de regen, alsof hij Tasuki niet net de stuipen op het lijf had gejaagd.
Tasuki balde zijn handen tot vuisten. Hij wist dat het kind hem niet zou vertellen wat hem dan wel te wachten stond. Hij besloot de anderen in de kamer te negeren, de meesten stonden zachtjes geamuseerd te grinniken. Hij liep naar de kasten met allerlei demonische wapens, haalde er een zakje zeezout uit en deed het snel in zijn zak.
Hij wist wel het een en ander van ware magie, en als zeezout de heks of de demonen die haar vergezelden niet doodde... dan zou het hem in ieder geval een voorsprong geven.
Amni grijnsde terwijl hij toekeek hoe Tasuki het zout pakte. Dit was te goed om voorbij te laten gaan. Zwijgend schraapte hij zijn keel en deed een zeer goede imitatie van een boze heks.
Tasuki sprong wel een halve meter omhoog en draaide zich om met een hand op zijn hart, terwijl hij naar de blonde helderziende staarde.
"Goed gedaan Amni!" riep Toya uit.
"Rot toch op!" gromde Tasuki.
"Tasuki!" waarschuwde Kyoko. "Wil je dat ik grootvader weer roep?"
Tasuki verstijfde en voelde een ijzige rilling door zijn lichaam gaan. Ja, er waren dingen waar het agentschap mee te maken had die hem doodsbang maakten... maar niets was erger dan een bezoek van de meester van alle terreur... Grootvader Hogo.
"Niet nodig Kyoko, hou die mafkees vanavond gewoon bij me uit de buurt," antwoordde Tasuki uiteindelijk, en hij hoopte maar dat de oude man vanavond niet in het centrum van de stad zou opduiken. Hij had de gewoonte om zomaar uit het niets te verschijnen als ze op demonenjacht waren.
Amni grijnsde opnieuw naar hem, knipoogde suggestief om Tasuki te laten blozen voordat hij zich weer naar de groep keerde. Hij drukte zijn vingertoppen tegen elkaar en sloot zijn ogen terwijl hij zijn zichtvermogen opriep. Achter zijn oogleden versnelde de tijd, de dag veranderde in nacht, en hij vloog langs de enorme wolkenkrabbers van de binnenstad. Amni bevond zich abrupt in het midden van de stad in het donker en was omringd door verklede mensen in Halloweenkledij.
Hij richtte zijn bovennatuurlijke blik in alle richtingen en ademde langzaam in, op zoek naar de dingen die er niet hoorden... het waren er zo veel. Vervormde schaduwen kronkelden om hem heen, absorbeerden mensen uit alle richtingen voor ze uit het zicht verdwenen. Spookachtige spinnenwebben vlogen om hem heen, alsof ze hem wilden aanvallen, maar er was niets.
Op de rand van zijn bewustzijn, hoorde Amni iets onheilspellends, bijna als demonische klauwen die over metaal schraapten. In de verte schreeuwde iets waardoor hij terug naar het heden werd getrokken. Hij voelde een kleine hand op zijn schouder en keek op in de wetende ogen van Yuuhi. Op dat moment merkte Amni dat hij op de grond lag en dat de stoel waarop hij had gezeten, was omgevallen.
"Vanavond moet er niemand alleen naar buiten gaan,' was alles wat Amni zei, terwijl hij zich van zijn broer afwendde en ze beiden naar de regen keken. Het silhouet verdween en de regen viel in de lege ruimte.
"We werken allemaal in groepjes van twee samen en iedereen neemt zijn mobiele telefoon mee." beval Kyou. "Kamui zal iedereen vanaf hier volgen, dus bel hem als je in de problemen komt. Degene die het dichtstbij is, komt je te hulp. Yuuhi en Amni zullen bij Kamui blijven, zodat hij eventuele waarschuwingen kan doorgeven als het op hen aankomt."
Kyou keek naar Kotaro, "Kotaro, jij en Yohji gaan patrouilleren op het stadsplein voor het politiebureau, en waar ze Tasuki heen sturen gaat Shinbe ook heen. Toya en Kyoko zullen zich verkleden om op te gaan in de festiviteiten, en om eventueel hun identiteit veilig te houden mocht er iets gebeuren dat we niet konden voorzien. Jullie patrouilleren in de kinderzone, op de uitkijk naar de heks." Hij gaf een lichte knik naar Kyoko, omdat hij wist dat dat haar intentie was.
"Amni, jij en Yuuhi fungeren ook als 'opruimploeg'. Mocht er iets uit de hand lopen met te veel toeschouwers, dan moeten jullie klaarstaan." Hij wierp hen een zwijgende blik toe om hen te laten weten dat ze indien nodig de geheugens van alle levende wezens die ze konden bespeuren, moesten wissen. "Suki wacht met de bus van het Bureau op iedereen die wapens of een lift nodig heeft."
