Christiaan Thierens

Wij, weekdieren op drift


Скачать книгу

tion>

      

      Inhoud

       Colofon 2

       Hoofdstuk 1 3

       Hoofdstuk 2 35

       Hoofdstuk 3 71

       Hoofdstuk 4 111

       Hoofdstuk 5 162

       Hoofdstuk 6 189

       Hoofdstuk 7 219

       Hoofdstuk 8 280

       Hoofdstuk 9 305

       Hoofdstuk 10 329

       Hoofdstuk 11 359

       Hoofdstuk 12 (Ten Slotte) 390

      Colofon

      Alle rechten op verspreiding, met inbegrip van film, broadcast, fotomechanische weergave, geluidsopnames, electronische gegevensdragers, uittreksels & reproductie, zijn voorbehouden.

      © 2022 novum publishing

      ISBN drukuitgave: 978-3-99107-848-7

      ISBN e-book: 978-3-99107-849-4

      Lectoraat: Ine van Gerwe

      Vormgeving omslag: C. Thierens, Dmitry Laudin | Dreamstime.com

      Omslagfoto, lay-out & zetting: novum publishing

       www.novumpublishing.nl

      Hoofdstuk 1

      QUENTIN lag languit op de sofa te vertellen van de jonge mannen die hij al gehad had en de jonge mannen die hij nog had willen hebben. Het licht van een grote, groene spot viel op zijn gezicht. Het gaf hem iets demonisch, alsof hij uit een andere wereld kwam, alsof hij er niet werkelijk bij lag.

      Ik weet niet of hij zich nog van mijn aanwezigheid bewust was. Ik zat op een afstand, aan tafel. Ik had mijn naaiwerk meegebracht voor het geval ik mij zou vervelen, maar ik verveelde mij niet, want Quentin had een mededeelzame avond en alles wat hij vertelde, interesseerde mij.

      Dat hij zo spraakzaam was en zo openhartig, was niets ongewoons, maar het lag toch niet in zijn aard. Meestal liet hij geen woord los over de dingen die zich in zijn hoofd en in zijn hart afspeelden; en dan kwam er plots toch een moment dat hij begon te vertellen over alles en allen, in het begin zelfs eerder chaotisch. Het was ook geen echt vertellen, het was meer een hardop dromen, een gesprek met zichzelf. Ik vroeg mij soms af of hij dit ook durfde te doen als hij het zonder mijn gezelschap moest stellen en hij helemaal alleen op zijn kamers was. Ik veronderstel van niet, want niet iedereen is zo vol begrip en vol goede wil als ik.

      Hoe het precies met onze betrekkingen gesteld was, is moeilijk te zeggen. Het is waar dat ik even verliefd was geweest op Quentin. Ik had hem leren kennen op school, ik had hem van het begin af bewonderd en graag gemogen. Mijn vrienden en vriendinnen zegden dat het goed zichtbaar was dat ik hem graag had, en ik wil dat niet tegenspreken. Maar zodra wij de school verlaten hadden en elkaar beter leerden kennen, wist ik dat ik niet verliefd mocht zijn omdat hij voor de jongens was. Hij vertelde mij dat zonder omwegen. Hij schaamde zich helemaal niet over die trek, het was geen probleem voor hem. Ik geloof dat juist daardoor onze vriendschap zo hecht was. Wij waren als twee gezusters uit Tsjechov, of als twee vriendinnen uit een Frans magazine. En iedereen die hem of mij onvoldoende kende, verwonderde zich erover dat wij niet trouwden, of zelfs niet vrijden. Och, er waren zelfs bekenden die alles wisten en desondanks die opties openhielden. Want je wist toch nooit. Vroeg of laat … Terwijl wij intussen toch samen de kaap van vijfentwintig jaar overschreden hadden en onszelf rijpe twintigers mochten noemen.

      Quentin had het over zijn jongens, en als hij daarover begon dan werd het altijd een lang en onsamenhangend verhaal. Ik wist dat. Ik wist wat er allemaal zou komen, want het was niet de eerste keer dat hij over hen vertelde. Maar ik aanhoorde het graag, omdat het mij meesleepte in een wereld die ik niet kende, de wereld van mijn enige en echte vriend – en omdat ik zelf van mooie mannen hield.

