Морган Райс

Held, Verrader, Dochter


Скачать книгу

Stephania’s dienstmeisjes knielden voor haar, en haastten zich vervolgens weg om hun nieuwe taken uit te voeren.

      Zo nu en dan troffen ze rebellen aan die weigerden zich over te geven, en zij stierven. Sommigen stierven in een snelle aanval van aristocraten, die hun wapens afpakten en hen doodsloegen. Anderen stierven door een mes in hun rug, of een vergiftigde pijl die zich door hun vlees boorde. Stephania’s dienstmeisjes waren goed in wat ze deden.

      Toen ze Koningin Athena zag, vroeg Stephania zich af wat het zou worden.

      “Wat is dit?” wilde de koningin weten. “Wat is hier aan de hand?”

      Stephania negeerde haar geblaat.

      “Tia, ik wil dat jij gaat uitzoeken hoe het ervoor staat bij de wapenkamer. We hebben die wapens nodig. Ik denk dat Baron Scarel inmiddels wel een gevecht heeft gevonden.”

      Ze liep verder in de richting van de grote zaal.

      “Stephania,” zei Koningin Athena. “Ik wil weten wat er gaande is.”

      Stephania haalde haar schouders op. “Ik heb gedaan wat u had moeten doen. Ik heb deze trouwe mensen bevrijd.”

      Het was zo’n simpel argument, zo netjes, dat ze er verder geen woorden aan vuil hoefde te maken. Stephania was degene geweest die de aristocraten had gered. Zij was degene aan wie ze hun vrijheid verschuldigd waren, en misschien zelfs hun levens.

      “Ik zal ook opgesloten,” beet de koningin.

      “Ah, natuurlijk. Had ik dat geweten, dan zou ik u samen met de andere aristocraten bevrijd hebben. Als u mij nu wilt excuseren. Ik heb een kasteel te bezetten.”

      Stephania beende snel weg, omdat de beste manier om een discussie te wonnen was de ander niet de kans geven om te spreken. Ze was niet verrast toen de anderen haar volgden.

      Vlakbij hoorde Stephania de geluiden van een gevecht. Ze gebaarde naar de anderen en ging een trap op, zoekend naar een balkon. Al snel vond ze waar ze naar zocht. Stephania kende de weg in het kasteel beter dan wie dan ook.

      Beneden zag ze een gevecht waar de meeste mensen waarschijnlijk van onder de indruk zouden zijn geweest. Een tiental gespierde mannen, waarvan geen twee wapens of wapenrustingen hetzelfde waren, vochten op de binnenplaats voor de grote poort. Ze namen het op tegen minstens twee keer zoveel wachters, misschien wel drie keer zoveel voor het gevecht was begonnen, allemaal geleid door Baron Scarel. En wat nog opvallender was: het leek erop dat ze aan de winnende hand waren. De aristocraat die er zo van hield om het gevecht aan te gaan, had het verkeerde gevecht gekozen.

      “Dwaze man,” zei Stephania.

      Stephania keek even toe, en als ze een liefhebber van de Killings was geweest, had ze er waarschijnlijk een soort van wrede schoonheid in gezien. Terwijl ze toekeek sloeg een man met een grote bijl twee mannen met het heft. Hij draaide zich om en raakte één van hen hard genoeg met het mes om hem in tweeën te splijten. Een krijgsheer die met een ketting vocht sprong over een soldaat heen en wikkelde de ketting om zijn nek heen.

      Het was een moedige vertoning, en een indrukwekkende. Misschien, als ze had nagedacht, had ze eerder een tiental krijgsheren kunnen kopen en hen in een loyale lijfwacht kunnen veranderen. Het enige lastige zou het gebrek aan subtiliteit geweest zijn. Stephania deinsde achteruit toen de bloedspetters bijna tot aan de rand van het balkon kwamen.

      “Zijn ze niet fantastisch?” zei één van de edelvrouwen.

      Stephania wierp haar een minachtende blik toe. “Ik denk dat het dwazen zijn.” Ze knipte met haar vingers. “Elethe, messen en bogen. Nu.”

      Haar dienstmeisje knikte, en Stephania keek toe terwijl zij en een aantal anderen wapens en pijlen tevoorschijn haalden. Een aantal van de wachters die bij hen waren hadden korte bogen uit de wapenkamer gehaald. Eén had de kruisboog van een schip, die beter geschikt was om te vuren vanaf een dek dan vanaf een balkon. Ze aarzelden.

      “Onze mensen zijn daarbeneden,” zei één van de aristocraten.