Toya sloeg zijn armen over elkaar. Hij was blij dat hij vanavond bij Kyoko zou zijn, zelfs als dat betekende dat hij zich zou moeten verkleden voor demonenavond. Hij kreeg argwaan toen hij zich realiseerde dat Kyou zijn eigen positie voor de nacht niet had uitgesproken.
"En jij dan?" vroeg Toya achterdochtig.
Kyou vernauwde zijn blik naar het raam, hij wist dat ze niet langer alleen in de kamer waren. Hij had de lucht voelen verschuiven door bewegingen die hij niet zag en de verborgen kracht daarin was verbijsterend.
"Deze bijeenkomst is voorbij," Kyou hield zijn stem kalm maar veeleisend om de anderen niet te alarmeren.
In het begin bewoog niemand, omdat iedereen wachtte tot Kyou als eerste vertrok zoals hij gewoonlijk deed na vergaderingen. Toen het duidelijk was dat hij niet wegging, stonden ze een voor een op en verlieten de ruimte. Kyoko begreep de hint ook toen Kyou haar enkel losliet. Binnen enkele ogenblikken, was de kamer leeg en deed Kyou de deur achter hen op slot zodat niemand hem zou storen.
Hij leunde met zijn rug tegen de deur terwijl hij naar de lege kamer keek.
Kyou liet zijn verhoogde zintuigen elke vierkante centimeter van de ruimte scannen voordat hij naar het raam keek. Hij staarde aandachtig naar een plaats direct naast het raamkozijn. Hij wist dat dit dezelfde entiteit moest zijn die ervoor had gezorgd dat Kyoko een paar minuten eerder bewusteloos was geraakt. Wat hij niet kon achterhalen was waarom. Het had duidelijk geen kwade wil... het voelde bijna alsof het gewoon op bezoek was.
Echter, Kyou kon het gevoel dat hij deze entiteit eerder had gevoeld niet loslaten. Wat het ook was, Kyou wist dat hij zijn geheimen en waarom het daar was moest ontdekken. In de tussentijd leek het hem een goed idee om naar zijn schuilplaats te staren totdat het zich voorstelde of wegging.
Darious zat op de brede vensterbank en leunde met zijn rug tegen het kozijn in een ontspannen houding met een been opgetrokken. Hij had alles gehoord en het had hem een vreemd gevoel van saamhorigheid gegeven dat hij probeerde te negeren. Hij had altijd alleen tegen de demonen gewerkt en hier had hij een hele kamer vol met ... ja, wat? Mensen was niet het juiste woord voor sommigen van hen, ook al was dat hoe ze zich voordeden.
Zijn bewijs was het feit dat de man in de kamer wist dat hij er was, ook al kon hij hem niet zien. De blik die de man hem toewierp, was echter een uitdaging voor zijn aard. De zilverharige man was geen mens... hij was geen demon... wat was hij dan wel in godsnaam? Darious fronste een beetje totdat een krachtig aura door de kamer naar hem toe zweefde. Het was niet bedreigend... het gaf alleen aan dat de man precies wist waar hij was.
Darious vernauwde zijn ogen naar de man... Kyou, werd hij genoemd. Waar had hij die naam eerder gehoord? Hij bevroor halverwege een ademteug en zijn donkere ogen werden bodemloze putten. Dat was onmogelijk.
Toen hij terug was gegaan naar het klooster en het verlaten had aangetroffen en het standbeeld verdwenen was, had hij de tunnels onder het puin doorzocht en de verloren rollen gevonden die betrekking hadden op de Bewakers. Het was in die boeken dat hij had gelezen over Kyou en zijn broers. In de geschriften van de monniken stond dat de Bewakers hun priesteres omringden en de wereld beschermden tegen demonen.
Hij had gedacht dat de Bewakers een mythe waren... niets meer dan de hoop van de mens toegevoegd aan de voorspelling van de duistere rollen. Hij zocht in zijn geest naar wat de rollen werkelijk hadden gezegd, maar het was hem ontgaan omdat hij geen aandacht aan de fabeltjes had geschonken. Hij had de rollen gelaten waar hij ze gevonden had. Jaren later was hij teruggekeerd en had ontdekt dat er nog een rol aan toegevoegd was. Die rol ging over de Bewakers.
Eén ding dat hij zich herinnerde van de nieuwe rol was dat hij ouder was dan de Bewakers en dat zij deze wereld hadden verlaten op hetzelfde moment dat het zegel van de hel was verbroken. Zelfs de monniken hadden niet begrepen waarom ze hem in de steek hadden gelaten in zijn donkerste tijden.
Nu waren ze terug en deden zich voor als mensen... leefden tussen hen alsof ze erbij hoorden, terwijl hij in de kou stond om de demonen te bestrijden alsof het zo moest zijn? Waarom accepteerden de mensen de Bewakers, maar keken ze hem altijd angstig