Морган Райс

Rebel, Gevangene, Prinses


Скачать книгу

“Je jongere broer? Sartes? Hij is nu in dienst van het leger. Ik heb ervoor gezorgd dat de soldaten hem niet oversloegen alleen omdat hij het broertje van Thanos’ wapenhouder is.”

      Deze keer probeerde Ceres haar wel aan te vallen. De woede die haar vulde voedde haar. Maar ze was zo zwak dat ze geen schijn van kans maakte. Ze voelde haar benen verschrikt raken in de lakens van het bed, en ze viel op de grond. Ze keek op naar Stephania.

      “Hoe lang denk je dat je broertje het volhoudt in het leger?” vroeg Stephania. Ceres zag haar uitdrukking veranderen in iets dat leek op een bespottelijke vorm van medelijden. “De arme jongen. Ze zijn zo wreed tegen de dienstplichtigen. Ten slotte zijn het vrijwel allemaal verraders.”

      “Waarom?” wist Ceres uit te brengen.

      Stephania spreidde haar handen. “Je hebt Thanos van me afgenomen, en dat was alles dat ik voor mijn toekomst gepland had. Nu zal ik jou alles afnemen.”

      “Ik maak je af,” beloofde Ceres.

      Stephania lachte. “Daar krijg je de kans niet voor. Dit”—ze reikte naar beneden en raakte Ceres’ rug aan, en Ceres moest op haar lip bijten om niet te schreeuwen—“is niets. Dat kleine gevecht in het Stadion was niets. Er wachten je gevechten die erger zijn dan je je kunt voorstellen, keer op keer, tot je sterft.”

      “Denk je dat mensen het niet zullen opmerken?” zei Ceres. “Denk je dat ze er niet achter zullen komen wat je van plan bent? Je hebt me daarin laten gooien omdat je dacht dat ze in opstand zouden komen. Wat zullen ze doen als ze weten dat je hen verraad?”

      Ze zag Stephania haar hoofd schudden.

      “Mensen zien wat ze willen zien. In jouw geval lijkt het of ze hun krijgsprinses willen zien, het meisje dat net zo goed vecht als de mannen. Ze geloven het, en ze houden van je tot het moment dat je in het mikpunt van spot verandert. Ze zullen toekijken hoe je in stukken wordt gescheurd, maar niet voordat ze hebben gejuicht om dat ze willen dat dat gebeurt.”

      Ceres kon alleen maar toekijken terwijl Stephania zich richting de deur bewoog. Het meisje stopte en draaide zich weer naar haar om, en heel even leek ze net zo lief en onschuldig als altijd.

      “Oh, bijna vergeten. Ik probeerde je je medicijn te geven, maar je sloeg het uit mijn handen voor je ik genoeg kon geven.”

      Ze haalde het flesje tevoorschijn, en liet het vallen. Ceres zag het uit elkaar spatten. De stukjes tolden over de vloer van Ceres’ kamer, en de splinters die bleven liggen zouden het zowel pijnlijk als gevaarlijk voor haar maken om terug in bed te klimmen. Ceres twijfelde er niet aan dat dit Stephania’s bedoeling was geweest.

      Ze zag het meisje van adel haar hand uitstrekken naar de kaars die de kamer verlichtte, en in het moment voordat ze hem uitblies, werd Stephania’s glimlach vervangen door iets heel wreeds.

      “Ik zal dansen op je begrafenis, Ceres. Dat beloof ik je.”

      HOOFDSTUK ZEVEN

      “Ik blijf zeggen dat we hem moeten openrijten en zijn lichaam moeten achterlaten voor de andere soldaten van het Rijk.”

      “Dat zeg je omdat je een idioot bent, Nico. Zelfs als het ze zou opvallen dat er nog een extra lichaam is bij gelegd, wie zegt dan dat het hen iets kan schelen? Daarbij moeten we hem dan helemaal naar beneden brengen, naar een plek waar ze hem zien. Nee. We moeten losgeld voor hem vragen.”

      Thanos zat in de grot waar de rebellen zich momenteel schuilhielden, en luisterde terwijl ze over zijn lot ruzieden. Zijn handen waren vastgebonden, maar ze hadden in ieder geval hun best gedaan om zijn wonden te verbinden, en ze hadden hem bij een klein vuur gezet zodat hij niet zou bevriezen terwijl ze besloten of ze hem nu wel of niet in koelen bloede moesten afmaken.

