was zojuist ontsnapt uit een kooi waar ze was vastgehouden en gemarteld door een psychopaat met een gasbrander. Door de duisternis wist ze niet hoelang ze gevangen had gezeten.
Maar het was haar gelukt om de deur van de kooi open te breken, en nu kroop ze blindelings rond op zoek naar een uitgang. Het had pas geregend, en de modder onder haar was plakkerig, koud en diep.
Terwijl haar lichaam steeds meer verdoofd raakte van de kou, sloop een heftige wanhoop haar hoofd in. Ze was zwak van het slaapgebrek en de honger.
Ik kan het niet, dacht ze.
Ze moest dat soort ideeën uit haar hoofd wegduwen. Ze moest blijven kruipen en zoeken. Als ze niet zou ontsnappen, zou hij haar uiteindelijk vermoorden, net als dat hij zijn andere slachtoffers vermoord had.
“Riley, gaat het wel?”
Lucy’s stem doorbrak Riley’s herinnering aan een van haar meest aangrijpende zaken. Het was een gebeuren dat ze nooit zou vergeten, al helemaal niet omdat haar dochter later door dezelfde psychopaat gevangen werd genomen. Ze vroeg zich af of ze ooit echt bevrijd zou zijn van die flashbacks.
En zou April ook vrij zijn van de verschrikkelijke herinneringen?
Riley was weer terug in het heden, en besefte dat ze halverwege was gestopt met kruipen onder het prikkeldraad. Lucy was achter haar aan het wachten tot ze klaar was met deze hindernis.
“Het gaat wel,” riep Riley terug. “Sorry dat ik je ophoud.”
Ze dwong zichzelf om weer verder te kruipen. Aan de rand van het water krabbelde ze op haar voeten en zette ze alles weer op een rijtje. Toen rende ze richting het bospad, wetende dat Lucy niet ver achter haar was. Ze wist dat haar volgende taak zou zijn om over een ruw hangend vangnet te klimmen. Daarna had ze nog bijna twee mijl te gaan, en nog een paar erg lastige hindernissen om te overkomen.
*
Aan het einde van het zes mijl lange parcours strompelden Riley en Lucy arm in arm, hijgend en lachend en elkaar feliciterend met hun overwinning. Riley was verbaasd om haar langdurige partner op haar te zien wachten aan het einde van het parcours. Bill Jeffreys was een sterke, potige man van ongeveer Riley’s leeftijd.
“Bill!” zei Riley, nog steeds happend naar adem. “Wat doe je hier?”
“Ik was naar jou op zoek,” zei hij. “Ik hoorde dat ik je hier kon vinden. Ik kon maar amper geloven dat je dit wilde doen, al helemaal niet in hartje winter! Ben je een soort masochist of zo?”
Riley en Lucy lachten allebei.
Lucy zei, “Misschien ben ik wel de masochist. Ik hoop dat ik als ik net zo stokoud ben als Riley net zo goed de Yellow Brick Road kan lopen.”
Plagend zei Riley tegen Bill, “Hé, ik wil wel nog een keer. Doe je mee?”
Bill schudde zijn hoofd en grinnikte.
“Absoluut niet,” zei hij. “Ik heb mijn oude gele baksteen nog thuis, en ik gebruik die als deurstopper. Eentje is voor mij wel genoeg. Misschien ga ik wel voor een groene baksteen. Doe jij daaraan mee?”
Riley lachte weer. De zogenaamde “groene baksteen” was een grapje binnen de FBI. Het was een prijs voor degene die vijfendertig sigaren op vijfendertig opeenvolgende avonden kon roken.
“Ik sla over,” zei ze.
Bills gezichtsuitdrukking werd opeens serieus.
“Ik zit op een nieuwe zaak, Riley,” zei hij. “En ik heb je hulp nodig. Ik hoop dat je dat goed vindt. Ik weet dat het best snel na onze vorige zaak is.”
Bill had gelijk. Het leek voor Riley pas gisteren dat ze Orin Rhodes gearresteerd hadden.
“Je weet dat ik net Jilly mee naar huis heb genomen. Ik probeer haar haar draai te laten vinden in haar nieuwe leven. Nieuwe school... nieuwe alles, eigenlijk.”
“Hoe gaat het met haar?” vroeg Bill.
