speciale missie vertellen. Tot die tijd kon hij de pestkoppen en het getreiter wel tolereren. Want spoedig zou hij hun held zijn. Spoedig zou iedere ziener in elke tijdlijn de naam Malcolm Malice kennen. Hij zou in alle geschiedenisboeken komen te staan.
Spoedig zou hij in het hele universum bekend staan als degene die de School voor Zieners voor eens en altijd vernietigd had.
HOOFDSTUK DRIE
Opluchting stroomde door Olivers lichaam. Armando kon zich hem toch nog herinneren. Ondanks alles dat hij had gedaan om deze tijdlijn te veranderen, was zijn held toch niet vergeten wie hij was.
“Je… je herinnert je mij?” stamelde Oliver.
Armando liep naar hem toe. Zijn rug was rechter, zijn kin hoger. Hij was beter gekleed; hij straalde zelfverzekerdheid uit in zijn donkere broek en shirt. Dit was niet dezelfde Armando die Oliver onderdak had geboden tijdens de nacht van de storm; de in elkaar gedoken, versleten, geheimzinnige man die tientallen jaren als pias geleefd. Dit was een man die zijn hoofd trots hoog hield.
Hij klopte op Olivers schouder. “Ik herinner me dat je mij jaren geleden, in 1944, vertelde dat alles over zeventig jaar op zijn plek zou vallen. En dat doet het nu. Lucas doet al jaren dingen achter mijn rug om.” Hij keek weg met een gepijnigde blik in zijn ogen. “Ik kan niet geloven dat hij mij dood wilde.”
Oliver voelde een steek van verdriet. Armando had Lucas vertrouwd en Lucas had hem op de meest afschuwelijke manier verraden.
“Maar dat ligt nu in het verleden,” zei Armando. “Dankzij jou.”
Oliver werd overspoeld door trots. Toen herinnerde hij zich zijn gesprek met Professor Amethyst. Het was nog niet voorbij. Er was nog meer te doen. Het werk van een ziener ging altijd door. En zijn lotsbestemming was verweven met die van Armando. Hij wist alleen niet op wat voor manier.
De gedachte aan Professor Amethyst deed Oliver pijn. Zijn vingers gingen naar het amulet. Het was ijskoud. Teruggaan naar de School voor Zieners was nu geen optie. Hij zou waarschijnlijk nooit meer terugkeren. Hij zou zijn vrienden nooit meer zien: Walter, Simon, Hazel, Ralph en Ester. Hij zou nooit meer switchit spelen of door de gangen lopen die door de kapokboom werden ondersteund.
Armando glimlachte vriendelijk naar hem. “Aangezien we elkaar technisch gezien nooit hebben ontmoet, moet ik mezelf misschien maar voorstellen. Ik ben Armando Illstrom, van Illstroms Uitvindingen.”
Oliver schrok op uit zijn sombere gemijmer. Hij schudde Armando’s hand en voelde een warmte door zijn hele lichaam gaan.
“Ik ben Oliver Blue. Van…”
Hij zweeg. Waar hoorde hij nu bij? Niet de School voor Zieners. En ook niet de fabriek in deze nieuwe realiteit waar hij en Armando elkaar nooit hadden ontmoet. En zeker niet thuis in New Jersey bij de Blues, waarvan hij nu wist dat ze niet zijn echte ouders waren.
Somber voegde hij toe, “Eigenlijk weet ik niet waar ik nu thuishoor.”
Hij keek op naar Armando.
“Misschien is dat je ware missie, Oliver Blue?” zei Armando met een zachte maar zelfverzekerde stem. “Om je plek in deze wereld te vinden?”
Oliver liet Armando’s woorden even bezinken. Hij dacht aan zijn echte ouders, de man en vrouw die hij zag in zijn visioenen en dromen. Hij wilde hen vinden.
Maar hij was verward.
“Ik dacht dat het mijn missie was om terug te keren en jou te redden,” zei hij.
Armando glimlachte.
“Missies hebben meerdere lagen,” antwoordde hij. “Mij redden en erachter komen wie je echt bent—die twee sluiten elkaar niet uit. Tenslotte is het je identiteit die je in de eerste instantie naar mij heeft geleid.”
Oliver dacht daarover na. Misschien had hij gelijk. Misschien was zijn terugkeer in de tijd niet zo simpel als één missie; misschien was het voorbestemd om meerdere redenen.
