klok,’ had David op een avond bij een glas Merlot verklaard.
Wat hij eigenlijk bedoelde was natuurlijk: ‘Ons huwelijk is een tikkende tijdbom.’
Lacey zuchtte diep. Had ze dit maar geweten toen ze op haar vijfentwintigste met hem trouwde, in een zalige wervelwind van witte confetti en champagnebubbels: dat het feit dat ze haar carrière prioriteit gaf boven het moederschap als een boemerang bij haar terug zou komen.
Geen schuld. Ha!
Ze ging op zoek naar een pen, haar ledematen plotseling loodzwaar, en ze vond er een in de pot met sleutels. Alles waren nu tenminste ordelijk. Geen David meer die liep te zoeken naar zoekgeraakte schoenen, sleutels, portefeuilles of zonnebrillen. Tegenwoordig lag alles waar zij het had achtergelaten. Maar op dit moment voelde dat niet als een troost.
Ze ging terug naar de bank, met de pen in haar hand, en hield hem boven de stippellijn waar ze moest ondertekenen. Maar in plaats van met de pen het papier aan te raken, wachtte Lacey even. De pen zweefde nauwelijks een millimeter boven het lijntje, alsof er een soort onzichtbare barrière tussen de balpen en het papier zat. De woorden ‘echtelijke alimentatie clausule’ hadden haar aandacht getrokken.
Fronsend ging Lacey naar de juiste pagina en ze bekeek de clausule. Als de hoogste verdiener van hen twee, en de enige eigenaar van het appartement in Upper Eastside waarin ze momenteel zat, zou Lacey David een ‘vast bedrag’ moeten betalen voor ‘niet meer dan twee jaar’, zodat hij zijn nieuwe leven ‘op kon zetten’ op een ‘manier die consistent is met die waarop hij voorheen had geleefd’.
Lacey kon het niet helpen dat ze wrang begon te lachen. Hoe ironisch dat David van haar carrière profiteerde, precies datgene wat hun huwelijk überhaupt beëindigd had! Natuurlijk zou hij het niet zo zien. David zou het iets als ‘vergelding’ noemen. Hij was een voorvechter van balans, van eerlijkheid en evenwicht. Maar Lacey wist wat dat geld eigenlijk was. Genoegdoening. Wraak. Vergelding.
Een manier om twee keer door een boemerang geraakt te worden, dacht ze.
Ineens werd Lacey’s zicht wazig en verscheen er een vlek op haar achternaam, waardoor de inkt vervormde en het papier rimpelde. Een rebelse traan was uit haar oog gevallen. Ze veegde het schuldige oog agressief met de rug van haar hand af.
Ik moet mijn naam veranderen, dacht ze, terwijl ze naar het nu vervormde woord staarde. Weer terug naar mijn meisjesnaam.
Lacey Fay Bishop bestond niet meer. Uitgewist. Die naam was van de echtgenote van David Bishop en als ze eenmaal op de stippellijn tekende, dan zou ze die vrouw niet meer zijn. Ze was weer Lacey Fay Doyle geworden, een meisje dat ze sinds haar twintigste niet meer was geweest en een meisje dat ze zich nauwelijks herinnerde.
Maar de naam Doyle betekende nog minder voor Lacey dan de naam die ze de afgelopen veertien jaar van David had geleend. Haar vader was vertrokken toen ze zeven was, meteen na een verder heel leuke gezinsvakantie naar de idyllische badplaats Wilfordshire, in Engeland. Ze had hem sindsdien niet meer gezien. De ene dag zaten ze nog samen ijs te eten op een ruig, wild, winderig strand en de volgende dag was hij verdwenen.
En nu was ze net zo’n mislukkeling als haar ouders! Na al die tranen die ze in haar jeugd voor haar verdwenen vader had vergoten, al die boze beledigingen die ze als tiener naar haar moeders hoofd had geslingerd, was ze weggegaan en had ze alleen maar dezelfde fouten herhaald! Ze had gefaald in het huwelijk, net als zij. Het enige verschil, zo redeneerde Lacey, was dat haar falen geen nevenschade had. Haar scheiding zou geen twee radeloze, beschadigde dochters achterlaten.
Ze staarde weer naar dat verdomde lijntje. Het papier eiste ondertekend te worden. Maar toch treuzelde Lacey. Haar gedachten leken vast te zitten aan haar nieuwe naam.
Misschien laat ik mijn achternaam gewoon vallen, dacht ze wrang. Ik zou Lacey Fay kunnen heten, als een soort popster. Een gevoel van grote opwinding borrelde op in haar borst. Maar waarom zou ik het daarbij laten? Ik zou voor een paar dollar mijn naam kunnen veranderen in alles wat ik wil. Ik zou... Ze keek de kamer rond voor inspiratie, en haar blik vestigde zich op de nog onaangeroerde koffiemok op de tafel voor haar. Lacey Fay Cappuccino. Waarom niet? Prinses Lacey Fay Cappuccino!
