Nederland

Wet op het financieel toezicht – Wft


Скачать книгу

een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland heeft ontvangen van een toezichthoudende instantie van een andere lidstaat, deelt zij de betrokken financiële instelling onverwijld deze ontvangst mede.

      2. De Nederlandsche Bank kan binnen twee maanden na ontvangst van de mededeling die betrekking heeft op het voornemen tot het uitoefenen van het bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat mededelen welke voorwaarden om redenen van algemeen belang door de financiële instelling in acht moeten worden genomen bij het uitoefenen van haar bedrijf of het verlenen van financiële diensten in Nederland. De Nederlandsche Bank zendt hiervan een afschrift aan de financiële instelling.

      Artikel 2:25

      1. Een financiële instelling met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende verklaring heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf die overeenkomt met de verklaring van ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 3:110 en die voornemens is haar bedrijf uit te oefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, kan daartoe overgaan twee maanden na de datum waarop de Nederlandsche Bank de mededeling, bedoeld in artikel 2:24, eerste lid, heeft ontvangen of onmiddellijk na ontvangst van de mededeling, bedoeld in artikel 2:24, tweede lid.

      2. Het is de financiële instelling toegestaan de werkzaamheden, genoemd in bijlage I, onderdelen 2 tot en met 12 en 15, van de herziene richtlijn banken, te verrichten, tenzij in de aan haar verleende verklaring, bedoeld in het eerste lid, uitdrukkelijk anders is bepaald of de mededeling, bedoeld in artikel 2:24, eerste lid, het verrichten van die werkzaamheden niet vermeldt.

      Artikel 2:26

      Het is een financiële instelling met zetel in een andere lidstaat die een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende verklaring heeft voor het uitoefenen van haar bedrijf die overeenkomt met de verklaring van ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 3:110, en die haar bedrijf uitoefent door middel van het verrichten van diensten naar Nederland, toegestaan de werkzaamheden genoemd in bijlage I, onderdelen 2 tot en met 12 en 15, van de herziene richtlijn banken te verrichten, tenzij in de in die lidstaat verleende verklaring, die overeenkomt met de verklaring van ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 3:110, uitdrukkelijk anders is bepaald dan wel zij van de werkzaamheden die zij voornemens is door middel van het verrichten van diensten naar Nederland uit te oefenen geen kennis heeft gegeven aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar zij haar zetel heeft.

      Afdeling 2.2.2a. Uitoefenen van bedrijf van herverzekeraar

      § 2.2.2a.1. Vergunningplicht en — eisen voor herverzekeraars met zetel in Nederland

      Artikel 2:26a

      1. Het is een ieder met zetel in Nederland verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank verleende vergunning het bedrijf uit te oefenen van herverzekeraar.

      2. Het bedrijf van herverzekeraar wordt onderscheiden in de activiteiten levensherverzekering, natura-uitvaartherverzekering en schadeherverzekering.

      3. Het eerste lid is niet van toepassing op levensverzekeraars, natura-uitvaartverzekeraars of schadeverzekeraars voor zover zij het bedrijf van herverzekeraar uitoefenen in de activiteit levensherverzekering, natura-uitvaartherverzekering, onderscheidenlijk schadeherverzekering.

      Artikel 2:26b

      1. De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in artikel 2:26a, eerste lid, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:

      a. artikel 3:8 met betrekking tot de deskundigheid van de in dat artikel bedoelde personen;

      b. artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;

      c. artikel 3:10, eerste en tweede lid, met betrekking tot het beleid met betrekking tot de integere bedrijfsuitoefening;

      d. artikel 3:15, eerste en tweede lid, met betrekking tot het minimum aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt en de plaats van waaruit zij hun werkzaamheden verrichten;

      e. artikel 3:16, eerste en tweede lid, met betrekking tot de zeggenschapsstructuur;

      f. artikel 3:17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de inrichting van de bedrijfsvoering;

      g. artikel 3:19, eerste lid, met betrekking tot het minimum aantal leden van de raad van commissarissen;

      h. artikel 3:20, met betrekking tot de rechtsvorm;

      i. artikel 3:53, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot het minimum eigen vermogen;

      j. artikel 3:57, eerste tot en met vierde lid, met betrekking tot de solvabiliteit; en

      k. artikel 3:70, eerste lid met betrekking tot het boekjaar.

      2. Indien de aanvraag een herverzekeraar met zetel in Nederland betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het eerste lid, een vergunning indien de houder van de gekwalificeerde deelneming een verklaring van geen bezwaar overeenkomstig artikel 3:95, tweede lid, heeft aangevraagd, en de Nederlandsche Bank van oordeel is dat voldaan is aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3:99 tot en met 3:101 met betrekking tot de verklaring van geen bezwaar.

      3. De aanvraag geschiedt onder vermelding van de herverzekeringsactiviteit, en onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

      4. De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, f, g of k, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.

      § 2.2.2a.2. Bijkantoren van en verrichting van diensten door herverzekeraars met zetel in een andere lidstaat

      Artikel 2:26c

      1. Een herverzekeraar met zetel in een andere lidstaat kan overgaan tot het uitoefenen van zijn bedrijf vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland indien hij een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat daartoe verleende vergunning heeft.

      2. Artikel 1:107, tweede lid, is niet van toepassing.

      § 2.2.2a.3. Bijkantoor en verrichten van diensten door herverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is

      Artikel 2:26d

      1. Het is een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank verleende vergunning vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor het bedrijf van herverzekeraar uit te oefenen.

      2. Het bedrijf van herverzekeraar wordt onderscheiden in de activiteiten levensherverzekering, natura-uitvaartherverzekering en schadeherverzekering.

      3. Het eerste lid is niet van toepassing op herverzekeraars met zetel in een door Onze Minister aan te wijzen staat waar toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van herverzekeraar wordt uitgeoefend dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te beschermen. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het aanwijzen van staten. Het besluit tot aanwijzing kan door Onze Minister worden ingetrokken.

      4. Het eerste lid is niet van toepassing op:

      a. levensverzekeraars die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:40 voor de uitoefening van het bedrijf van levensverzekeraar vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, voor zover zij het bedrijf van herverzekeraar uitoefenen in de activiteit levensherverzekering;

      b. natura-uitvaartverzekeraars met zetel in een aangewezen staat of die een vergunning hebben als bedoeld in artikel 2:50 voor de uitoefening van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar, voor zover zij het bedrijf van herverzekeraar uitoefenen in de activiteit natura-uitvaartherverzekering;