vanavond het bed voor jezelf hebt. Ga en profiteer ervan. Ik zal hier wat opruimen en dan mijn tijdschrift lezen, tenzij er een charmante prins langskomt om me gezelschap te houden. Wie weet heb ik zoveel geluk.”
Lek glimlachte naar haar vriendin en sprong van de bar.
“Mmm, ja, je hebt gelijk, dat weet ik, maar je weet hoe het is. Ik voel me zo schuldig dat ik zo ver weg werk en geen tijd kan doorbrengen met mijn baby. Ik heb haar niet kunnen zien opgroeien en dat maakt me soms heel verdrietig. Meestal heb ik er vrede mee, maar soms, soms kan ik het gewoon even niet aan. Soms wil ik gewoon huilen en huilen.... het al emaal opgeven en terug naar huis gaan, met mijn staart tussen mijn benen als een geslagen puppy.
Waarom doen we dit, Noi?”
“Stil maar, ik weet het. Zo voelen we ons al emaal wel eens, op onze slechte dagen. Je doet het beste wat je kan voor je familie, en meer kun je niet doen, toch? Niemand kan dat.
Ga nu naar huis en geniet van een goede nachtrust. Ik zie je morgenmiddag,” troostte Noi.
Ze gaven elkaar een lange knuffel, toen pakte Lek haar tas en rende over de smale weg naar een van de motortaxi’s, die daar dag en nacht stonden te wachten.
Lek kende de jongens goed. Ze hadden vaak onderdak gezocht in haar bar tijdens een storm of kwamen binnen voor een kopje koffie om hen door een rustige periode heen te helpen. Ze zorgden als grote broers voor de lokale meisjes - zij waren de lokale bescherming of maffia.
“Hallo, Nong,” zei ze. “Geef je me een lift naar huis? Ik ben doodmoe. Waar is de baas vanavond?”
“Hoi, Lek, al es goed met je, meisje? Zo mooi als altijd. Mooi genoeg om op te eten, als je begrijpt wat ik bedoel. Zag je me maar als meer dan een taxiservice naar huis. Ik heb meer
tussen mijn benen dan al een een motor, hoor. Een grapje. Tuurlijk, spring maar achterop.
Ik weet niet waar Bong is. Je kent hem. Hij is de baas en kan doen wat hij wil. Ik ben gewoon de arme ingehuurde hulp en ik doe wat me gezegd wordt,” antwoordde hij.
Lek sloeg hem speels op zijn schouder en sprong achterop, in de dames zit:
“Oh, jij!” Zei ze. “Je zou doodval en van schrik als ik op een dag gebruik maak van wat er nog meer tussen je benen zit.”
Tien minuten later stond ze buiten haar appartement, en vroeg zich af of ze wel of niet iets te eten zou halen. Ze voelde zich verdrietig en eenzaam, maar ze besloot niets te eten te halen, omdat ze zichzelf te ongezellig vond om dat iemand anders aan te doen.
De meeste mannen zouden hebben betaald om met haar te mogen praten, zelfs in haar melancholische bui, maar dat besefte ze niet.
In haar kamer voelde ze zich helemaal al een. Haar vriendinnen waren met een paar dronken sukkels, maar ze waren tenminste niet al een. Ze deed de ventilator en de TV aan en deed haar blouse en haar korte broek uit. Ze keek in de spiegel terwijl ze een badhanddoek om zich heen wikkelde. Niet slecht, dacht ze, maar hoe lang nog.
Zij deed haar BH en slipje uit van onder de handdoek, alhoewel niemand haar kon zien.
Het was een gewoonte geworden. Ze zat op het bed en zapte tussen de kanalen. Ze hadden geen kabel of satelliet, dus stopte ze bij een kanaal waar muziek werd gespeeld, en stapte onder de douche.
Ze dacht aan haar moeder die 61 jaar oud was. Hoe lang zou ze nog leven? Zou ze op een dag een vreselijk telefoontje krijgen dat haar moeder was overleden, voordat ze de kans kreeg om een laatste paar jaar met haar door te brengen? Zou Soomsomai trouwen en verhuizen, voordat Lek de kans kreeg om haar te helpen opgroeien? Dit waren mogelijkheden die te vreselijk waren om over na te denken, maar die tegenwoordig veel te vaak de kop opstaken. Ze zette de douche aan en smeekte het water om de gedachten weg te spoelen.
Maar dat deed het niet, en Lek ging op het bed liggen en huilde zichzelf in slaap - al een.
3 SCHOMMELS EN ROTONDES
Tijdens de nacht werd Lek meerdere malen wakker door een terugkerende nachtmerrie over haar moeder die dood onder aan de trap lag, en haar dochter schreeuwde om haar moeder om haar te helpen. Ze had eerder dezelfde droom gehad, maar ze kreeg die nu steeds vaker. Op een dag zou ze een telefoontje krijgen die bevestigde dat haar droom werkelijkheid was geworden. Ze was er zeker van dat het een profetie was.
Ze lag wakker in bed, zwetend van de zorgen over haar droom, maar probeerde om het nieuws van 12 uur op de televisie te volgen, toen Ayr en Goong terugkwamen. Hun goede humeur besmette Lek en al snel dacht ze niet meer aan de verschrikking van de nachtmerrie.
De Schotten waren veel beter gemanierd dan de eerste indrukken hadden gesuggereerd, en de meisjes waren zeer goed behandeld. Jock was bot en eerlijk, maar ook vriendelijk en vrijgevig. Dougal was stiller, zelfs een beetje verlegen, wat Goong zei dat ze graag in een man had. Ayr vond Jock dapper en moedig dat hij zich zo uitsprak. Hij was voor niemand bang en was ‘zijn eigen man’, zoals zij zei dat hij het had gezegd. Ayr vond hem aardig.
Lek stelde de gebruikelijke vragen: waar waren ze heengegaan? Wat hadden ze gedaan? En de belangrijkste vraag - zouden ze de mannen nog eens zien? Ze waren van Soi 7
vertrokken en hadden een privétaxi genomen naar het Naam Chai Restaurant in Soi Buakhao, voordat ze via verschillende kroegen bij de hotelkamers van de mannen uitkwamen, in de Siam Bay View op Second Road. Ze hadden er zelfs ontbeten en geluncht en de jongens hadden voor al ebei de meisjes een zwempak gekocht in de winkel van het
hotel, zodat ze gebruik konden maken van het zwembad. Lek was blij voor haar vriendinnen - ze hadden de laatste tijd niet veel geluk gehad en hadden, zoals altijd, niet veel geld meer.
Niet dat ze er om wakker leken te liggen. Ze lagen nooit ergens wakker van. Ze waren ware volgelingen van de ‘Waarom zou je je druk maken? Wat zal zijn, zal zijn’
levensfilosofie en Lek hield ervan en was er jaloers op. Ze hadden familie maar geen eigen kinderen, en ze geloofden dat Karma al es zou oplossen. De Karma van hun ouders, hun eigen Karma en de Karma van hun families zouden het al emaal op tijd onderling oplossen.
Dus waarom zouden ze zich zorgen maken? Lek wist dat dit axioma waar was; ze geloofde in Karma. Ze was een praktiserend, gelovend Theravada Boeddhist, maar ze was nog steeds bezorgd. Ze kon het gewoon niet al emaal aan het lot overlaten. Ze beschouwde het als een zwakte en als één van haar tekortkomingen.
Ze vroeg opnieuw: “Denken jul ie dat jullie ze ooit nog eens zul en zien?”
“Ik weet het niet,” zei Ayr. “Ik denk het wel. Ze zeiden dat ze in Thailand werken aan de reparatie en verkoop van kopieerapparaten voor Xerox. Ze reizen op dit moment naar Bangkok en vliegen dan voor twee weken naar Chiang Mai voor zaken. Ze hebben ons net buiten afgezet met de taxi. Ze zeiden dat ze ons zouden opzoeken als ze terugkomen.”
‘Als’, niet ‘wanneer’, dacht Lek, maar ze zei het niet, om haar vriendinnen niet te ontmoedigen. Misschien gingen ze zelfs naar Bangkok om vanuit daar terug te vliegen naar Groot-Brittannië, dacht ze. Sommige mensen vertelden leugens alleen maar om zichzelf belangrijk te laten lijken. Lek had in haar tijd zonder enige reden veel smoesjes en leugens te horen gekregen. Het was een van de grote mysteries van het leven, waarom sommige mensen logen, terwijl er geen enkele rechtvaardiging voor was om het te doen.
Lek stond op, trok haar handdoek om zich en ging douchen.
Toen ze uit de badkamer kwam, had iemand een kop thee voor haar gezet en haar vriendinnen sliepen op het bed in hun handdoeken. Lek zette het geluid van de televisie zachter en ging naast hen liggen, met haar arm om Ayr heen. Binnen enkele minuten sliep ze weer, maar deze keer was ze tevreden. Blij om niet al een te zijn.
Ze werden om twee uur ‘s middags wakker, hun interne klokken hen terug leidend naar hun normale routine. Lek kleedde zich aan en ging naar buiten om iets te eten te halen, terwijl de anderen zich douchten, aankleden en zich klaarmaakten voor het werk. Lek zou ze daar ontmoeten omdat ze wat zaken te doen had bij de Bangkok Bank op Second Road.
Ze bestelde een kleine portie groene kipcurry en rijst