“Maar ik weet niet eens waar ik moet beginnen,” gaf Oliver toe.
Armando tikte op zijn kin. Toen lichtten zijn ogen ineens op.
Hij haastte zich naar een van zijn vele bureaus en knipte met zijn vingers. “Natuurlijk, natuurlijk, natuurlijk.”
Oliver was verbaasd. Nieuwsgierig keek hij toe hoe Armando door een la rommelde. Toen rechtte hij zijn rug en wendde hij zich tot Oliver.
“Hier.”
Hij liep naar hem toe en legde een rond bronzen object in Olivers handen. Oliver bestudeerde het. Het zag er eeuwenoud uit.
“Een kompas?” vroeg hij fronsend.
Armando schudde zijn hoofd. “Zo ziet het eruit, ja. Maar het is veel meer dan dat. Een uitvinding die ik nooit heb kunnen ontcijferen.”
Oliver staarde vol bewondering naar de vele wijzers en vreemde symbolen op het oppervlak. “Waarom heb je het dan in je bezit?”
“Het is op de trap van mijn fabriek achtergelaten,” zei Armando. “Er zat geen briefje bij dat verklaarde waar het vandaan kwam. Mijn naam stond op het pakket, maar ik besef nu dat ik niet de beoogde ontvanger was. Kijk eens op de andere kant.”
Oliver draaide het kompas om. Daar, in het brons gegraveerd, stonden de letters O.B.
Oliver snakte naar adem en liet het kompas bijna vallen. Toen ontmoette zijn blik die van Armando.
“Mijn initialen?” zei hij. “Hoe? Waarom? Wie zou jou iets sturen dat bedoeld is voor mij?”
Armando haalde diep adem. “Ik was voorbestemd om een gids voor een ziener te zijn, Oliver. Voor jou. Ik dacht eerst dat het Lucas was. Maar toen jij in 1944 arriveerde en me je gaven liet zien, besefte ik dat ik het mis had. Daarna was ik voorzichtig. Ik wachtte tot er een ziener naar me toe zou komen. Oliver, dit kompas is elf jaar geleden voor mijn deur achtergelaten. Op de eerste van december.”
Oliver snakte naar adem. “Dat is mijn verjaardag.”
Armando deed er nog een schepje bovenop. “Ik geloof nu dat dit door je ouders is achtergelaten.”
Oliver had het gevoel dat iemand hem in zijn maag had gestompt. Hij kon het niet geloven. Hield hij echt een klein stukje van zijn ouders in zijn handen? Iets dat van hen was geweest, iets dat ze naar Armando hadden gestuurd om te bewaren?
“Mijn ouders?” fluisterde hij.
Het was zonder twijfel een teken. Een geschenk van het universum.
“Waarom ben je er zo zeker van dat het van hen komt?” vroeg Oliver.
“Kijk naar de wijzerplaten,” zei Armando tegen hem.
Oliver keek. Hij zag dat er tussen een stuk of tien wijzers, slechts één was die direct naar een symbool wees. Het symbool deed Oliver denken aan Egyptische hiërogliefen, in gekraste zwarte lijnen. Maar het was duidelijk wat het moest verbeelden. Een man en een vrouw.
Oliver wist het nu zeker. Dit was ongetwijfeld een teken.
“Wat weet je nog meer?” wilde hij van Armando weten. “Heb je gezien dat ze het pakket achterlieten? Hebben ze iets gezegd? Iets over mij?”
Armando schudde somber zijn hoofd. “Ik ben bang dat ik verder niets weet, Oliver. Maar misschien zal dit je helpen bij je zoektocht naar waar je echt thuishoort.”
Olivers blik viel weer op het kompas. Het was zo vreemd, bedekt met symbolen en wijzerplaten. Hij had dan wel geen idee van hoe hij het moest ontcijferen, maar hij wist dat het belangrijk was. Dat het op de een of andere manier onderdeel was van zijn missie om zijn ouders te vinden. Om erachter te komen wie hij was en waar hij vandaan kwam. Het feit dat hij nu een stukje van hen in zijn handen had, gaf hem de kracht om te zoeken.
Op dat moment zag hij dat een van de wijzers bewoog. Nu zweefde de wijzer boven drie kronkelende lijnen die Oliver aan water deden denken. Hij wreef met zijn