      “Weet je, Prudence, dat hij mijn allereerste vriendje was? Jamie, de grootste rekel van de klas, met zijn donkere ponykapsel. Jij zat naast hem op de bank, en ik zat achter jullie. Urenlang heb ik gekeken naar zijn gave, naakte hals – urenlang heb ik zijn jonge, volmaakte schouders met mijn ogen betast. Er waren dagen dat ik mij slechts met moeite kon beheersen. Om eerlijk te zijn, ik wilde toen niets liever dan gewoon mijn hand op zijn schouder leggen en zijn hals éven kussen, terwijl ik dan zijn warme adem in mijn oor zou voelen … Maar ik moest mij beheersen, met al die anderen rondom ons en de leraar vooraan, en jij, Prudence, natuurlijk naast hem.

      “Ik geef het toe: ik ben toch zo vaak jaloers op jou geweest. Jij mocht een heel jaar naast hem zitten, jij mocht hem plagen, jij kon hem af en toe iets toefluisteren of iets vragen. En ik moest gelaten achter jullie zitten, naast die François, de zoon van een slager, en die altijd stonk naar knoflook en sigaretten … Want ik rookte toen nog niet.

      “Weet je nog hoe Jamie op een vrijdagochtend tussen twee lessen in plots van zijn bank opsprong alsof hij door een pofadder gebeten was? Na Maatschappelijke Vorming? Dat was dank zij mij: ik was onder de bank gekropen en ik had hem heel geniepig in de lende geknepen, zo heel gemeen en schofterig, maar vooral pijnlijk, met duim en wijsvinger. Gewoon omdat ik het niet meer kon uithouden. Omdat ik iets moest doen, al besefte ik helemaal niet wat ik deed. Hij vond het grappig, ik vermoed zelfs dat hij het graag had. Ja, er was zeker iets tussen ons, en het was zo veelbelovend. Maar onbereikbaar, en onmogelijk. Zoals het krieken van de dag in de zomer, als de nevel van de dageraad nog over de frisse velden hangt en in het niets verdwijnt zodra je erheen stapt … Jamie was zo’n heerlijke jongen, zelfs alleen om te bekijken en te bewonderen … Hoewel er zeker dagen waren dat ik méér wilde, uiteraard. Ik lieg daar niet over.”

      Ik herinnerde mij die Jamie nauwelijks, ook al had hij een jaar lang naast mij gezeten. Het was iemand geweest die niet veel zei en die op het schoolplein altijd (onder andere) het gezelschap van Quentin opzocht, vreemd genoeg. Een mooie, rare jongen. Niet mijn favoriete nummer één, niet de top, misschien wel mijn nummer drie of vier. Maar zo waren er wel meer op die leeftijd.

      “Heb je dan dat jaar niet méér gedaan dan gekeken en gepraat, Quentin?”

      “Klopt, ik heb alleen gekeken en gepraat. Ik wilde wel meer en ik heb hem dat ook gezegd. Ik heb het ook geprobeerd, ja. Maar hij wilde het niet. Ik mocht hem wel aanraken, zei hij, maar als hij zei dat het genoeg was, dan was het genoeg. Ik mocht niet te ver gaan. Weet je dat ik hem zelfs nooit heb gekust?”

      “Dat lijkt mij normaal. Je wist immers niet wat of wie hem aantrok. Trouwens, wist hij wel degelijk wat je wilde? Ik bedoel, wist hij dat je verliefd op hem was?”

      “Toch wel. Ik heb het hem meermaals gezegd. Maar ik geloof niet dat hij het begreep.”

      “Dat kon toch niet moeilijk zijn? Veel begrijpen komt er volgens mij niet bij kijken.”

      Quentin wilde er nog iets aan toevoegen, maar hij hield zijn woorden voor zich. Waarschijnlijk droomde hij nog door over zijn eerste vriendje en over