      De rebellen zaten bij de andere vuren en bespraken wat ze konden doen om te voorkomen dat het eiland in handen van het Rijk zou vallen. Ze spraken zachtjes zodat Thanos de details niet kon horen, maar hij wist al waar het op neer kwam: ze waren aan het verliezen, en niet zo’n beetje ook. Ze zaten nu in de grotten omdat ze nergens anders meer heen konden.

      Na een tijdje kwam degene die overduidelijk hun leider was tegenover Thanos zitten. Hij kruiste zijn benen op de harde stenen vloer van de grot. Hij duwde een stuk brood naar hem toe, dat Thanos hongerig verslond. Hij wist niet hoe lang het geleden was sinds hij voor het laatst had gegeten.

      “Ik ben Akila,” zei de man. “De commandant van dit verzet.”

      “Thanos.”

      “Alleen Thanos?”

      Thanos kon de nieuwsgierigheid in zijn stem horen, en zijn ongeduld. Hij vroeg zich af of de man had geraden wie hij was. Hoe dan ook, de waarheid leek op dat moment de beste optie.

      “Prins Thanos,” gaf hij toe.

      Akila zat daar een paar seconden tegenover hem, en Thanos vroeg zich af of hij nu zou sterven. Het was al kantje boord geweest toen de rebellen hadden gedacht dat hij slechts iemand van adel zonder naam was. Nu ze wisten dat hij lid was van de koninklijke familie en dicht bij de koning stond die hen onderdrukte, leek het onmogelijk dat ze iets anders zouden doen dan hem afmaken.

      “Een prins,” zei Akila. Hij keek naar de anderen, en Thanos ving een glimp van een glimlach op. “Hey, jongens, we hebben hier een prins.”

      “Dan moeten we zeker losgeld voor hem vragen!” riep één van de rebellen uit. “Hij zou een fortuin waard zijn!”

      “We moeten hem zeker afmaken,” beet een ander. “Denk eens aan wat zijn soort ons allemaal heeft aangedaan!”

      “Oké, dat is genoeg,” zei Akila. “Concentreer je op het naderende gevecht. Het wordt een lange nacht.”

      Thanos hoorde de andere man licht zuchten terwijl ze zich weer tot hun kampvuren wendden.

      “Dus het gaat niet goed?” zei Thanos. “Je zei eerder al dat jouw kant aan het verliezen was.”

      Akila wierp hem een scherpe blik toe. “Ik weet wanneer ik mijn mond moet houden. Misschien moet jij dat ook doen.”

      “Je denkt na over of je me toch zal doden,” merkte Thanos op. “Ik denk niet dat ik veel te verliezen heb.”

      Thanos wachtte. Dit was niet het soort man waar hij antwoorden uit kon trekken. Er was iets hards aan Akila. Onverzettelijk en recht door zee. Thanos dacht dat hij hem gemogen zou hebben als ze elkaar onder betere omstandigheden ontmoet hadden.

      “Goed dan,” zei Akila. “Ja, we verkiezen. Jullie Imperialen hebben meer mannen dan wij, en het kan jullie niet schelen hoeveel schade jullie aanrichten. De stad ligt onder vuur vanaf het land en vanaf het water, zodat niemand weg kan. We vechten vanaf de heuvels, maar zij kunnen nieuwe troepen aanvoeren vanaf het water, dus er is niet veel dat we kunnen doen. Draco mag dan een beul zijn, maar hij is wel een slimmerik.”

      Thanos knikte. “Dat is hij zeker.”

      “Ja, jij was er waarschijnlijk bij toen hij dit allemaal plande,” zei Akila.

      Nu begreep Thanos het. “Is dat waar je op hoopt? Dat ik op de hoogte ben van hun plannen?” Hij schudde zijn hoofd. “Ik was er niet bij. Ik wilde hier niet zijn, en ik ben alleen maar gekomen omdat ze me onder toezicht naar het schip escorteerden. Als ik er wel was geweest, zou misschien hebben gehoord hoe ze planden om mij in mijn rug te steken.”

      Hij dacht aan Ceres, over de manier waarop hij was gedwongen om haar achter te laten. Dat deed hem meer pijn dan al het andere bij elkaar. Als iemand in een machtspositie probeerde om hem af te maken, vroeg hij zich af, wat zouden ze dan met haar doen?

      “Je hebt vijanden,” stemde Akila in. Thanos zag zijn vuisten ballen en ontspannen, alsof de lange strijd om de stad kramp veroorzaakte. “Het zijn zelfs dezelfde vijanden als die van mij. Maar ik weet niet of dat jou tot mijn vriend maakt.”

      Thanos keek de grot rond, naar het schokkend lage aantal soldaten dat er over was. “Op dit moment ziet het eruit alsof je alle vrienden