FEIT:
In Salem in 1692 ervoeren twaalf tienermeisjes, ook bekend als “de gekwelden”, een mysterieuze ziekte die hen hysterisch maakte en ervoor zorgde dat zij onafhankelijk van elkaar uitschreeuwden dat plaatselijke heksen hen martelden. Dit leidde tot de heksenprocessen van Salem.
De mysterieuze ziekte die deze tienermeisjes overviel is tot op de dag van vandaag onverklaard gebleven.
EEN
De Hudsonvallei, New York
(Het heden)
Voor het eerst in weken voelde Caitlin Paine zich ontspannen. Ze zat comfortabel op de vloer van de kleine schuur, leunde tegen een hooibaal en ademde uit. Er brandde een klein vuurtje in de stenen haard op ongeveer drie meter afstand; ze had er net een nieuw houtblok ingelegd en voelde zich gerustgesteld door het geluid van brandend hout. Maart was nog niet voorbij, en vanavond was het erg koud. Het raam aan de andere kant gaf haar uitzicht op de nachtelijke hemel, en ze zag dat het nog steeds sneeuwde.
De schuur was slecht geïsoleerd, maar ze zat dicht genoeg bij het vuur om de ergste kou te verjagen. Ze voelde zich erg op haar gemak, en voelde haar oogleden zwaar worden. De geur van het vuur hing sterk in de schuur, en toen ze achterover ging liggen voelde ze hoe de spanning uit haar schouders en benen trok.
Natuurlijk wist ze dat de ware reden voor dat vredige gevoel niet het vuur of hooi, of zelfs maar de beschutting van de schuur was. Het kwam door hem, Caleb. Ze staarde naar hem.
Hij leunde tegenover haar achterover, ongeveer vijf meter van haar vandaan, en lag volmaakt stil. Hij sliep, en zij greep de kans om zijn gezicht te bestuderen, zijn perfecte gelaatstrekken, zijn bleke, doorschijnende huid. Ze had nog nooit zulke perfect gevormde gelaatstrekken gezien. Het was onwerkelijk, alsof ze naar een beeld staarde. Ze kon zich niet voorstellen hoe hij erin geslaagd was om 3.000 jaar te leven. Zij zag er met haar 18 jaar al ouder uit dan hij.
Maar er was meer dan zijn gezicht. Er ging iets van hem uit, een subtiele energie die hij uitstraalde. Een groot aura van vrede. Wanneer ze bij hem in de buurt was, wist ze dat alles goed zou komen.
Ze was gewoon blij dat hij er nog was, nog steeds bij haar. Ze stond zichzelf toe te hopen dat ze ook samen zouden blijven. Maar terwijl ze dit dacht, vermaande ze zichzelf, want ze wist dat ze zich zo in de problemen stortte. Ze wist dat mannen als hij geen bindingen aangingen. Zo waren ze nou eenmaal niet ingesteld.
Caleb sliep zo volmaakt, met zulke zachte ademhalingen, dat ze nauwelijks kon zeggen of hij wel sliep. Hij was eerder weggegaan, om zich te voeden, zei hij. Hij was meer ontspannen teruggekeerd, en had een stapel hout bij zich en had een manier gevonden om de deur af te sluiten om de sneeuwachtige tocht buiten te houden. Hij had de haard aangestoken en nu hij sliep, hield zij hem brandend.
Ze reikte omhoog en nam nog een slokje uit haar glas rode wijn, en ze voelde hoe de warme vloeistof haar ontspande. Ze had de fles in een verborgen kist gevonden, onder een stapel hooi; ze had zich plotseling herinnerd dat haar kleine broertje Sam hem daar maanden geleden in een opwelling had verstopt. Ze dronk nooit, maar ze zag geen probleem met een paar slokjes, vooral na wat ze allemaal mee had gemaakt.
Haar dagboek lag open op haar schoot. En ze hield een pen in de ene hand en het glas in de andere. Het lag al 20 minuten open. Ze had geen idee waar ze moest beginnen. Ze had nog nooit moeite gehad met schrijven, maar deze keer was het anders. De gebeurtenissen van de laatste paar dagen waren te dramatisch geweest, te moeilijk te verwerken. Dit was de eerste keer dat ze stil zat en zich ontspannen voelde. De eerste keer dat ze zich zelfs maar vaagjes veilig voelde.
Ze besloot dat het het beste was om bij het begin te beginnen. Wat er was gebeurd. Waarom ze hier was. Zelfs wie ze was. Ze moest het verwerken. Ze wist niet eens zeker of ze de antwoorden op die vragen zelf wist.
*
Tot vorige week was mijn leven normaal. Ik begon Oakville zelfs leuk te vinden. Toen stormde mijn moeder op een dag binnen en zei ze dat we gingen verhuizen. Alweer. Mijn leven draaide zich compleet om, zoals altijd in haar buurt.
Deze keer was het erger. Dit was niet weer een rustige buitenwijk. Het was New York. De stad. Openbare scholen en een leven vol beton. En een gevaarlijke buurt.
Sam was ook kwaad. We bespraken het om niet mee te gaan, om weg te lopen. Maar in werkelijkheid konden we nergens anders heen.
Dus we gingen mee. We zwoeren allebei in het geheim dat we weg zouden gaan als het ons niet beviel. We zouden een andere plek vinden. Waar van ook. Misschien konden we zelfs onze vader opsporen, hoewel we allebei wisten dat dat niet ging gebeuren.
En toen gebeurde er enorm veel. Zo snel. Mijn lichaam… sloeg om. Veranderde. Ik weet nog steeds niet wat er gebeurde, of wie ik ben geworden. Maar ik weet wel dat ik niet meer dezelfde persoon ben.
Ik herinner me de avond dat het begon precies. Carnegie Hall. Mijn date met Jonah. En toen…pauze. Ik…Voedde mezelf? Vermoordde iemand? Dat kan ik me nog steeds niet herinneren. Ik weet alleen wat ze me vertelden. Ik weet dat ik die avond iets heb gedaan, maar het is allemaal een waas. Wat ik ook heb gedaan, ik zit er nog steeds mee in mijn maag. Ik zou nooit iemand kwaad doen.
De volgende dag voelde ik de veranderingen in mezelf. Ik werd zeker sterker, sneller en gevoeliger voor licht. Ik rook ook dingen. Dieren gedroegen zich vreemd in mijn buurt, en ik voelde dat ik mezelf ook raar gedroeg in hun buurt.
En dan was er dat met mijn moeder. Ze vertelde me dat ze niet mijn echte moeder was, en werd toen vermoord door die vampiers, die achter mij aanzaten. Ik zou haar nooit zo hebben willen zien. Het voelt nog steeds alsof het mijn schuld is. Maar zoals met alles, kan ik mezelf niet zo laten denken. Ik moet me concentreren op wat voor me ligt, op wat ik kan beheersen.
Ik werd betrapt. Die verschrikkelijke vampiers. En toen kwam mijn ontsnapping. Caleb. Zonder hem zouden ze me zeker gedood hebben. Of erger.
Calebs verbond. Zijn volk dat zo anders was. Maar nog steeds vampiers. Territoriaal, jaloers, wantrouwend.