zijn mannen gingen schreeuwend in de richting van de ingang van het kasteel, terwijl de wachtposten in het gelid sprongen
Sam sloeg zijn arm over Caitlin's schouder en Caleb de zijne over die van Polly en ze stapten allemaal samen naar de ingang van het kasteel. Caitlin wist dat ze het niet moest doen, maar ondanks zichzelf, hoopte ze opnieuw dat ze deze keer een blijvende thuis hadden gevonden, een plaats waar ze allemaal voor altijd in vrede konden leven.
HOOFDSTUK ZES
Het was het warmste en meest luxueuze welkom dat Caitlin zich kon inbeelden. Hun aankomst was één lang feest geweest. Ze stoten op het ene coven lid na het andere en ze zag gezichten die ze in een eeuwigheid niet had gezien: Barbara, Cain en vele anderen. Ze zaten allemaal te lunchen aan een enorme bankettafel in het warme, stenen kasteel, met huiden onder hun voeten en toortsen langs de muren terwijl het haardvuur vlamde en de honden overal rondliepen. De ruimte voelde warm en gezellig aan en Caitlin realiseerde zich dat het koud was buiten. Het was eind oktober, zo was haar verteld. 1350. Caitlin kon het niet geloven. Ze was bijna zevenhonderd jaar verwijderd van de eenentwintigste eeuw.
Ze had altijd geprobeerd om zich voor te stellen hoe het leven er zou uitzien in deze tijd, de tijd van de ridders, van harnassen en kastelen, maar ze het zich nooit voorgesteld als dit. Ondanks het sterke contrast met de omgeving en het gebrek aan grote steden of gemeenten, waren de mensen toch zeer warm, intelligent en menselijk. İn de meeste gevallen verschilden ze zelfs weinig van de mensen uit haar tijd.
Caitlin voelde zich zeer goed thuis op deze plaats en in deze tijd. Ze had uren doorgebracht met Sam en Polly, luisterend naar hun verhalen, hun versie van wat er was gebeurd daar in Engeland. Ze was geschokt om te horen wat er was gebeurd tussen Sergei en Polly en ze was zo fier op Sam omdat hij haar had gered.
En gedurende de ganse nacht merkte ze ongewild dat Sam nauwelijks zijn ogen kon afhouden van Polly. Als zijn grote zuster voelde ze dat er in hem een grote verandering had plaatsgevonden. Hij leek eindelijk meer volwassen en voor de allereerste keer echt en tot over zijn oren verliefd.
Maar Polly leek deze keer een beetje meer ontwijkend. Het was moeilijker voor Caitlin om een juist gevoel te krijgen van waar zij stond en over haar gevoelens voor Sam. Misschien was dit omdat Polly meer op haar hoede was. Of misschien was het omdat Polly deze keer echt om hem gaf. Caitlin kon diep vanbinnen voelen dat Sam alles voor haar betekende en dat ze extra voorzichtig was om haar gevoelens te tonen om niet alles te verknoeien. Caitlin merkte dat Polly nu en dan, wanneer Sam niet keek, een korte blik op hem wierp. Maar dan sloeg ze snel haar ogen neer zodat Sam haar niet kon betrappen terwijl ze keek.
Caitlin voelde zonder twijfel dat haar broer en haar beste vriendin op het punt stonden een koppel te vormen. Het idee maakte haar blij. En ze vond het grappig dat ze beiden nog steeds ontkenden wat er tussen hen gebeurde en dat ze zelfs deden alsof er niets aan de hand was.
De tafel was ook gevuld met nieuwe menselijke vrienden en Caitlin ontmoette zoveel mensen waar ze zich verbonden mee voelde. Ze waren allemaal krijgers. De koning zat aan het hoofd van de tafel, omringd door tientallen ridders. Gedurende de ganse namiddag zongen ze allemaal drinkliederen en ze lachten luid terwijl ze oorlogs- en jachtverhalen vertelden. Caitlin kon merken dat deze Schotse mensen warm en gastvrij waren, dat ze van drinken hielden en dat ze fantastische vertellers waren. En tegelijk waren ze zeer nobel en fier, en grote krijgers.
De maaltijd en de verhalen bleven uren duren terwijl de lunch zich uitstrekte tot in de namiddag. Toortsen doofden uit en werden opnieuw aangestoken. Tientallen nieuwe houtblokken werden in de massieve stenen haard gegooid en enorme wijnvaten werden aangerold. Uiteindelijk vielen alle honden oververmoeid in slaap op de huiden. Scarlet viel ook in slaap op Caitlins schoot terwijl Ruth zich naast haar opkrulde. Ruth was zeer goed gevoederd door Scarlet, die voor een ononderbroken aanvoer van vlees had gezorgd. Een dozijn honden zat bedelend rond de tafel, maar ze waren allemaal verstandig genoeg om uit de buurt van Ruth te blijven. En Ruth die voldaan was, leek ook niet geïnteresseerd om het bij hen te verknoeien.
