je mag dan klein zijn, je bent ook een spierbal, net als ik.”
Luke lachte hard. “Oké, ik ben een beetje roestig maar wie noem je klein?” Hij lachte en keek op naar Eds enorme lichaam.
Ed lachte terug. Hij doorzocht de zakken van de man op de vloer. Binnen een paar seconden had hij gevonden wat hij zocht. Het was de sleutelkaart van het digitale slot dat aan de muur naast de dubbele deuren hing.
“Zullen we naar binnen gaan?”
“Na jou,” zei Ed.
Hoofdstuk 12
“Jullie mogen niet hier binnen komen!” schreeuwde de man. “Eruit! Uit mijn huis!”
Ze stonden in het midden van een grote open woonkamer. In de hoek stond een kleine witte vleugel, vlak bij de kamerhoge ramen met een spectaculair uitzicht. Het ochtendlicht scheen naar binnen. Dichtbij stond een moderne witte bank met bijpassende stoelen en een set koffietafeltjes, rondom een enorme flatscreentelevisie die aan de muur hing. Aan de muur daartegenover hing een groot schilderij van drie meter hoog met gekke vlekken en druppels in felle kleuren. Luke wist een klein beetje van kunst af en hij gokte dat dit een Jackson Pollock was.
“Ja, ja, dat hebben we al van de jongens op de gang gehoord,” zei Luke. “We mogen hier niet zijn en toch zijn we hier.”
De man was niet groot. Hij was klein en gedrongen. Hij droeg een dikke witte ochtendjas. Hij hield een groot geweer vast en de loop van het geweer was op hen gericht. Luke dacht dat het een oud Browning jachtgeweer was, waarschijnlijk geladen met .270 Winchester patronen. Dat ding zou een eland kunnen doden op vierhonderd meter afstand.
Luke liep naar de rechterkant van de kamer, Ed naar links. De man zwaaide het geweer heen en terug, onzeker op wie hij het zou richten.
“Ali Nassar?”
“En wie wil dat weten?”
“Mijn naam is Luke Stone. Dat is Ed Newsam. We zijn federale agenten.”
Luke en Ed omringden de man en kwamen steeds dichterbij.
“Ik ben een diplomaat verbonden aan de Verenigde Naties. U heeft hier geen jurisdictie.”
“We willen u alleen enkele vragen stellen.”
“Ik heb de politie gebeld. Ze kunnen elk moment hier zijn.”
“In dat geval zou ik het geweer wegleggen als ik u was. Luister, het is een oud geweer. Dat ding heeft een handvergrendeling. Als u op een van ons schiet dan heeft u nooit tijd genoeg om het volgende patroon te laden.”
“Dan schiet ik u neer en laat die andere leven.”
Hij draaide richting Luke. Luke bleef langs de muur lopen met zijn handen omhoog om te laten zien dat hij geen dreiging was. Hij had in zijn leven al zoveel geweren en pistolen op zich gericht gehad dat hij niet eens meer wist hoeveel. Toch, bij deze had hij geen goed gevoel. Ali Nassar leek geen goede schutter, maar als het hem lukte om te schieten dan zou hij een groot gat in iets veroorzaken.
“Als ik jou was dan zou ik die grote kerel kiezen. Want als je mij neerschiet dan is het de vraag wat hij met u zal doen. Ed mag mij.”
Nassar weifelde niet. “Nee, ik pak jou.”
Ed stond nu maar een paar meter achter de man. Binnen een seconde was hij bij hem. Hij schopte de loop van het geweer omhoog, net toen Nassar de trekker overhaalde.
BOEM! Er klonk een luide echo in de gesloten ruimte van het appartement. Het schot scheurde door het witte gips van het plafond.
In één beweging greep Ed het geweer, sloeg Nassar op zijn kaak en leidde hem naar een van de stoelen.
“Oké, zitten. Voorzichtig, alstublieft.”
Nassar was geschrokken door de klap. Het duurde enkele seconden voordat zijn ogen weer konden focussen. Hij hield een mollige hand tegen de rode zwelling op zijn kaak.
Ed liet Luke het geweer zien. “Wat denk je hiervan?” Het was decoratief, met een parelmoeren inleg en een gepolijste geweerloop. Waarschijnlijk had het net nog ergens aan de muur gehangen.
