meteen gaat Ed één voor één uw vingers breken. Dat zal het moeilijk maken om nog piano te spelen. En het zal waarschijnlijk meer pijn doen dan u gewend bent.”
“Dat waagt u niet.”
“De eerste keer tel ik tot drie. Dat geeft u nog enkele seconden om na te denken wat u wilt doen. In tegenstelling tot u, waarschuwen wij mensen voordat we ze pijn doen. Wij stelen geen radioactief materiaal met het doel om miljoenen onschuldige mensen te doden. U komt er verdomd makkelijk vanaf in vergelijking met wat u anderen aandoet. Maar na de eerste keer komen er geen waarschuwingen meer. Dan kijk ik gewoon naar Ed en hij zal dan de ene na de andere vinger breken. Begrepen?”
“Ik zal ervoor zorgen dat je je baan verliest,” zei Nassar.
“Eén.”
“Je bent maar een kleine zielige man zonder macht. Je zult er spijt van krijgen dat je hier ooit gekomen bent.”
“Twee.”
“Waag het niet!”
“Drie.”
Ed brak Nassars pink bij de tweede knokkel. Hij deed het snel, zonder veel moeite.
Luke hoorde het kraken, net voordat Nassar begon te gillen. De pink boog naar de zijkant. Het zag er bijna obsceen uit hoe het daar hing.
Luke legde zijn hand onder Nassars kin en duwde zijn gezicht omhoog. Nassars tanden knarsten. Zijn gezicht was rood en zijn adem stokte. Maar zijn ogen waren hard.
“Dat was alleen maar je pink,” zei Luke. “De volgende vinger is je duim. Duimen doen veel meer pijn dan pinkies. Duimen zijn ook belangrijker.”
“Jullie zijn beesten. Ik zeg niets.”
Luke keek naar Ed. Eds gezicht was hard. Hij haalde zijn schouders op en brak de duim. Dit keer maakte het een luid knakkend geluid.
Luke stond op en liet de man een tijdje gillen. Het geluid was oorverdovend. Hij kon het door het hele appartement horen echoën, net als in een horrorfilm. Misschien moesten ze in de keuken een handdoek halen om als mondprop te gebruiken.
Hij liep heen en weer door de kamer. Hij hield niet van dit soort dingen. Het was marteling, dat zag hij in. Maar zijn vingers zouden uiteindelijk genezen. Als een vuile bom in de metro zou afgaan dan zouden veel mensen hun leven verliezen. Degenen die het overlevenden zouden ziek worden. Niemand zou ooit helemaal genezen. Als je die twee opties tegen elkaar afwoog, dan was de keuze eenvoudig.
Nassar huilde nu. Helder slijm liep uit zijn ene neusgat. Hij ademde als een gek. Het klonk als hè- hè- hè- hè.
“Kijk naar me,” zei Luke.
De man deed wat Luke vroeg. Zijn ogen waren niet meer hard.
“Ik merk dat de duim het gewenste effect had. Dus we zullen nu de linkerduim nemen. Daarna beginnen we met je tanden. Ed?”
Ed liep naar de linkerkant.
“Kahlil Gibran,” hijgde Nassar.
“Wat zegt u? Ik hoorde u niet.”
“Kahlil liggend streepje Gibran. Dat is het wachtwoord.”
“Zoals de schrijver?” vroeg Luke.
“Ja.”
“En wat betekent het om met liefde te werken?” zei Ed, Gibran citerend.
Luke glimlachte. “Het is een kleed te weven met de draden van je eigen hart, zelfs alsof je geliefde dat kleed zou dragen.” We hebben dat ook thuis op de wc hangen. Ik ben gek op dat soort dingen. Ik denk dat we gewoon drie onverbeterlijke romantici zijn.”
Luke liep naar de computer en haalde zijn vinger over het touchpad. Het wachtwoordvenster verscheen op het scherm. Hij typte de woorden in.
Kahlil_Gibran
Het bureaublad verscheen. De achtergrond was een foto van met sneeuw bedekte bergen en groene weiden op de voorgrond.
“Het ziet ernaar uit dat we binnen zijn. Bedankt, Ali.”
Luke haalde een externe harde schijf die hij van Swann had gekregen uit de zak van zijn cargobroek. Hij stopte het in de USB-poort. De externe harde schijf had een enorme opslagcapaciteit. Het zou zonder problemen de gehele computer van de man kunnen downloaden. Het ontcijferen van mogelijke coderingen zou van later zorg zijn.
