Moeder begroef haar gezicht in haar handen. Ze haatte ruzie, maar ze deed nooit iets om het tegen te houden.
Oliver schudde alleen zijn hoofd. “Het kan me niet schelen dat je me een leugenaar noemt. Ik ken de waarheid, en jij ook.” Hij vouwde zijn armen over elkaar. “En trouwens, dat doet er allemaal niet toe. Ik ben teruggekomen om jullie te vertellen dat ik vertrek.”
Moeder keek op. “Wat?”
Vader keek Oliver ontzet aan. “Vertrek? Je bent elf jaar oud! Waar wilde je heen gaan?”
Oliver haalde zijn schouders op. “Dat weet ik nog niet. Maar ik weet wel dat jullie niet mijn echte ouders zijn.”
Iedereen snakte naar adem. Chris’ mond viel open. Het werd stil in de kamer.
“Waar heb je het over?” riep moeder. “Natuurlijk zijn we dat.”
Oliver kneep zijn ogen samen. “Nee. Dat zijn jullie niet. Jullie liegen. Wie zijn ze? Mijn echte moeder en vader. Wat is er met hen gebeurd?”
Zijn moeder keek alsof ze betrapt was. Haar ogen schoten door de kamer, alsof ze naar een uitweg zocht.
“Goed dan,” flapte ze eruit. “We hebben je geadopteerd.”
Oliver knikte langzaam. Hij had gedacht dat het moeilijk zou zijn om haar woorden te horen, maar het was een opluchting om nog meer bevestiging te krijgen dat de twee mensen uit zijn visioen zijn ouders waren, niet deze afschuwelijke mensen. Dat Chris ook niet zijn echte broer was. De grote pestkop zag eruit alsof hij op het punt stond om flauw te vallen.
Moeder ging verder. “We weten niets over je echte ouders, oké? Daar hebben we geen informatie over gekregen.”
Oliver voelde de moed in zijn schoenen zakken. Hij had gehoopt dat ze een stukje van de puzzel van zijn identiteit zouden kunnen verstrekken. Maar ze wisten niets.
“Niets?” vroeg hij somber. “Zelfs niet hun namen?”
Vader deed een stap naar voren. “Niet hun namen, niet hun leeftijden, niet hun banen. Adoptieouders krijgen dat soort dingen niet te weten. Het is een kwestie van geluk, weet je! Voor hetzelfde geld ben je het kind van een crimineel. Een gestoorde.”
Oliver keek hem dreigend aan. Hij was er zeker van dat zijn ouders geen van beide waren, maar meneer Blue gedroeg zich afschuwelijk. “Waarom hebben jullie me eigenlijk geadopteerd?”
“Dat heb je aan je moeder te danken,” snoof vader. “Zij wilde een tweede. Ik heb geen idee waarom.”
Hij liet zich naast moeder op de bank zakken. Oliver staarde naar hen. Het voelde alsof hij een stomp in zijn maag had gekregen. “Jullie wilden me eigenlijk helemaal niet, of wel? Dat is waarom jullie me zo slecht behandelden.”
“Je zou dankbaar moeten zijn,” mompelde vader, die zijn blik ontweek. “De meeste kinderen raken kwijt in het systeem.”
“Dankbaar?” zei Oliver. “Dankbaar dat jullie me nauwelijks te eten gaven? Me nooit nieuwe kleren of speelgoed hebben gegeven? Dankbaar voor een matras in een alkoof?”
“Wij zijn niet de slechteriken,” verklaarde moeder. “Je echte ouders hebben je in de steek gelaten! Reageer je maar op hen af, niet op ons.”
Oliver luisterde zonder te reageren. Of zijn echte ouders hem daadwerkelijk in de steek hadden gelaten of niet, hij had toch geen bewijs. Dat was een mysterie voor een andere dag. Voor nu zou hij moeders woorden met een korreltje zout nemen.
“De waarheid is er nu elk geval uit,” zei Oliver.
Chris’ mond klapte eindelijk dicht. “Jullie willen beweren dat die snotneus toch niet mijn broer is?”
“Chris!” berispte zijn moeder hem.
“Zo kun je niet praten,” voegde vader toe.