      Stephania griste een lichte boog uit zijn handen. “En ze zouden hoe dan ook sterven, gezien hoe slecht ze vechten. Op deze manier geven ze ons in elk geval een kans om te winnen.”

      Winnen was alles. Op een dag zouden de anderen dat misschien begrijpen. Misschien was het beter als ze dat niet deden. Stephania wilde hen niet hoeven doden.

      Ze spande de boog zo goed als ze kon met haar gezwollen buik. Omdat ze naar beneden vuurde, maakte het niet zoveel uit dat ze hem nauwelijks halverwege naar achteren kon trekken. Het maakte ook niet uit dat ze niet de tijd nam om te richten. Met de massa die naar aan het vechten was, zou het voldoende zijn als ze iets zou raken.

      Bovendien was het een signaal.

      Pijlen regenden naar beneden. Stephania zag één pijl zich door de arm van een krijgsheer boren, en hij brulde als een gewond beest, voor hij door nog drie pijlen in zijn borst werd geraakt. Messen flitsen naar beneden om te snijden en te schrapen, te spitten en te steken. Gifpijlen die waarschijnlijk geen tijd hadden om in te werken voor hun doelwitten door andere pijlen werden doorboord.

      Stephania zag zowel imperiale soldaten als krijgsheren tegen de grond gaan. Baron Scarel keek met beschuldigende ogen naar haar op, klauwend naar de pijl van een kruisboog die hem in zijn buik had geraakt. Mannen bezweken onder de zwaarden van de krijgsheren, of vonden gaten in hun verdediging, waarna hun overwinning werd gesmoord door de zee van pijlen.

      Het kon Stephania niet schelen. Pas toen de laatste krijgsheer was gevallen stak ze haar hand omhoog, als teken om de aanval te staken.

      “Zo veel…” begon één van de edelvrouwen, en Stephania viel tegen haar uit.

      “Wees niet zo dwaas. We hebben Ceres’ steun van haar afgenomen, en we hebben het kasteel bezet. Dat is het enige dat ertoe doet.”

      “Hoe zit het eigenlijk met Ceres?” vroeg één van de wachters. “Is ze dood?”

      Stephania kneep haar ogen samen, want dat was het enige aspect van dit plan dat haar ergerde.

      “Nog niet.”

      Ze moesten het kasteel behouden tot de invasie voorbij was, of de rebellen het op de één of andere manier terug wisten te krijgen. Op dat punt zouden ze Ceres als troefkaart nodig kunnen hebben. Of als geschenk, zodat de Vijf Stenen van Felldust hun overwinning konden bewijzen. Het feit dat ze hier was zou zelfs Thanos terug kunnen lokken en Stephania haar kans op wraak geven.

      Voor nu betekende het dat Ceres niet kon sterven. Maar ze kon wel lijden.

      En dat zou ze ook.

      HOOFDSTUK VIJF

      Ceres zweefde boven eilanden van glad gesteente. Het was zo mooi dat ze er bijna van moest huilen. Ze herkende het werk van de Ouden, en moest meteen aan haar moeder denken.

      Toen zag ze haar, ergens voor zich, nog steeds omgeven door de mist. Ceres rende achter haar aan, en ze zag dat haar moeder zich omdraaide. Toch leek ze haar niet te kunnen inhalen.

      Er was een gat tussen hen, en Ceres sprong, haar hand uitgestrekt. Ze zag haar moeder haar armen naar haar uitstrekken, en even dacht Ceres dat Lycine haar zou opvangen. Hun vingers raakten elkaar, en toen viel Ceres.

      Ze wil midden in een gevecht, in een wirwar van lichamen. Er waren doden, maar het feit dat ze dood waren leek hen er niet te van weerhouden om te vechten. Heer West vocht zij aan zij met Anka, en Rexus leidde honderd mannen die Ceres had gedood. Ze waren overal om haar heen, vechtend tegen elkaar, tegen de wereld…

      De Laatste Adem stond voor haar. De voormalige krijgsheer zag er akeliger en angstaanjagender uit als ooit tevoren. Ceres sprong over zijn staf heen en raakte hem aan om hem in steen te veranderen, zoals ze eerder had gedaan.

      Deze keer gebeurde er niets. De Laatste Adem sloeg haar bijna bewusteloos, en boog zich triomfantelijk over haar heen. En ineens was hij Stephania, die een flesje vasthad in plaats van een staf, de dampen nog steeds bijtend in Ceres’ neusgaten.