Ze barstte in lachen uit, gooide haar glanzende donkere krullen naar achteren en schaterde naar het plafond. Maar het moment was van korte duur, het lachen stopte meteen weer zodra het was begonnen. In het verder lege appartement viel een stilte.
Lacey krabbelde snel haar handtekening op de scheidingspapieren. Het was klaar.
Ze nam een slok koffie. Die was koud geworden.
*
Zoals gebruikelijk stapte Lacey in de drukke metro, op weg naar het kantoor waar ze als assistent-interieurarchitect werkte. Hakken, handtas, geen oogcontact; Lacey was net als alle andere forensen. Alleen was ze dat natuurlijk niet. Omdat zij, van de half miljoen mensen die momenteel in de ochtendspits in de New Yorkse metro zaten, de enige was die die ochtend echtscheidingspapieren ontvangen had. Of dat was tenminste hoe ze zich voelde. Ze was het nieuwste lid van de Club van Zielige Gescheiden Vrouwen.
Lacey voelde de tranen komen. Ze schudde haar hoofd en dwong zichzelf om aan vrolijke dingen te denken. Haar gedachten gingen rechtstreeks naar Wilfordshire, naar dat vredige, wilde strand. In plotselinge, levendige beelden herinnerde Lacey zich de zee en de zoute lucht. De ijscowagen met zijn enge, harde melodie, en de warme frietjes; papa zei dat ze daar chips werden genoemd. Ze zaten in een bakje van piepschuim met een houten vorkje, en toen ze even niet oplette probeerden de zeemeeuwen ze te stelen. Ze dacht aan haar ouders, aan hun lachende gezichten tijdens die vakantie.
Was het allemaal een leugen geweest? Ze was pas zeven geweest, Naomi vier, niet oud genoeg om de nuances van de emoties van volwassenen echt op te vangen. Haar ouders waren er kennelijk goed in geweest om dingen te verbergen, omdat alles prima in orde was, totdat het van de ene op de andere dag allemaal verwoest was.
Ze hadden toen echt gelukkig geleken, dacht Lacey, maar voor de buitenwereld zagen zij en David er waarschijnlijk ook uit alsof ze alles hadden. En dat hadden ze ook. Een leuk appartement. Goedbetaalde, bevredigende banen. Een goede gezondheid. Alleen niet die verdomde baby’s die plotseling zo belangrijk voor David waren geworden. In feite was het bijna net zo plotseling als dat haar vader was vertrokken. Misschien was het een mannending. Een plotseling eureka-moment waarop je niet meer terug kon komen nadat de beslissing eenmaal was genomen, en dan werd alles wat in de weg stond tot de grond toe platgebrand, want waarom zou je iets intact laten?
Lacey stapte uit de metro en voegde zich bij de mensenmenigte die zich een weg door de straten van New York City baande. Ze had New York haar hele leven haar thuis genoemd. Maar nu leek het verstikkend. Ze was altijd dol geweest op de drukte, en vooral ook op de bedrijven. Zij wás New York. Maar nu voelde ze zich overweldigd door een verlangen naar een radicale verandering. Naar een nieuw begin.
Terwijl ze de laatste paar blokken naar haar kantoor liep, pakte ze haar mobieltje uit haar tas en belde Naomi. Haar zus antwoordde bij de eerste keer overgaan.
‘Alles goed, schat?’
Naomi had vol spanning op de echtscheidingspapieren gewacht, vandaar dat ze ondanks het vroege uur meteen opnam. Maar Lacey wilde het niet over de scheiding hebben.
‘Herinner je je Wilfordshire nog?’
‘Huh?’
Naomi klonk slaperig. Als de alleenstaande moeder van Frankie, ’s werelds meest onstuimige zevenjarige jongen, was dat te verwachten.
‘Wilfordshire. De laatste vakantie die we samen met mama en papa hebben gehad.’
Daarop volgde een ogenblik stilte.
‘Waarom vraag je dat?’
Net als hun moeder had Naomi met betrekking tot alle dingen die met papa te maken hadden de gelofte van stilte afgelegd. Zij was jonger geweest toen hij was vertrokken en ze verklaarde dat ze helemaal geen herinneringen aan hem had, dus waarom zou ze haar energie verspillen aan zich druk maken over zijn afwezigheid? Maar nadat ze een keer op een vrijdagavond iets te veel gedronken had, gaf ze toe dat ze hem zich levendig herinnerde, vaak