Морган Райс

Een Smidsvuur van Moed


Скачать книгу

met vuren. Er hingen enorme stofwolken in de lucht, en de griezelige stilte werd alleen verstoord door het kreunen van de gewonden om haar heen. Ze keek om en zag Marco naast zich die het uitschreeuwde terwijl hij probeerde het lichaam van één van zijn vrienden onder het puin vandaan te trekken. Dierdre keek naar beneden en zag dat de jongen al dood was, verpletterd onder de muur van wat ooit een tempel was geweest.

      Ze herinnerde zich haar meisjes en draaide zich om, en was er kapot van toen ze zag dat meerdere van hen ook verpletterd waren. Drie van hen hadden het overleefd, en waren nu bezig om anderen te helpen.

      Het geschreeuw van de Pandesianen, die te voet het strand op kwamen, rees op. Dierdre dacht aan het aanbod van haar vader, en wist dat zijn mannen haar nog steeds hiervandaan zouden kunnen krijgen. Ze wist dat hier blijven haar dood zou betekenen—maar dat was wat ze wilde. Ze zou niet vluchten.

      Haar vader stond naast haar, een snee op zijn voorhoofd. Hij rees op uit het puin, trok zijn zwaard, en leidde zijn mannen onbevreesd het strand op. Trots besefte ze dat hij op weg was om de vijand te ontmoeten. Het zou nu een gevecht te voet worden. Honderden mannen verzamelden zich en stormden met zoveel onbevreesdheid naar voren dat het haar vulde met trots.

      Ze ging hem achterna. Ze trok haar zwaard en beklom de enorme rotsen die voor haar lagen, klaar om aan zijn zijde te vechten. Ze krabbelde naar de top en stopte, verbijsterd door wat ze voor zich zag. Duizenden Pandesiaanse soldaten in gele en blauwe wapenrustingen vulden het strand en stormden op de berg puin af. Deze mannen waren goed getraind, goed bewapend en goed uitgerust—in tegenstelling tot de mannen van haar vader, die slechts met een paar honderd waren. Zij hadden zelfgemaakte wapens en veel van hen waren nu al gewond.

      Het zou een slachtpartij worden.

      Toch wilde haar vader niet omkeren. Ze was nog nooit zo trots op hem geweest als op dat moment. Daar stond hij, zo trots, met zijn mannen om zich heen. Ze waren allemaal klaar om naar beneden te stormen en de vijand te ontmoeten, ondanks het feit dat het een zekere dood betekende. Voor haar was het de belichaming van moed.

      Voor hij afdaalde draaide hij zich om en keek Dierdre vol liefde aan. Er was een vaarwel in zijn ogen, alsof hij wist dat hij haar nooit meer zou zien. Dierdre begreep het niet—ze had haar zwaard in haar handen, en stond klaar om samen met hem aan te vallen. Waarom zou hij nu dan afscheid van haar nemen?

      Ineens voelde ze hoe ze door sterke handen werd vastgegrepen en naar achteren werd getrokken. Ze draaide zich om en voelde hoe ze door twee van haar vaders vertrouwde commandanten werd vastgegrepen. Een groep van zijn mannen greep haar drie overgebleven meisjes, en Marco en zijn vrienden. Ze worstelde en protesteerde, maar het was zinloos.

      “Laat me gaan!” schreeuwde ze.

      Ze negeerden haar protesten en sleepten haar mee. Dit was duidelijk op bevel van haar vader. Ze ving nog een laatste glimp van haar vader op voor hij zijn mannen met een luide strijdkreet de berg puin afleidde.

      “Vader!” schreeuwde ze.

      Ze voelde zich verscheurd. Net toen ze weer bewondering had voor de vader waar ze zo van hield, werd hij haar weer afgenomen. Ze wilde wanhopig graag bij hem zijn. Maar hij was al weg.

      Dierdre werd in een kleine boot gegooid en de mannen begonnen onmiddellijk te roeien, weg van de zee. De boot baande zich een weg door de kanalen, richting een geheime doorgang in één van de muren. Voor hen doemde een laag stenen gewelf op, en Dierdre zag meteen waar ze heen gingen: de ondergrondse rivier. Er liep een stevige stroming aan de andere kant van die muur, een stroming die hen ver bij de stad vandaan zou brengen. Ze zou ergens vele kilometers hier vandaan boven komen, veilig en wel.

      Haar meisjes keken haar aan, alsof ze zich afvroegen wat ze moesten doen. Dierdre nam een besluit. Ze deed alsof ze met het plan akkoord ging, zodat ze allemaal zouden gaan. Ze wilden dat ze allemaal zouden ontsnappen, dat ze in veiligheid werden gebracht.

