Artikel 68
1. De burgemeester is niet tevens:
a. minister;
b. staatssecretaris;
c. lid van de Raad van State;
d. lid van de Algemene Rekenkamer;
e. Nationale ombudsman;
f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
g. commissaris van de Koning;
h. gedeputeerde;
i. secretaris van de provincie;
j. griffier van de provincie;
k. lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij burgemeester is, is gelegen;
l. lid van een raad;
m. wethouder;
n. lid van de rekenkamer;
o. ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;
p. lid van een deelraad;
q. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;
r. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;
s. ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;
t. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder r, kan een burgemeester tevens ambtenaar van de burgerlijke stand zijn.
Artikel 69
1. Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de burgemeester met dien verstande dat de ontheffing, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, wordt verleend door de commissaris van de Koning.
2. De raad stelt voor de burgemeester een gedragscode vast.
Artikel 70
Het ambt van burgemeester ontheft van alle bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot het verrichten van persoonlijke diensten.
Artikel 71
1. De burgemeester heeft zijn werkelijke woonplaats in de gemeente of, indien hij burgemeester is van meer dan een gemeente, in een van die gemeenten.
2. De raad kan voor ten hoogste een jaar ontheffing verlenen van de verplichting om de werkelijke woonplaats in de gemeente te hebben.
Artikel 72
1. Indien de burgemeester langer dan zes weken buiten de gemeente wenst te verblijven, behoeft hij daartoe de toestemming van de commissaris. De toestemming mag alleen worden verleend, indien het belang van de gemeente zich daartegen niet verzet.
2. De Algemene Termijnenwet (Stb. 1964, 314) is niet van toepassing op de termijn genoemd in het eerste lid.
Artikel 73
1. Voor zover dit niet bij de wet is geschied, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur ten aanzien van de burgemeester regels vastgesteld betreffende:
a. benoeming, schorsing, tijdelijk niet uitoefenen van zijn functie en ontslag;
b. het onderzoek naar de geschiktheid en de bekwaamheid;
c. aanspraken in geval van ziekte;
d. bescherming bij de arbeid;
e. georganiseerd overleg over aangelegenheden zijn rechtspositie betreffende;
f. andere aangelegenheden, zijn rechtspositie betreffende, die regeling behoeven.
2. Bij de regels betreffende de in het eerste lid bedoelde aangelegenheden kunnen financiлle voorzieningen worden getroffen die ten laste van de gemeente komen.
Artikel 74
1. Alle aan de raad of aan het college gerichte stukken worden door of namens de burgemeester geopend.
2. Van de ontvangst van aan de raad gerichte stukken die niet terstond in de vergadering van de raad aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende vergadering van de raad mededeling.
Artikel 75 [Vervallen per 02-11-2005]
Artikel 76
Bij koninklijk besluit wordt bepaald, welke de onderscheidingstekenen van de burgemeester zijn en bij welke gelegenheden hij deze zal dragen.
Artikel 77
1. Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder. Het voorzitterschap van de raad wordt in dat geval waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.
2. Bij verhindering of ontstentenis van alle wethouders wordt het ambt waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.
Artikel 78
1. Indien de commissaris van de Koning het in het belang van de gemeente nodig oordeelt, voorziet hij in afwijking van artikel 77 in de waarneming. Alvorens daartoe over te gaan hoort hij de raad, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
2. Hij die door de commissaris met de waarneming van het ambt van burgemeester is belast, legt in handen van de commissaris een overeenkomstig artikel 65 luidende eed (verklaring en belofte) af.
Artikel 79
De toekenning van een vergoeding ten laste van de gemeente aan degene die met de waarneming van het ambt van burgemeester is belast, wordt geregeld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
Artikel 80
Ten aanzien van degene die met de waarneming van het ambt van burgemeester is belast, zijn de artikelen 68 en 69 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 81
1. De raad kan regelen van welke beslissingen van de burgemeester aan de leden van de raad kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.
2. De burgemeester laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.
Paragraaf 1. De gemeentelijke rekenkamer
Artikel 81a
1. De raad kan een rekenkamer instellen.
2. Indien de raad een rekenkamer instelt, zijn de navolgende artikelen van dit hoofdstuk alsmede hoofdstuk XIa van toepassing.
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно