Cassie, nadat ze hun wijn hadden besteld.
‘Deze keer ga ik naar een gezin in Versailles. Dichtbij het paleis, geloof ik. Hopelijk krijg ik de kans om het te gaan bezichtigen als ik een vrije dag heb.’
‘Deze keer? Ben je al eens eerder au pair geweest?’
‘Ja, maar dat liep niet zo goed af.’ Jess liet een ijsblokje in haar glas vallen. ‘Dat gezin was vreselijk. Daarna heb ik nooit meer gebruik gemaakt van Maureens Au Pairs. Deze keer heb ik een ander bureau gebruikt. Maar maak je geen zorgen,’ voegde ze er snel aan toe, ‘het komt vast goed. Maureen heeft vast ook goeie klanten in haar bestand.’
Cassie kreeg ineens een droge mond. Ze nam een grote slok wijn. ‘Ik dacht dat ze goed aangeschreven stond. Ik bedoel, haar slogan is Europa’s Beste Bureau.’
Jess lachte. ‘Nou ja, dat is maar reclame. Ik heb andere dingen gehoord.’
‘Wat is jou dan overkomen?’ vroeg Cassie. ‘Vertel het me, alsjeblieft.’
‘Nou, de opdracht klonk in orde, hoewel een paar vragen die Maureen stelde me wel zorgen baarden. Ze waren zo raar dat ik me begon af te vragen of er problemen waren met de familie, omdat de au pairs die ik kende niet zulke vragen kregen tijdens hun sollicitatie. En toen ik er eenmaal was – nou, het was niet zoals ze hadden gezegd.’
‘Waarom niet?’ Cassie voelde haar binnenste koud worden. Zij had Maureens vragen ook raar gevonden. Ze was ervan uitgegaan dat elke sollicitant dezelfde vragen kreeg – dat ze iets wilde weten over je vaardigheden. En misschien was het dat ook wel... maar om andere redenen dan ze zich had voorgesteld.
‘Het gezin was onwijs disfunctioneel,’ zei Jess. ‘Ze waren respectloos en vernederend. Ik moest dingen doen die ver buiten de taakomschrijving vielen. Dat kon ze niks schelen, en ze weigerden te veranderen. En toen ik zei dat ik wegging… Toen werd het pas echt oorlog.’
Cassie beet op haar lip. Als kind had ze dat ook meegemaakt. Ze herinnerde zich luide stemmen achter gesloten deuren, ruzies die mompelend werden uitgevochten in de auto, een ijzige spanning. Ze had zich altijd afgevraagd waarover haar moeder – zo stil, zo onderworpen, zo klein gemaakt – in vredesnaam over had kunnen ruziën met haar bombastische, agressieve vader. Pas nadat haar moeder was omgekomen in een auto-ongeluk, had Cassie begrepen dat de discussies juist dienden om te vrede te bewaren, de situatie te managen en Cassie en haar zus te beschermen tegen de agressie die onvoorspelbaar en zonder goede reden oplaaide. Zonder de aanwezigheid van haar moeder was het conflict overgekookt tot een totale oorlog.
Ze had zich voorgesteld dat ze, door au pair te worden, onderdeel kon worden van een gelukkige familie die ze nooit had gehad. Nu was ze bang dat het tegenovergestelde zou gebeuren. Ze had thuis nooit de vrede kunnen bewaren. Zou ze een explosieve situatie ooit kunnen sussen zoals haar moeder had gedaan?
‘Ik maak me zorgen om mijn gezin,’ bekende Cassie. ‘Ik kreeg ook rare vragen tijdens de sollicitatie, en hun eerste au pair was eerder weggegaan. Wat gebeurt er als ik dat ook moet doen? Ik wil niet blijven als de situatie escaleert.’
‘Niet weggaan, tenzij het een noodgeval is,’ waarschuwde Jess. ‘Het leidt tot een gigantisch conflict, en je bloedt financieel leeg; je bent aansprakelijk voor een heleboel extra kosten. Daardoor durfde ik het bijna geen tweede keer aan. Ik was heel voorzichtig toen ik deze opdracht accepteerde. Ik had ‘t me niet kunnen veroorloven als mijn vader deze keer niet alles had betaald.’ Ze zette haar wijnglas neer. ‘Zullen we naar de gate gaan? We zitten achterin het vliegtuig, dus we zijn als eerste aan de beurt om aan boord te gaan.’
Het aan boord gaan van het vliegtuig was spannend genoeg om Cassie af te leiden van wat Jess had gezegd, en toen ze eenmaal zaten, kletsten ze over andere onderwerpen. Toen het vliegtuig opsteeg, steeg haar humeur ook. Het was haar gelukt. Ze had het land verlaten, ze was ontsnapt aan Zane, en ze zat in een vliegtuig op weg naar een nieuwe start in een ander land.