Luke richtte zijn aandacht tot de man in de stoel. Hij begon weer bij het begin.
“Ali Nassar?”
De man puilde zijn lip. Hij keek op dezelfde manier als zijn zoon Gunner toen die vier jaar oud was en boos.
Hij knikte. “Dat is wel duidelijk.”
Luke en Ed waren snel, ze verloren geen tijd.
“Jullie mogen mij dit niet aandoen,” zei Nassar.
Luke keek op zijn horloge. Het was zeven uur. De politie zou elk moment hier kunnen zijn. Ze hadden hem naar zijn kantoor gebracht, naast de woonkamer. Ze hadden zijn ochtendjas en slippers uitgetrokken en nu had hij nog slechts een strakke witte onderbroek aan. Zijn dikke buik stak naar voren, strak als een trommel. Ze hadden zijn handen en voeten aan de stoel vastgebonden met tiewraps.
In het kantoor stond een bureau met een ouderwetse computer erop. De processor bevond zich in een dikke metalen kist die aan de stenen vloer gemonteerd was. Er was geen duidelijk zichtbare opening, geen slot, geen deur, niets. Om bij de harde schijf te kunnen komen, zou een lasser de kist moeten openlassen. Daarvoor was er geen tijd.
Luke en Ed stonden over Nassar heen gebogen.
“U heeft een geheime rekening op de Royal Heritage Bank op het eiland Grand Cayman,” zei Luke. “Op 3 maart maakte u een bedrag over van $ 250.000 naar de rekening van Ken Bryant. Ken Bryant werd gisternacht gewurgd in een appartement in Harlem.”
“Ik heb geen idee waar je het over hebt.”
“Je bent de werkgever van een man genaamd Ibrahim Abdulraman, die vanochtend overleed in het subsouterrain van het Center Medical Center. Hij stierf aan een kogel door zijn hoofd terwijl hij radioactief afval aan het stelen was.”
Een flits van herkenning kwam over Nassars gezicht.
“Ik ken deze man niet.”
Luke haalde diep adem. Normaal zou hij uren de tijd hebben om een verdachte als deze te kunnen uithoren. Maar vandaag had hij maar enkele minuten. Dat betekende dat hij een klein beetje vals moest spelen.
“Waarom is uw computer aan de vloer verankerd?”
Nassar haalde zijn schouders op. Hij begon zijn zelfvertrouwen terug te krijgen. Luke kon het bijna zien terugvloeien in zijn gezicht. Deze man geloofde in zichzelf. Hij dacht dat hij hen kon omzeilen.
“Daarop staat een grote hoeveelheid vertrouwelijk materiaal. Ik heb klanten met zaken waarbij het belangrijk is om het intellectueel eigendom te beschermen. Ik ben ook, zoals ik al zei, een diplomaat verbonden aan de Verenigde Naties. Ik krijg van tijd tot tijd informatie die, hoe moet ik dat zeggen? Geclassificeerd is. Ik bekleed deze posities omdat ik bekend sta om mijn discretie.”
“Dat mag wel zo zijn,” zei Luke. “Maar je zult me toch het wachtwoord moeten geven zodat ik zelf een kijkje kan nemen.”
“Ik ben bang dat dat niet mogelijk is.”
Achter Nassar lachte Ed. Het leek op een grom.
“U zult verrast zijn over wat er mogelijk is,” zei Luke. “Het is een feit dat we toegang krijgen tot die computer. En jij gaat ons het wachtwoord geven. Op de makkelijke manier of op de moeilijke. De keuze is aan u.”
“Jullie gaan me niets doen,” zei Nassar. “Jullie zitten hierdoor nu al diep in de problemen.”
Luke keek naar Ed. Ed ging op zijn hurken aan Nassars rechterkant zitten. Hij nam Nassars rechterhand in zijn twee krachtige handen. Luke en Ed hadden elkaar die avond laat voor het eerst ontmoet, maar hun samenwerking had al geen mondelinge communicatie meer nodig. Het was alsof ze elkaars gedachten konden lezen. Luke had dit eerder meegemaakt, normaliter met de jongens in speciale eenheden zoals Delta. Maar normaal gesproken duurde het langer om die relatie op te bouwen.
“Speel je piano?” vroeg Luke.
Nassar knikte. “Ik ben geoefend in klassieke muziek. Als kind was ik concertpianist. Ik