zich voor op oorlog.
Hij knikte, alsof hij haar gedachten had gelezen.
“We kunnen nu niet meer terug,” zei hij.
Kyra bekeek haar vader met een gevoel van trots dat ze al in jaren niet meer had gevoeld. Hij was niet langer de zelfgenoegzame krijger van middelbare leeftijd die zijn dagen doorbracht binnen de muren van een klein fort – hij was nu de moedige commandant die ze zich van vroeger herinnerde, de man die bereid was om alles te riskeren voor vrijheid.
“Wanneer vertrekken we?” vroeg ze met een bonzend hart.
Tot haar verassing zag ze dat hij zijn hoofd schudde.
“Niet wij,” corrigeerde hij. “Ik en mijn mannen. Niet jij.”
Kyra was terneergeslagen. Zijn woorden staken als een dolk in haar hart.
“Laat u me achter?” vroeg ze stamelend. “Na alles dat er is gebeurd? Wat moet ik nog meer doen om mezelf te bewijzen?”
Hij schudde stellig zijn hoofd, en de harde blik in zijn ogen verscheurde haar. Het was een blik waarvan ze wist dat het betekende dat hij niet zou toegeven.
“Je gaat naar je oom,” zei hij. Het was een bevel, geen verzoek, en met die woorden wist ze waar haar plek was: ze was nu zijn soldate, niet zijn dochter. Het deed haar pijn.
Kyra haalde diep adem – ze zou niet zo makkelijk toegeven.
“Ik wil aan uw zijde vechten,” hield ze vol. “Ik kan u helpen.”
“Je gaat me ook helpen,” zei hij, “door te gaan waar je nodig bent. Ik heb je daar nodig.”
Ze fronste haar wenkbrauwen en probeerde het te begrijpen.
“Maar waarom?” vroeg ze.
Hij zweeg een lange tijd. Toen zuchtte hij.
“Je bezit…” begon hij, “…vaardigheden die ik niet begrijp. Vaardigheden die we nodig zullen hebben om deze oorlog te winnen. Vaardigheden waarvan alleen je oom weet hoe ze getraind kunnen worden.”
Hij strekte zijn arm uit en legde een hand op haar schouder.
“Als je ons wil helpen,” voegde hij toe, “als je ons volk wil helpen, dan is dat waar je nodig bent. Ik heb geen nieuwe soldaat nodig – ik heb jouw unieke talenten nodig. De vaardigheden die niemand anders heeft.”
Ze zag de oprechtheid in zijn ogen, en hoewel ze zich afschuwelijk voelde doordat ze niet met hem mee kon, voelde ze zich gerustgesteld door zijn woorden – en nieuwsgierig. Ze vroeg zich af naar welke vaardigheden hij refereerde, en wie haar oom was.
“Ga en leer wat ik je niet kan leren,” voegde hij toe. “Kom sterker terug. En help me winnen.”
Kyra keek weer in zijn ogen, en ze voelde zijn respect en warmte terugkeren. Het deed haar goed.
“Ur is een lange reis,” voegde hij toe. “Drie dagen rijden naar het noordwesten. Je zult alleen door Escalon moeten reizen. Je zult snel moeten rijden, ongemerkt, en de wegen moeten vermijden. Het nieuws over wat er hier is voorgevallen zal zich snel verspreiden – en de Pandesiaanse heren zullen wraak willen nemen. De wegen zullen gevaarlijk zijn – je blijft in de bossen. Rij naar het noorden, zoek de zee, en hou die in het zicht. De zee zal je kompas zijn. Volg de kustlijn, en je zult Ur vanzelf vinden. Blijf weg uit dorpen, blijf weg bij mensen. Stop niet. Vertel niemand waar je heen gaat. Praat met niemand.”
Hij greep haar stevig bij haar schouders. De donkere blik in zijn ogen joeg haar angst aan.
“Begrijp je me?” drong hij aan. “Het is een gevaarlijke reis voor iedere man – en al helemaal voor een meisje dat alleen is. Ik kan niemand missen om je te vergezellen. Je moet sterk zijn om dit alleen te doen. Ben je dat?”
Ze kon de angst in zijn stem horen, de liefde van een bezorgde vader, en ze knikte. Ze was trots dat hij haar vertrouwde.
“Dat ben ik, Vader,” zei ze trots.
Hij bestudeerde haar, en knikte toen tevreden. Langzaam verschenen er tranen in zijn ogen.