Sommige krijgers waren uitgeput door het vele eten en drinkenen vielen uiteindelijk ook in slaap op de huiden. Caitlin voelde zich ook wegglijden, haar gedachten in andere tijden, op andere plaatsen en bij andere dingen. Ze begon zich af te vragen wat haar volgende aanwijzing zou zijn, of haar vader in deze plaats en tijd zou zijn en waar haar volgende reis haar zou brengen. Haar ogen begonnen zich te sluiten toen ze plots haar naam hoorde.
Het was de koning, McCleod, die haar aansprak boven het geroezemoes.
“En wat denk je, Caitlin?” vroeg hij opnieuw.
En op dat moment begon de levendige tafel langzaam te verstillen. De mensen draaiden zich en keken haar kant uit.
Caitlin voelde zich verlegen omdat ze niet naar het gesprek had geluisterd. De koning keek naar haar alsof hij op een antwoord wachtte. Ten slotte schraapte hij zijn keel.
“Wat denk jij van de Heilige Graal?” vroeg hij opnieuw.
De Heilige Graal? vroeg Caitlin zich verwonderd af. Was het dat waarover ze gepraat hadden?
Ze had geen flauw idee. Ze had helemaal niet aan de Heilige Graal gedacht. Ze wenste nu dat ze naar hun gesprek had geluisterd. Ze probeerde zich te herinneren wat het was en dacht terug aan de sprookjes uit haar kindertijd, aan de mythes en legendes. Aan de verhalen van Koning Arthur. Excalibur. De Heilige Graal...
Langzaam kwam het bij haar terug. Als ze het zich goed herinnerde, zou de Heilige Graal een kelk of een beker zijn, die naar verluidt een speciale vloeistof bevatte... Ja, nu herinnerde ze het zich opnieuw. Sommige mensen beweerden dat de Heilige Graal het bloed van Christus bevatte en dat het drinken daarvan je onsterfelijk zou maken. Als ze zich het goed herinnerde hadden de ridders er honderden jaren naar gezocht en hadden ze, om hem te vinden, hun leven gewaagd tot aan de uiteinden van de aarde en niemand had hem ooit gevonden.
“Denk je dat hij ooit zal gevonden worden?” vroeg McCleod opnieuw.
Caitlin schraapte haar keel en de hele tafel keek naar haar en wachtte op een antwoord.
“Umm...” begon ze, “Ik heb er eigenlijk nog niet over nagedacht,” antwoordde ze. “Maar als hij echt bestaat... dan zie ik niet in waarom hij niet zou kunnen worden gevonden.”
Er was een gemompel van goedkeuring rond de tafel.
“Zie je,” zei McCleod tegen een van zijn ridders. “Ze is een optimist. Ik denk ook dat hij zal gevonden worden.”
“Oudewijvenpraat,” zei de ridder.
“En wat zal je doen als je ze vindt?” vroeg een andere ridder. “Dat is de echte vraag.”
“Waarom zou ik mij onsterfelijk maken?” antwoordde de koning, hartelijk lachend.
“Je hebt de Heilige Graal daarvoor niet nodig,” zei een andere ridder. “Al wat je nodig hebt, is te worden veranderd.”
Een gespannen stilte viel rond de tafel. Het was duidelijk dat deze ridder te veel had gezegd, dat hij een grens had overgeschreven en iets wat taboe was had vermeld. Hij boog zijn hoofd in schaamte en erkende zo zijn fout.
Caitlin zag McCleod's plotse, donkere blik en op dat moment besefte ze dat hij wanhopig veranderd wilde worden. En dat hij het Aiden's coven zwaar aanrekende dat ze hem niet tegemoetkwamen daarin. Het was duidelijk dat deze ridder een heikel punt had opgeworpen, het enige punt van spanning tussen beide rassen.
“En hoe voelt het eigenlijk?” vroeg de koning luidop, de vraag rechtstreeks aan Caitlin gericht om een of andere reden. “Onsterfelijkheid?”
Caitlin vroeg zich af waarom hij van alle vampiers in de kamer het juist aan haar had gevraagd,. Kon hij niet iemand anders hebben uitgekozen?
Ze dacht erover na. Hoe was het? Wat kon ze mogelijk antwoorden? Aan de ene kant hield ze van haar onsterfelijkheid en om in al die periodes en plaatsen te leven en haar familie en vrienden telkens opnieuw in een nieuwe tijd en op een nieuwe plaats te zien. Aan de andere kant, was er een deel van haar dat verlangde naar een eenvoudig leven,