als je verzoek niet onze goedkeuring krijgt, weet je dat je de doodstraf riskeert.”
Het was geen vraag, maar een constatering. Kyle kende de gevolgen. Maar hij was niet bang voor de uitkomst.
“Ik ben op de hoogte, meester,” zei Kyle simpelweg, en hij wachtte.
Uiteindelijk, na een kort overleg, klonk de volgende aankondiging: “Spreek dan. Wat verzoek je van ons?”
“Ik kom uit een andere tijd. Tweehonderd jaar in de toekomst.”
Er ontstond een luid rumoer in de kamer. Een bediende sloeg drie keer met zijn staf tegen de grond en riep: “Stilte!”
Eindelijk werd de ruimte weer stil.
Kyle ging verder. “Ik reis niet lichtvaardig door de tijd, zoals niemand van ons dat zomaar doet. Er was een noodgeval. In de tijd waarin ik leef komt er een oorlog – een glorieuze vampieroorlog. Het begin in New York en zal zich van daaruit verspreiden. Het is de vampier-Apocalyps waar we altijd al van hebben gedroomd. Onze soort zal eindelijk overwinnen. We zullen de hele mensheid uitroeien of tot slaaf maken. Ook de goedaardige vampierverbonden gaan eraan, iedereen die ons in de weg staat. Dit weet ik omdat ik de leider van die oorlog ben.”
Opnieuw ontstond er een luid rumoer, en opnieuw werd de staf op de grond geslagen.
“Maar mijn oorlog is nog niet voorbij,” riep Kyle boven het lawaai uit. “Er is nog slechts één doorn in mijn zij, één persoon die alles kan verpesten dat we hebben bereikt en die deze glorieuze toekomst voor ons kan verpesten. Ze heeft een speciale afstamming en is teruggereisd in de tijd, waarschijnlijk om aan mij te ontsnappen. Ik ben hierheen gekomen om haar te vinden en haar voor eens en altijd te doden. Tot ik dat doe, blijft de toekomst voor ons allen onzeker.
Ik sta hier vandaag voor jullie om toestemming te vragen haar te doden, in jullie tijd en domein. Ik zou ook graag jullie hulp bij het zoeken.”
Kyle boog zijn hoofd opnieuw en wachtte. Zijn hart klopte sneller terwijl hij hun oordeel afwachtte. Natuurlijk zou het in hun eigen belang zijn om hem te helpen, en hij zag geen reden waarom ze het niet zouden doen. Maar toch, deze wezens leefden al miljoenen jaren, waren zelfs nog ouder dan hij, en ze waren volledig onvoorspelbaar. Hij wist nooit wat hun doelen nu eigenlijk waren, en hun oordelen leken altijd net zo willekeurig als de wind.
Hij wachtte in de zware stilte.
Eindelijk