id="n51">
51
voren.
52
gelijk.
53
bron, water.
54
vonkelen (verg 't Eng. to spark).
55
Thans schijnt te branden.
56
Thans alleen geknield.
57
Thans alleen geknield.
58
sterk (verg. boven spark met ons sprank).
59
bespiedde.
60
in eigen persoon.
61
spiegelgladde, effene.
62
voor gebracht.
63
aan wien.
64
voor krult.
65
Thans wil.
66
Bewandelt, betreedt.
67
draait.
68
perk, omvang.
69
van't veld.
70
Zoo, indien.
71
bundel, koker.
72
Thans beschoren.
73
voor versmelt.
74
erkennen.
75
vloeit en geboeid, als vloei-et en geboei-ed te lezen; verg. beneden scheidet.
76
vloeit en geboeid, als vloei-et en geboei-ed te lezen; verg. beneden scheidet.
77
helderen.
78
voor vliegend span.
79
sluw.
80
Thans om te.
81
Eig. 't Hoogd. kreitz, d. i. kring, perk; van daar (gelijk ook hier) strijdperk.
82
veegt (van 't oude dwa-en, waarvan nog dweil).
83
schreyend.
84
Voor tarwen-aren.
85
Thans zich.
86
flikkeren, vonkelen.
87
Thans zich.
88
hoekigen, kronkelenden.
89
golvenden.
90
voor verheuging.
91
afloopt.
92
Thans zich.