Hij begon met de bestandsoverdracht. Op het scherm was een horizontale balk te zien. De balk begon vanaf links vol te lopen met een groene kleur. Drie procent groen, vier procent, vijf. Onder de balk verscheen een stroom aan bestandnamen die verdwenen zodra ze gekopieerd waren naar de externe schijf.
Acht procent. Negen procent.
In de woonkamer was plotseling veel commotie. De voordeuren werden opengegooid.
“Politie!” schreeuwde iemand. “Leg je wapens neer! Op de grond!” Ze liepen door het appartement, gooiden voorwerpen omver en braken door deuren. Het klonk alsof het een grote groep was. Elk moment zouden ze het kantoor binnenstormen.
“Politie! Neer! Neer! Op de grond!”
Luke keek naar de horizontale balk. Het leek te blijven hangen op twaalf procent.
Nassar staarde naar Luke. Zijn oogleden hingen zwaar en zijn ogen zaten vol tranen. Zijn lippen trilden. Zijn gezicht was rood en zijn bijna blote lichaam compleet bezweet. Nu was hij niet meer zo arrogant.
Hoofdstuk 13
07:05 uur
Baltimore, Maryland – ten zuiden van Fort McHenry Tunnel
Eldrick Thomas werd wakker uit een droom. In de droom bevond hij zich in een kleine hut hoog in de bergen. De lucht was schoon en koud. Hij wist dat hij aan het dromen was omdat hij nog nooit in een berghut was geweest. Er was een stenen open haard waarin een vuur brandde. Het vuur was warm en hij hield zijn handen voor de vlammen. In de kamer ernaast kon hij zijn oma een oude psalm horen zingen. Ze had een prachtige stem.
Hij opende zijn ogen voor het daglicht.
Hij had veel pijn. Hij raakte zijn borst. Het was plakkerig van het bloed maar de pistoolschoten hadden hem niet gedood. Hij was ziek van de radioactieve straling. Dat herinnerde hij zich. Hij keek om zich heen. Hij lag in een modderpoel en was omringd door dichte struiken. Links van hem zag hij water, een rivier of een soort haven. Hij kon ook een snelweg ergens dichtbij horen.
Ezatullah had hem tot hier achtervolgd. Maar dat was een hele tijd geleden. Ezatullah was waarschijnlijk allang vertrokken.
“Kom op, man,” piepte hij. “Je moet je bewegen.” Het zou te gemakkelijk zijn om daar te blijven liggen. Maar als hij dat deed dan zou hij daar sterven. Hij wilde nog niet sterven. Hij wilde ook geen jihadi meer zijn. Hij wilde gewoon leven. Zelfs als dat voor de rest van zijn leven in een gevangenis was, dat zou oké zijn. Gevangenis was oké. Hij had er veel tijd doorgebracht. Het was niet zo slecht als men beweerde.
Hij probeerde op te staan maar hij kon zijn benen niet voelen. Ze waren gewoon weg. Hij rolde op zijn buik. Pijn schoot door hem heen als een elektrische schok. Hij vertrok naar een donkere plaats. De tijd tikte voorbij. Na een tijdje kwam hij weer bij. Hij was er nog.
Hij begon te kruipen, zijn handen grepen het zand en de modder om zich vooruit te kunnen trekken. Hij trok zichzelf omhoog, een hoge heuvel op. De heuvel waar hij gisternacht vallend vanaf gerold was. De heuvel die waarschijnlijk zijn leven gered had. Hij huilde van de pijn maar hij bleef doorgaan. De pijn kon hem niet schelen, hij probeerde alleen die heuvel op te komen.
Een lange tijd ging voorbij. Hij lag met zijn gezicht in de modder. De bosjes waren minder dicht. Hij keek weer rond. Hij was nu boven de rivier. Het gat in het hek was recht voor zijn neus. Hij kroop ernaar toe.
Toen hij zichzelf erdoorheen trok, kwam hij vast te zitten aan de onderkant. Hij schreeuwde het uit van de pijn.
Twee oude zwarte mannen zaten op witte emmers, niet al te ver weg. Eldrick zag ze met een surrealistische helderheid. Hij had nog nooit iemand zo duidelijk gezien. Ze hadden vishengels, een kist