doet me genoegen. Hy was twaalf jaren lang 'n voorbeeld van dragondertrouw, geloof ik.
–Hm! Dŕt is nu juist de reden van z'n benoeming niet. Hy reed nooit te-paard.
–Hy heeft veel vrouwen en kinderen …
–'t Kan zyn. Maar niet daarom werd hy aangesteld.
–Hy is Ťfinaalť vry van sterken drank.
–'t Is mogelyk. Maar … je bent er nog niet.
–Hy heeft weinig vrouwen en géén kinderen, maar zal trouwen met de keukenmeid van den burgemeester?
–Dat is zyn zaak. Niet daarom is hy benoemd.
–Hy gebruikte Theophile's wonderbalsem. Z'n knevel zal alle dieven en jachtstroopers schrik inboezemen.
–Mis!
–Ik geef 't op.
–Onnoozele! Raad nog eens!
–Hy, hy, hy … ik weet het waarlyk niet.
–Och, m'n waarde oudmodische gearriëreerde allerbeste vriend … je bent honderd jaar ten-achter. X is … the right man on the right place! Dat 's wat anders dan vrouwen, kinderen, knevels en 'n keukenmeid!
Wie nu nog minder Engelsch verstaat dan 'n gepensioneerd Gouverneur- Generaal, zou byna in verzoeking komen te gelooven dat die woorden een onvertaalbaar tooverformulier inhouden, 'n verzekering dat X z'n benoeming aan de wondervolle tusschenkomst van 'n beschermengel te danken had, die in droomgezicht of donderwolk den burgemeester verschenen was …
Niets van dat alles. De heele zaak komt hierop neer, dat X geschikt werd geacht voor die betrekking.
Eilieve, waarom drukken wy zoo'n eenvoudige begrypelyke Hollands- menschelyke zaak in vreemde taal uit?
Ik herinner me hoe in 1842 de vriendin eener dame te Padang, die over haar geringe afkomst werd gehekeld …
ŤHaar vader was trompetterť had men beweerd.
… hoe die vriendien party-trok voor de gehoonde afwezige, met 'n heftig:
Ja, maar … 'n Engelsche trompetter!
Dŕŕrover werd gelachen. Men vond de verdediging even zot als de aanval dom en kwaadaardig was. Doch, ik vraag u, Nederlanders, U die aldus Ťvolkerenwysheidť borgt van den vreemdeling, of ge niet wat al te gastvry zyt in het onthalen van 't Engelsch trompetterskind dat we hier onderhanden hebben genomen om 't 'n fatsoenlyke begrafenis te bezorgen? Komaan, ik stel u voor, alle kinderen even lief te hebben —van trompetters en anderen—maar juist dŕŕrom geen onverdiende hoogheid toetekennen aan vreemd kroost, en vooral niet omdat er wat trompetterigs bykomt.
Laat ons eenvoudig zyn, en nu-en-dan—als het te-pas komt, waarom niet?—vorderen dat ieder en alles op de plaats zy, waarvoor hy en het geschikt zyn. En laat ons dit doen zonder 'n ophef alsof we de diepzinnigste waarheid van de wereld verkondigen. Laten we daarby de leugen vermyden, klaterwaarde van citaat optedringen aan 'n uitspraak, zoo huisbakken-eenvoudig dat er geen geklater, geen Engelsch en vooral geen trompet—ik spreek nu niet van hoofdartikel- schryvery—by te-pas komt.
Indien ik hier m'n uitval tegen de pretentieuze afkomst van die Padangsche dame besluiten mocht, had de heele uitval achterwege kunnen blyven. Ik heb betoogd dat men zeer goed in 't Hollandsch zeggen en doordryven kan, dat het nuttig is, ieder te plaatsen waar hy naar gaven, karakter, fortuin, ouderdom, enz., tehuis behoort. En … dat men zich daarby niet behoeft te beroepen op exotische wyzigheid. Welnu, ik mag na dit allergemakkelykst betoogje, niet van dat onderwerp afstappen. Want ik hoop opgewekt te hebben tot de vraag:
–Wanneer die Engelsche waarheid zoo eenvoudig voor de hand ligt, vanwaar dan dat ze, alsof 't een diepzinnig spreekwoord was, kracht van tekst heeft gekregen? Er moet daarin toch iets meer liggen dan in sommige andere spreekwyzen—Ť_mooi weer vandaag_ť Ť_twee maal twee is vier_ť de Nederlander is braaf, enz. enz.—die we gewoon zyn in 't Hollandsch te zeggen. Beproef gyzelf eens, aan een lauw, dor, banaal hoofdartikel schyn van gewicht te geven …
–Zonder klinkers?
–Neen, zonder scie, zonder stoplap van dien aard.