Pas na het eten, toen ze weer dacht aan de details van haar opdracht en de waarschuwingen van Jess, kwam haar bezorgdheid weer terug. Het kon niet dat elk gezin slecht was, toch? Maar wat als een bepaald bureau een reputatie had voor het accepteren van lastige families? Dan zouden de kansen toch groter zijn.
Cassie probeerde even te lezen, maar ze kon zich niet concentreren op de woorden, en haar gedachten bleven maar rondgaan. Ze keek uit haar ooghoeken naar Jess. Nadat ze zeker had gesteld dat die verdiept was in haar film, pakte Cassie onopvallend een doosje pillen uit haar tas en nam er een in met een restje Cola Light. Als ze niet kon lezen, kon ze net zo goed slapen. Ze deed haar lampje uit en leunde achterover in haar stoel.
*
Cassie zat in haar tochtige slaapkamer, onder het bed, met haar rug tegen de ruwe, koude muur. Beneden klonk dronken gelach, gestommel en geschreeuw: feestvreugde die elk moment om kon slaan in geweld. Ze luisterde ingespannen en wachtte op het geluid van brekend glas. Ze herkende de stem van haar vader en zijn nieuwe vriendin, Deena. Er waren minstens vier anderen beneden, misschien meer. En toen, boven het geschreeuw uit, hoorde ze de vloer kraken onder zware voetstappen op de trap.
‘Hé, lief schatje,’ fluisterde een zware stem, en het twaalfjarige meisje kromp ineen van angst. ‘Ben je daar, meissie?’
Ze kneep haar ogen dicht en probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat het een nachtmerrie was, dat ze veilig in bed lag en dat de vreemden beneden bijna weg zouden gaan.
De deur zwaaide langzaam open. In het maanlicht verscheen een zware laars. De voeten kwamen op haar af.
‘Hé, meissie.’ Een hees gefluister. ‘Ik kom even hallo zeggen.’
Ze kneep haar ogen dicht en bad dat hij haar gejaagde ademhaling niet zou horen. Het geluid van dekens die worden weggetrokken... en toen een verbaasd gebrom toen hij het kussen en de jas zag die ze eronder gestopt had.
‘De hort op,’ mompelde hij. Ze gokte dat hij naar de smerige gordijnen keek waar de wind mee speelde, naar de regenpijp die een gevaarlijke ontsnappingsroute suggereerde. De volgende keer zou ze moed vatten en naar beneden klimmen. Het kon niet erger zijn dan zich hier te verstoppen.
De laarzen verdwenen uit het zicht. Beneden klonk plotseling muziek, gevolgd door boos geschreeuw.
De kamer was stil. Ze rilde; als ze zich hier de hele nacht moest verstoppen, zou ze een deken nodig hebben. Die kon ze maar beter nu pakken. Langzaam bewoog ze weg van de muur. Maar toen ze haar hand onder het bed vandaan stak, werd die door een ruwe hand vastgegrepen.
‘Dus daar zit je!’ Hij trok haar onder het bed vandaan – ze graaide naar het frame, het koude staal schaafde haar handen en ze begon te gillen. Haar doodsbange kreten klonken door de kamer, door het huis...
Ze schrok wakker, zwetend, gillend, en met Jess’ bezorgde stem in haar oren. ‘Hé, Cassie, gaat het?’
De tentakels van de nachtmerrie lagen nog op de loer en wilden haar terug naar binnen zuigen. Ze voelde de rauwe schaafwonden op haar arm waar ze zich had bezeerd aan het frame van het bed. Ze drukte haar vingers tegen haar huid en voelde opgelucht dat er geen wond zat. Ze sperde haar ogen wijd open en deed het lampje aan om de duisternis te verjagen.
‘Het gaat wel. Nachtmerrie, dat is alles.’
‘Wil je wat water? Of thee? Ik kan de stewardess vragen.’
Cassie stond op het punt om beleefd te weigeren, maar toen herinnerde ze zich dat ze haar medicijnen weer moest nemen. Als één pil niet werkte, werkte een tweede vaak wel om de nachtmerries tegen te houden.
‘Wat water zou fijn zijn. Dank je,’ zei ze. Ze wachtte tot Jess niet keek en slikte gauw nog een pil. Ze probeerde niet meer te slapen.
Tijdens de afdaling wisselende ze telefoonnummers uit met Jess, en voor de zekerheid noteerde ze ook de naam en het adres van het gezin waar Jess zou gaan werken. Cassie hield zichzelf voor dat het hopelijk net als een verzekering was, dat ze hem niet nodig zou hebben als ze hem had. Ze beloofden elkaar dat ze samen het paleis van Versailles zouden gaan bekijken zodra de mogelijkheid zich voordeed.
Terwijl