Oliver grijnsde alleen. “Oh ja, Christopher John Blue. Aangezien we toch de waarheid boven water aan het halen zijn. Jullie lieve zoon—jullie echte, biologische zoon—is een pestkop. Hij heeft me mijn hele leven gepest, om nog maar niet te spreken over de andere kinderen op school.”
“Dat is niet waar!” brulde Chris. “Geloof hem niet! Hij is jullie zoon niet eens. Hij is… hij is niets! Niemand! Helemaal niemand!”
Moeder en vader keken Chris ontzet aan.
Oliver grijnsde weer. “Ik denk dat je de waarheid zelf al aan het licht hebt gebracht.”
Iedereen was stil, verbijsterd door alle onthullingen. Maar Oliver was nog niet klaar. Nog niet. Hij ijsbeerde door de kamer en eiste van iedereen de aandacht op.
“Dit is wat er gaat gebeuren,” zei hij terwijl hij heen en weer liep. “Jullie willen me niet. En ik wil jullie niet. Ik was nooit voorbestemd om hier te zijn. Dus ik ga weg. Jullie zoeken me niet. Jullie praten niet over me. Vanaf vandaag zal het zijn alsof ik nooit heb bestaan. In ruil daarvoor zal ik niet naar de politie gaan om hen te vertellen over de jaren van kwelling, over dat ik in een alkoof moest slapen en over hoe weinig ik te eten kreeg. Afgesproken?”
Hij keek van het ene paar blauwe ogen naar het andere. Wat gek eigenlijk, dacht hij nu, dat hij het niet eerder had geraden – zijn ogen waren bruin.
“Afgesproken?” zei hij weer, stelliger dit keer.
Wat was het bevredigend om te zien dat ze beefden. Zijn moeder knikte. Chris ook.
“Afgesproken,” stamelde vader.
“Mooi. Laat me nu mijn spullen inpakken en dan zijn jullie voorgoed van me af.”
Hij voelde hun ogen op zich branden terwijl hij naar de alkoof liep. Hij greep zijn koffer, nog steeds gevuld met onderdelen van zijn uitvindingen, en stopte het uitvindersboek erin.
Toen haalde hij het kompas uit zijn zak en legde het bovenop de rest van zijn spullen.
Net toen hij op het punt stond de koffer te sluiten, merkte hij dat de wijzers van het kompas waren bewogen. Eén wijzer wees nu naar een symbool dat eruitzag als een bunsenbrander. Een tweede zweefde boven het symbool van een enkele vrouwelijke figuur. Een derde wees naar een studentenbaret.
In zijn hoofd probeerde Oliver de puzzelstukjes op hun plek te leggen. Kon het zijn dat het kompas hem naar juffrouw Belfry leidde? De bunsenbrander kon natuurkunde vertegenwoordigen, het vak waar ze les in gaf. Het enkele vrouwelijke figuur sprak voor zich. En de studentenbaret kon een docent betekenen.
Het moest een teken zijn, dacht Oliver opgewonden. Het universum wees hem de weg.
Hij sloot zijn koffer en draaide zich om naar de Blues. Ze keken hem zwijgend aan, geschokt. Het was erg bevredigend om die uitdrukking op hun gezichten te zien.
Maar toen merkte Oliver dat Chris zijn handen tot vuisten balde. Hij wist dondersgoed wat dat betekende—Chris stond op het punt om aan te vallen.
Oliver had slechts een fractie van een seconde om te reageren. Hij gebruikte zijn krachten om snel Chris zijn schoenveters aan elkaar te binden.
Chris dook op hem af. Hij struikelde onmiddellijk over zijn vastgebonden veters en kwam op de vloer terecht. Hij kreunde.
Moeder gaf een gilletje. “Zijn veters! Heb je zijn veters gezien?”
Vader werd bleek. “Ze… ze bonden zichzelf aan elkaar vast.”
Vanaf de grond wierp Chris Oliver een dreigende blik toe. “Dat was jij. Ja toch? Je bent een freak.”
Oliver haalde onschuldig zijn schouders op. “Ik heb geen idee waar je het over hebt.”
Toen draaide hij zich abrupt om, zijn koffer in zijn hand, en stormde het huis uit. Hij sloeg de deur met een klap achter zich dicht.
Terwijl hij over het pad liep, verscheen er een glimlach op zijn gezicht.
Hij hoefde de Blues nooit meer te zien.
HOOFDSTUK