“Van al mijn mannen,” zei hij, “van al deze krijgers, ben jij degene die ik het hardst nodig heb. Niet je broers, zelfs niet mijn beste soldaten. Jij bent de enige die deze oorlog kan winnen.”
Kyra was verward en overweldigd; ze begreep niet helemaal wat hij bedoelde. Ze deed haar mond open om het hem te vragen – toen ze ineens iemand zag naderen.
Ze draaide zich om en zag Baylor, haar vaders stalmeester, naar hen toe komen. Hij had zijn gewoonlijke glimlach op zijn gezicht. Hij was een korte, dikke man met volle wenkbrauwen en slierterig haar. Hij glimlachte naar haar en keek toen naar haar vader, alsof hij op zijn goedkeuring wachtte.
Zijn vader knikte naar hem, en Baylor draaide zich naar haar om.
“Er is me vertelt dat je een reis gaat maken,” zei Baylor met zijn nasale stem. “Daar heb je een paard voor nodig.”
Kyra fronste.
“Ik heb een paard,” antwoordde ze terwijl ze een blik wierp op het paard waarop ze tijdens de strijd met de Mannen van de Heer had gereden. Het stond vastgebonden aan de andere kant van de binnenplaats.
Baylor glimlachte.
“Dat is geen paard,” zei hij.
Baylor keek naar haar vader, en haar vader knikte.
“Volg mij,” zei hij, en zonder te wachten liep hij richting de stallen.
Kyra keek hem verward na, en keek toen haar vader aan. Hij knikte naar haar.
“Volg hem,” zei hij. “Je zult er geen spijt van krijgen.”
Kyra liep met Baylor over de besneeuwde binnenplaats naar de lage stenen stallen, vergezeld door Anvin, Arthfael en Vidar. Kyra vroeg zich af wat voor paard Baylor voor haar in gedachten had. Wat haar betreft was het ene paard net zo goed als het andere.
Terwijl ze de grote stenen stallen naderden, zeker honderd meter lang, draaide Baylor zich naar haar om. Zijn ogen glinsterden van verruking.
“De dochter van onze Heer heeft een goed paard nodig, waar ze dan ook heen gaat.”
Kyra’s hart begon sneller te kloppen; ze had nog nooit een paard van Baylor gekregen. Dat was een eer die alleen voor vooraanstaande krijgers bedoeld was. Ze had er altijd van gedroomd om een eigen paard te hebben als ze oud genoeg was, wanneer ze het had verdiend. Het was een eer die zelfs haar oudere broers nog niet hadden.
Anvin knikte trots.
“Je hebt het verdiend,” zei hij.
“Als je een draak aan kunt,” voegde Arthfael glimlachend toe, “dan kun je zeker een groot paard aan.”
Terwijl ze de stallen naderden, verzamelde zich een kleine menigte bij hen. De mannen stopten met het verzamelen van wapens, duidelijk nieuwsgierig naar waar ze heen werd geleid. Haar twee oudere broers, Brandon en Braxton, voegden zich ook bij hen. Ze wierpen Kyra jaloerse blikken toe, en keken toen snel weg. Ze waren te trots, zoals altijd, om haar erkenning te geven, laat staan lof. Zij verwachtte ook niet anders van hen.
Kyra hoorde voetstappen en zag haar vriendin Dierdre.
“Ik hoor dat je weggaat,” zei Dierdre terwijl ze naast haar kwam lopen.
Kyra voelde zich op haar gemak in haar aanwezigheid. Ze dacht terug aan de tijd die ze samen in de cel van de gouverneur hadden doorgebracht, aan alles dat ze hadden doorstaan, aan hun ontsnapping. Ze voelde een diepe band met haar. Dierdre had veel ergere dingen meegemaakt dan zij, en terwijl ze haar haar keek, voelde ze nog steeds een diep verdriet dat om haar heen hing. Ze vroeg zich af wat er van haar terecht zou komen. Ze kon haar hier niet alleen achterlaten, besefte ze. Nu het leger naar het zuiden zou gaan, zou Dierdre alleen achterblijven.
“Ik kan wel een reisgenoot gebruiken,” zei Kyra.
Dierdre keek haar aan. Haar ogen werden groot van verassing en er verscheen een brede glimlach op haar gezicht.
“Ik hoopte al dat je dat zou vragen,” antwoordde ze.
Anvin,