“Ze is nogal onvoorspelbaar, maar ze doet echt haar best. Ze is zo blij om deel uit te maken van een gezin. Ik denk dat ze veel hulp nodig gaat hebben.”
“En April?”
“Die doet het fantastisch. Ik ben nog steeds achterovergeslagen van hoe het gevecht met Rhodes haar haar sterker heeft laten voelen. En ze is al helemaal gek op Jilly.”
Na een korte pauze, vroeg ze, “Wat voor een zaak heb je, Bill?”
Bill was even stil.
“Ik ben onderweg naar de baas om het erover te hebben,” zei hij. “Ik heb je hulp echt nodig, Riley.”
Riley keek naar haar vriend en partner. Hij keek erg angstig. Als hij zei dat hij haar hulp nodig had, dan meende hij dat echt. Riley vroeg zich af waarom.
“Ik ga even douchen en wat droge kleren aantrekken,” zei ze. “Daarna kom ik meteen naar kantoor.”
HOOFDSTUK VIJF
Teamleider Brent Meredith was niet iemand die tijd verspilde aan koetjes en kalfjes. Riley wist dat uit eigen ervaring. Ze verwachtte daarom toen ze zijn kantoor binnenliep na het rennen geen geklets, geen beleefde vragen over gezondheid en gezin en thuis. Hij kon warm en vriendelijk zijn, maar dat was hij maar zelden. Hij zou vandaag meteen ter zake komen, en het zou sowieso dringend zijn.
Bill was er al. Hij zag er nog steeds extreem zenuwachtig uit. Ze hoopte dat ze snel zou begrijpen waarom.
Zodra Riley ging zitten, leunde Meredith over zijn bureau naar haar toe. Zijn brede, hoekige Afro-Amerikaanse gezicht was zoals altijd intimiderend.
“Laten we beginnen bij het begin, Agent Paige,” zei hij.
Riley wachtte tot hij nog iets zou zeggen, een vraag zou stellen, een bevel zou geven. Maar in plaats daarvan staarde hij haar simpelweg aan.
Het duurde maar even voordat Riley begreep wat Meredith bedoelde.
Meredith stelde zijn vraag expres niet hardop. Riley kon zijn discretie wel waarderen. Er was nog steeds een moordenaar op vrije voet, en zijn naam was Shane Hatcher. Hij was uit Sing Sing ontsnapt, en Riley’s meest recente opdracht was geweest om hem op te pakken.
Ze was daarin gefaald. Eigenlijk had ze het ook niet echt geprobeerd, en nu waren andere FBI-agenten aan de zaak toegewezen. Tot nog toe hadden ze geen succes.
Shane Hatcher was een crimineel genie dat tijdens zijn lange jaren in de gevangenis een gerespecteerde expert op het gebied van criminologie was geworden. Daarom was Riley af en toe bij hem in de gevangenis op bezoek geweest, voor advies over zaken. Ze kende hem goed genoeg om zeker te zijn dat hij op het moment geen gevaar voor de samenleving was. Hatcher had een vreemde, maar strenge morele code. Hij had sinds zijn ontsnapping één man vermoord; een oude vijand die zelf ook een gevaarlijke crimineel was. Riley wist zeker dat hij niemand anders zou vermoorden.
Op dit moment begreep Riley dat Meredith wilde weten of ze iets van Hatcher gehoord had. Het was een zaak met veel media-aandacht, en het leek erop dat Hatcher een soort volkslegende werd: een crimineel meesterbrein dat tot zo’n beetje alles in staat was.
Ze waardeerde Merediths discretie om dit niet hardop te vragen. Maar de waarheid was dat Riley niks wist over waar Hatcher nu was of wat hij aan het doen was.
“Niks nieuws, meneer,” antwoordde ze op Merediths onuitgesproken vraag.
Meredith knikte en leek zich een beetje te ontspannen.
“Oké dan,” zei Meredith. “Ik zal meteen met de deur in huis vallen. Ik stuur Agent Jeffreys voor een zaak naar Seattle. Hij wil jou als partner. Ik moet weten of je beschikbaar bent om met hem mee te gaan.”
Riley moest nee zeggen. Ze had zoveel gaande in haar leven nu dat ze absoluut niet een zaak in een stad ver weg kon aannemen. Ze had nog steeds af en toe last van de PTSS die ze had opgelopen toen ze gevangen was gehouden door een sadistische crimineel. Haar dochter,