gelukkig voor verbrand (gelijk een brandoffer).
29
schuldvoldoening.
30
Voor schenken.
31
Voor wordt.
32
Men zal hier wel gij of drie regels vroeger ook hij moeten lezen.
33
Naar de oorspronkelijke beteekenis van 't woord: slaat.
34
beschuldiging.
35
weêrlicht-flikkering. De dichter bedoelt blijkbaar, dat het ijdel Heere, Heere roepen, en bezigen van God en Kristus' naam, geen baat geeft. Aan een drukfeil (gelijk Van Lennep meent) behoeft men dus ook niet te denken; het volgende coeplet daarentegen is wel zoo gewrongen en valsch vernuftig.
36
soort.
37
Zoo lees ik voor wonden, dat (gelijk Van Lennep te recht opmerkt) geen zin geeft.
38
Voor durft of liever dert (van 't oude darren), door 't eerstgemelde ten onrechte verdrongen.
39
slaat.
40
Gelijk steeds nog in de dagelijksche spreektaal voor behoort.
41
Dat is een rok overvol van naden.
42
Nam. die letter.
43
kleurt, verzint.
44
Nam. die letter.
45
Op het (uitwendige) kleed van Kristus.
46
doel.
47
steeds.
48
D. i. (gelijk de heilige feestavond) even voor.
49
Thans bewaakt.
50
vermaakt d. i. bepaald.
51
Den (Gethsemaneeschen) lijdens-kelk.
52
Nam. het betrachtende, practische leven, tegenover de uitwendige wetenschap.
53
Zoo lees ik voor het minder verklaarbare winnen.
54
Voor scheurt.
55
Germanisme voor dooden.
56
Stelt gij uit, vertraagt gij.
57
Voor schuil gegaan.
58
Naar Alb. Thijms juiste opmerking (zie Van Lennep's Nalezing) heb ik dit coeplet voor het volgende geplaatst.
59
Gallicisme voor Zede-dicht.
60
hun; zie ook verder nog telkens.
61
Min gelukkig voor kwelt, of iets derg., daar bij noopen altijd een doel verondersteld wordt.
62
hun; zie ook verder nog telkens.
63
Thans hanteeren.
64
Thans naar, maar hier welluidendheidshalve gehouden.
65
Thans naar, maar hier welluidendheidshalve gehouden.
66
past het hun.
67
Versta duchten, dat.
68
haar (nam. de dood).
69
Thans aanbidden (verg. echter den herhalingsvorm bedelen en 't Hoogd. beten).
70
te koop, verkrijgbaar.
71
Voor afslaat.
72
Verouderd voor boeleeren.
73
Gelijk reeds meer voor minzaam.
74
Voor leed.
75
Gelijk reeds herhaaldelijk voor ouderdom.
76
Gelijk reeds vroeger voor het altaar doen rooken.
77
Voor deel.
78
Gelijk reeds vroeger, voor zedeloos.
79
bij voortduring.
80
Voor uitmuntend.
81
verdichte.
82
te berde brengen.
83
Thans vatten.
84
D. i. die om hun naam benijd, uit zich zelf, meer dan de stralen der middagzon, vonken en schitteren.
85
bron.
86
van gelijken aard is met.
87
Godfried van Bouillons wondheeler; zie in Ten Kate's Tasso II, bl. 24.
88
Voor verheven; verg. vroeger.
89
van.
90
Fontein.
91
Amstel.
92
Voor Sprokkele, d. i. Sprokkelmaand.
93
Voor 't gewone staroogen; gelijk herp voor harp, tesch voor tasch, enz.
94
verkeerde.
95
Thans verkeerdelijk wenkbraauwen;'t best schreve men wimbrauwen.
96
even, juist.
97
Germ. voor tegenwerpen.
98
Germ. voor iemand.
99
gelet.
100
gunt, veroorlooft voor.
101
oogpunt.
102
Thans eer.
103
Hier, tegen de gewoonte, in goeden zin.
104
Nam. heiland. Gelijk Van Lennep te recht opmerkt, wordt door 't onzijdige voorn. w. (in tegenoverstelling van 't mann.) meer de eigenschap dan de persoon aangeduid.
105
Thans verwellekomd.
106
Thans ziel.
107
Anders verpersoonlijking.
108
aanleiding vinden.