zijn haar te zien, dat hij op zou staan om haar te omhelzen. Dit niet. Het leek hem niets te doen. Alsof ze een vreemde was. Deed hij gewoon stoer voor zijn vrienden? Of had ze het deze keer echt verpest?
Er gingen een paar seconden voorbij, en uiteindelijk keek hij haar kant op en gaf hij de waterpijp aan een van zijn vrienden. Hij bleef naar zijn vrienden kijken en haar negeren.
“Sam!” zei ze een stuk luider, en haar gezicht werd rood van boosheid. “Ik praat tegen je!”
Ze hoorde gegrinnik van zijn kneusjes van vrienden en voelde een vloedgolf van woede in haar lichaam opwellen. Ze begon wat anders te voelen. Een dierlijk instinct. De woede zwol op tot een punt dat het bijna niet meer te beheersen was, en ze vreesde dat ze die grens bijna overstak. Het was niet langer menselijk. Het werd dierlijk.
Deze jongens waren groot, maar de kracht die in haar aderen groeide vertelde haar dat ze hen allemaal in een oogwenk aankon. Het was moeilijk om haar woede te beheersen, en ze hoopte dat ze sterk genoeg was om dat voor elkaar te krijgen.
Tegelijkertijd begon de Rottweiler harder te grommen en begon hij langzaam in haar richting te lopen. Het was alsof hij iets aan voelde komen.
Ze voelde een zachte hand op haar schouder. Caleb. Hij was er nog. Hij moest hebben gevoeld hoe haar woede groeide, het dierlijke instinct tussen hen. Hij probeerde haar te kalmeren, haar te zeggen dat ze zich moest beheersen en zichzelf niet moest laten gaan. Zijn aanwezigheid stelde haar gerust. Maar het was niet makkelijk.
Sam draaide zich eindelijk om en keek naar haar. Er lag opstandigheid in zijn blik. Hij was nog steeds boos, dat was duidelijk.
“Wat moet je?” snauwde hij.
“Waarom ben je niet op school?” was het eerste dat ze zichzelf hoorde zeggen. Ze wist niet zeker waarom ze het zei, ondanks al die andere dingen die ze hem wilde vragen. Maar haar moederinstinct sprak nu, en dat kwam uit haar mond.
Meer gegrinnik. Haar woede groeide.
“Wat geef jij daar om?” zei hij. “Jij zei dat ik moest gaan.”
“Het spijt me,” zei ze. “Ik meende het niet.”
Ze was blij dat ze een kans kreeg dat te zeggen.
Maar het leek hem niet te overtuigen. Hij staarde alleen maar.
“Sam, ik moet met je praten. Onder vier ogen,” zei ze.
Ze wilde hem uit deze omgeving halen, de frisse lucht in, waar ze écht konden praten. Ze wilde niet alleen informatie over hun vader; ze wilde ook met hem praten, zoals ze vroeger ook deden. En hem het nieuws geven over hun moeder. Voorzichtig.
Maar dat ging niet gebeuren. Dat zag ze nu wel. De zaken gingen snel achteruit. Ze voelde dat de energie in de overvolle schuur te donker was. Te gewelddadig. Ze voelde hoe ze de controle verloor. Ondanks Calebs hand kon ze niet tegenhouden wat haar overmande.
“Ik ben hier prima op mijn gemak,” zei Sam.
Ze hoorde nog meer gegrinnik van zijn vrienden.
“Waarom ontspan je niet wat?” zei een van de jongens tegen haar. “Je bent helemaal gespannen. Kom zitten en neem een trekje.”
Hij reikte haar de waterpijp aan.
Ze draaide zich om en keek naar hem.
“Waarom steek je die waterpijp niet in je reet?” hoorde ze zichzelf zeggen tussen haar opeengeklemde kaken door.
Een orkaan van gejoel ontstond onder de groep jongens. “Oh, DIE ZIT!” riep een van hen.
De jongen die haar het aanbod had gedaan, een grote, gespierde kerel waarvan ze wist dat hij uit het sportteam was gezet, werd vuurrood.
“Wat zei je daar, kreng?” zei hij terwijl hij opstond.
Ze keek op. Hij was een stuk groter dan ze zich herinnerde, zeker 1,95. Ze voelde Calebs greep op haar schouder verstrakken. Ze wist niet of het was om haar te kalmeren of omdat hij zelf gespannen werd.