–Ge erkent dus dat het Engelsch trompetterswicht 'n scie is.
–Ten-naaste-by. Ik erken dat het zich wat te burgerlyk voordoet om pretentie te gronden op vreemdigheid van afkomst. Maar vanwaar dan de ophef? Er moet toch 'n oorzaak zyn waarom zoo'n … praatje fortuin maakte. Men zou toch niet wanen of beproeven 't publiek te imponeeren met elke andere banaliteit in vreemde taal uitgedrukt?
–Spreek toch niet te stout over wat men niet beproeven zou. Ik heb waarlyk wel wanhopiger pogingen zien gelukken, om nňg gewonen wysheid, nňg onbeduidender wawelpraat, als een onder SIS-tempels opgegraven mysterie binnen-te-smokkelen in de gemoederen van lezers en hoorders. Bron van oneindige kracht, uw naam is kwakzalverij!
Wie by de verheffing eener persoon tot eenig ambt, z'n tevredenheid daarover zou te kennen geven door't aantoonen van de oorzaken die zoodanige benoeming wettigen, heeft minder kans z'n overtuiging over te gieten in de gemoederen der lezers, dan iemand die z'n oordeel onder bescherming stelt van zoo'n als eerwaardig geykten term. En … de methode is gemakkelyker. Even als in de wiskunde met formules, wint men een meestal lastige en daarom eens-vooral als geldig aangenomen redeneering uit. Maar—niet als in de wiskunde—voelt men soms behoefte aan formules—zegge: frazen—om, onder valsch voorgeven van overbodigheid, de aandacht van 'n onjuiste redeneering afteleiden.
Op de vraag: Ťis die benoeming goed, nuttig, oorbaar, rechtvaardig?ť stelle men zich niet tevreden met 'n Engelschen deun, en zelfs niet met 'n Hollandschen. De hoorder of lezer heeft recht op aantooning der gronden waarop de tevredenheid met zulke aanstelling berust. De verzekering: ŤA, B, C, is de rechte man op de rechte plaatsť is geen betoog. Het is 'n uitspraak die—om iets waard te zyn—betoog noodig heeft.
Dat nu de velen die klank voor zin nemen, uit traagheid met zulke klanken tevreden zyn, heldert nog geenszins op, waarom juist het hier behandeld Engelsch gezegde zooveel onverdiend fortuin maakte. Er moet nog 'n andere oorzaak wezen, die 't arme trompetterskind verhief tot 'n druk bereden stokpaard van krantenschryvers, en tot motto van dit opstel. Een ongewone eer, waarlyk! Want inderdaad, het is na den val der Fransche journalistiek—ieder zal toch nu wel erkennen, dat het ongelukkig Frankrijk aan frazen bezweken is!—'t is na de schipbreuk der couranten-wysheid zoo gemakkelyk niet 'n redakteur bytestaan in het telle-quelle vertoonbaar maken van 'n hoofdartikel! De Ťdeunť die thans nog altyd, na 't bloedig mene tekel aan de wanden der redaktie-bureaux, moed, lust en kracht levert tot het voorzetten van de ongezonde feestmalen waarop ŤPubliekť genoodigd wordt door de Belsasars van de pers, moet machtige beschermers hebben … verdedigers van 't nobel gehalte dier Padangsche vriendin.
En … de eer der plaatsing boven 'n stuk van my! Van my, die 't zelfs versmaden zou my op GÖTHE te beroepen ter illustreering van de waarheid dat twee meer is dan één, al zy 't dan dat die bekwame faiseur in z'n meer geprezen dan gelezen werken ontelbare zinsneden levert, waarin waarheden van dergelyk gehalte triumfantelyk worden verkondigd. Van my die m'n weerbarstig gemoed niet kan buigen tot 'n eerbiedig: Ťhoe koud vandaag … gelyk de groote dichtervorst zoo wél gezegd heeftť of: Ťkiespyn is onaangenaam … om de kernachtige uitdrukking van een onzer meest onsterfelyke redenaars te bezigen.ť Waarlyk er behoort iets toe, om—als right motto on the right place—boven 'n stuk van MULTATULI te staan …
Daar begin ik waarachtig zelf te trompetten!
Het kind dat ik uitkleeden en begraven wilde, heeft zich van my meester gemaakt.
Er moet iets achter steken. Die kracht …
Ik zal 't u zeggen. Om nu over andere oorzaken van meer ondergeschikten aard niet te spreken: 't onnoozel wicht heeft z'n taaie levensvatbaarheid te danken aan ons wanbegrip over SPECIALITEITEN.
Ook dat trompetterskind—van Hollandschen oorsprong ditmaal, of nagenoeg—behoort uitgekleed en ten grave geleid te worden. Als we