      Dierdre wachtte tot het laatste moment, en precies op het moment dat ze door de opening voeren, sprong ze van de boot het kanaal in. Marco, zag ze tot haar verrassing, had haar gezien en was ook gesprongen. Ze bleven achter in het kanaal.

      “Dierdre!” schreeuwden haar vaders mannen.

      Ze wilden haar uit het water trekken—maar het was al te laat. Ze had het perfect getimed, en de boot werd al meegevoerd door de kolkende stroming.

      Dierdre en Marco zwommen snel naar een verlaten boot toe en klommen aan boord. Ze staarden elkaar aan, drijfnat, hijgend, uitgeput.

      Dierdre draaide zich om en keek naar waar ze vandaan gekomen was, het hart van Ur, waar ze van haar vader was gescheiden. Daar zou ze heen gaan, daar en nergens anders heen, zelfs al zou het haar dood betekenen.

      HOOFDSTUK DRIE

      Merk stond bij de ingang van de geheime kamer, op de bovenste verdieping van de Toren van Ur. Pult, de verrader, lag dood aan zijn voeten. Merk staarde in het verblindende licht. De deur stond open, en hij kon niet geloven wat hij zag.

      Hier was hij dan, de geheime kamer, op de best bewaakte verdieping, de kamer die ontworpen was voor het Zwaard van Vlammen. In de deur en in de muren stond het insigne van het zwaard gegraveerd. Het was deze kamer, alleen deze kamer, waaruit de verrader het meest heilige relikwie van het koninkrijk had willen stelen. Als Merk hem niet had betrapt, wie weet waar het Zwaard nu dan geweest zou zijn?

      Terwijl Merk de ruimte in staarde, die gladde, cirkelvormige stenen muren had, en hij in het licht keek, begon hij in het midden een gouden platform te onderscheiden. Er stond een brandende fakkel onder en daarboven een stalen frame, duidelijk ontworpen voor het Zwaard. En toch begreep hij niet wat hij zag.

      Het frame was leeg.

      Hij knipperde met zijn ogen en probeerde het te begrijpen. Had de dief het zwaard al gestolen? Nee, de man lag dood aan zijn voeten. Dat kon slechts één ding betekenen.

      Deze toren, de heilige Toren van Ur, was een lokmiddel. Alles—de ruimte, de toren—alles was een lokmiddel. Het Zwaard van Vlammen lag hier niet. Het had hier nooit gelegen.

      Maar als het hier niet lag, waar lag het dan?

      Merk stond daar vol afschuw, verstijfd. Hij dacht terug aan alle legendes omtrent het Zwaard van Vlammen. Hij herinnerde zich dat er over twee torens werd gesproken, de Toren van Ur in de noordwestelijke uithoek van het koninkrijk, en de Toren van Kos in de zuidoostelijke hoek. Ze waren beiden aan weerszijden van het koninkrijk geplaatst en hielden elkaar in balans. Hij wist dat het Zwaard in één van de twee torens moest liggen. En toch was Merk er altijd vanuit gegaan dat deze toren, de Toren van Ur, de toren was waar het lag. Iedereen in het koninkrijk ging daar van uit; iedereen rees alleen af naar deze toren, en de legendes wezen ook naar Ur. Tenslotte lag Ur op het vasteland, vlak bij de hoofdstad, vlak bij een grote, eeuwenoude stad—terwijl Kos aan het eind van de Duivelsvinger lag, op een afgelegen, onbelangrijke locatie, ver bij alles vandaan.

      Het moest in Kos zijn.

      Terwijl Merk daar stond begon het langzaam tot hem door te dringen: hij was de enige in het koninkrijk die de ware locatie van het Zwaard kende. Merk wist niet wat voor geheimen en schatten de Toren van Ur verborgen hield, maar hij wist zeker dat het Zwaard van Vlammen er niet bij zat. Hij voelde zich terneergeslagen. Hij had geleerd wat hij niet had mogen leren: dat hij en de andere soldaten hier niets bewaakten. Het was een kennis die de Wachters niet mochten bezitten—want het zou hen natuurlijk demoraliseren. Wie wilde er nu een lege toren bewaken?

      Nu Merk de waarheid kende voelde hij een brandend verlangen om deze plek te verlaten, naar Kos te vertrekken en het Zwaard te beschermen. Waarom zou hij hier blijven en lege muren bewaken?

      Merk was een simpele man, en hij had nergens meer een hekel aan dan aan raadsels. Deze hele situatie gaf hem een enorme koppijn en riep alleen maar meer vragen bij hem op. Wie zou er nog meer van kunnen weten? vroeg Merk zich af. De Wachters? Er zouden er toch zeker een paar moeten zijn die het wisten. Maar als ze het wisten, hoe konden ze dan de discipline opbrengen om hun hele leven een lokmiddel te bewaken? Was dat allemaal deel van hun training? Van hun heilige taak?

      Wat