De spanning in de kamer groeide enorm.
De Rottweiler kroop dichterbij. Hij was nog maar een meter van hen verwijderd. En hij gromde als een gek
“Jimbo, rustig,” zei Sam tegen de grote kerel.
Daar was de beschermende Sam. Hij verdedigde haar, hoe dan ook. “Ze is nogal vervelend, maar ze meende het niet. Ze is nog steeds mijn zus. Gewoon rustig blijven.”
“Ik meende het wél,” schreeuwde Caitlin bozer dan ooit tevoren. “Jullie denken echt dat jullie stoer zijn, hè? Zorgen dat mijn kleine broertje high wordt? Jullie zijn een stel kneusjes. Jullie vergooien je leven. Je eigen leven, prima, maar waag het niet Sam mee te sleuren!”
Jimbo keek zo mogelijk nog bozer. Hij zette een paar dreigende stappen in haar richting.
“Kijk eens aan. Mevrouw lerares. Mevrouwtje mammie. Ze komt ons vertellen wat we moeten doen!”
Een storm van gelach.
“Kom maar op, jij en dat mietje van dat vriendje van je tegen mij!”
Jimbo stapte dichterbij en hief zijn grote klauw van een hand, en duwde Caitlin tegen haar schouder.
Dat was een grote vergissing.
De woede explodeerde binnen in Caitlin, meer dan ze kon beheersen. Zodra Jimbo’s vinger haar raakte, hief ze haar hand met bliksemsnelheid, greep ze zijn pols en draaide die achterover. Er klonk een luid gekraak toen hij brak.
Ze hief zijn pols hoog achter hem en duwde hem met zijn gezicht naar voren op de grond.
Binnen een seconde lag hij hulpeloos op de grond. Ze stapte naar voren en zette haar voet achter in zijn nek, en hield die stevig tegen de vloer.
Jimbo schreeuwde van mijn.
“Jezus Christus, mijn pols, mijn pols! Klotewijf! Ze heeft mijn pols gebroken!”
Sam stond op, net als de anderen, en staarde geschokt naar het tafereel. Hij leek echt geschrokken. Hij had geen idee hoe zijn kleine zus zo’n enorme kerel zo snel neer had gekregen.
“Bied je excuses aan,” gromde Caitlin tegen Jimbo. Ze schrok van haar eigen stemgeluid. Het klonk keelachtig. Als een beest.
“Het spijt me. Het spijt me, het spijt me!” riep Jimbo jankend.
Caitlin wilde hem laten gaan, wilde er klaar mee zijn, maar een deel van haar kon het niet. De razernij had haar te plotsklaps overmand, en te sterk. Ze kon hem niet loslaten. Het raasde nog steeds door haar heen, en groeide nog steeds. Ze wilde deze jongen doden. Het was helemaal niet redelijk, maar het was wel zo.
“Caitlin!?” riep Sam. Ze kon de angst in zijn stem ruiken. “Alsjeblieft!”
Maar Caitlin kon niet loslaten. Ze ging deze jongen echt doden.
Op dat moment hoorde ze gegrom, en in haar ooghoek zag ze de hond, hij sprong met zijn tanden op haar keel gericht op haar af.
Caitlin reageerde onmiddellijk. Ze liet Jimbo los en in één beweging ving ze de hond midden in de lucht op. Ze kwam onder hem terecht en greep zijn buik, waarna ze hem wegwierp.
Hij vloog door de ruimte, drie, zes meter weg, met zo’n kracht dat hij door de houten muur van de schuur heen vloog. De muur versplinterde met een krakend geluid en de hond jankte en vloog aan de andere kant weer naar buiten.
Iedereen in de kamer staarde naar Caitlin. Ze konden niet geloven wat ze net hadden gezien. Het was duidelijk een daad van bovenmenselijke kracht en snelheid, en er was geen enkele verklaring voor. Iedereen stond te staren met zijn mond open.
Caitlin voelde zich overmand door emotie. Woede. Verdriet. Ze wist niet wat ze voelde, en ze vertrouwde zichzelf niet meer. Ze kon niet praten. Ze moest hier weg. Ze wist dat Sam niet mee zou komen. Hij was nu een ander mens.
Net als zij.
DRIE
Caitlin