Multatuli

Specialiteiten


Скачать книгу

hem namelyk heb ik 't woord gâteau, dat ik zoo-even aanhaalde.

      Na veel vruchtelooze pogingen van m'n kok om dien hoofdofficier iets voortezetten dat hy als brood gebruiken kon, noodigde deze my aan boord van z'n korvet, niet aan z'n tafel ditmaal, maar in de kombuis. Daar toonde hy my hoe men vochtig meel deed verzuren door wat warmte met geduld. En dat men geen byvoegsel van gist noodig had. En hoe telkens een gespaard deel van 't gebruikte deeg, morgen oud geworden, het nieuwe zou doorzuren en doen Ťryzenť in weinig tyds, zonder daaraan den vuilen bysmaak te geven waarop de Hollanders zoo gesteld schynen. En hoe brood—Ť_du_ pain, m'sieur DEKČRR, du pain, ce qu'on peut nommer du pain!ť—hoe brood alleen moet bestaan uit gaar meel, zonder meer. Zonder aluin, zonder kryt, zonder suiker, zonder melk, zonder eieren, zonder koper en vitriool, zonder vuiligheid, zonder vergif.

      Ik erken dat ik op dit oogenblik met de handen verkeerd zou staan, en dat ik me waarschynlyk eenige vergeefsche proeven zou moeten getroosten, waar ik in-staat ware brood te leveren dat volgens het oordeel van verreweg 't grootste deel onzer medemensen, beter voldoet aan de eischen die men aan brood stellen mag, dan dat onzer levenslange Hollandsche bakkers. Ik heb er de hand niet aan gehouden, en de juiste methode is my ontgaan.

      En … wonder is 't niet! Ik deed zooveel andere dingen sedert 1850! Daar ligt zoovéél tusschen die kombuis van de Bayonnaise en deze verhandeling! Zooveel arbeids! Zooveel vermoeienis! Zooveel teleurstelling! Zooveel onbekroond streven! Zooveel smart!

      En wat al slecht gebakken brood at ik sedert dien tyd!

      En hoe bitter was 't meestal, ook zonder misselyk gesuikerd te zyn!

      En hoe vaak rees de gedachte in my op: als ik eens, om brood te hebben, mezelf maakte tot zoo'n levenslange bakker?

      Maar er is niets van gekomen. Gedurig had ik wat anders te doen. Op dit oogenblik, by-voorbeeld, moet ik voortgaan met m'n stuk over Specialiteiten.

* * * * *

      Het is alzoo niet uitgemaakt dat iemand die zich aan 'n bepaald vak wydt, in dat bepaald vak iets beters levert, dan te verwachten is van anderen, van niet-specialiteiten. Er bestaan zelfs gegevens die zouden doen besluiten tot het tegendeel, of—om korrekt te redeneeren —gegevens die het tegendeel mogelyk, en zelfs waarschynlyk maken.

      Een bakker—de scherpzinnige lezer zal wel de goedheid hebben de bakkery overtezetten in den algemeen-maatschappelyken toonsleutel die op m'n kompozitie past—'n bakker die onder kryt, aluin, eieren, melk, gist, koper, vitriool en bedorven klanten is opgegroeid, heeft, juist tengevolge van z'n levenslankheid, meer moeite zich te ontdoen van al deze ingegroeide dingen, dan de onschuldige die—als ik in de kombuis van de Bayonnaise—nuchter is van alle verkeerde kennis der zaak. Zoo'n bakker is …

      –Wat al divagatien!

      Ge vergist u. Ik divageer niet. En 't bewys? Zoo'n bakker is 'n specialiteit.

* * * * *

      En nu lezer—tenzy gyzelf behoort tot de specialiteit van de velen die niet lezen kunnen—transponeer!

      Ach, er wordt zooveel slecht voedsel geleverd uit heel andere bakkeryen, dan waar die gesofistikeerde miniatuur-lendekussentjes als brood worden uitgevent!

      Specialiteit van rechtkennis … bedorven melk!

      Specialiteit van staatsmanswysheid … taaie watten!

      Specialiteit van broederliefde, mensenmin, vrede op aarde met obligaat-welbehagen, roode kruizen, filantropie, dierenbescherming, neger-wintersokjes, Javaannut-maatschappyen, weldadigheidskommissien … sterke boter!

      En, by al die specialiteiten, de zeer speciale specialiteit der frazen … vuile eieren!

      Alles saamgenomen! vergif!

      Ik ben terdeeg aan 't komponeeren. Zie eens hoe quite right ik al die stinkende dingen on their right places heb gezet, om de oneetbaarheid van de broodjes te betoogen, waarop de maatschappy zich maagbedervend het gebit slee kauwt.

      Ik hoop lezers te treffen die me hier verwyten dat ik onrechtvaardig ben. 't Zou me aangenaam zyn aanleiding te vinden tot dupliek op de beschuldiging:

      –Ge kunt niet wáár zyn, dat ge allen over één kam scheert.

      De opmerking is onjuist, maar welgemeend. Wie naar waarheid zoekt, mag en moet zoo spreken. Welnu, ik veroordeel niet allen. Ik sprak ditmaal niet van personen. M'n uitval geldt noch rechter, noch pruikenmaker, noch jurist, noch minister, noch preeker, noch dierenbeschermster, noch sokjesbreister, noch Schlachtenbummler, noch zelfs die onzalige broodbakkers … in één woord: niemand persoonlyk.

      Ik maakte me driftig tegen de domme afgodery met het begrip: specialiteit, in 't algemeen. Dŕt is het onkruidje …

      We zullen te-zamen voortwieden in 'n volgend hoofdstuk. En dan geen woord meer over bakkers.

      IV

      Een vertelling.

      –'t Wordt tyd dat onze FRITS 'n beroep kiest, zei m'nheer Van … 't EEN-OF-ANDER tot z'n echtgenoot. Om 't geld is 't ons goddank niet te doen, maar toch …

      En m'nheer Van … 't EEN-OF-ANDER streelde z'n buik.

      In deze hartelykheid jegens zichzelf, lag iets als bevestiging van z'n innige overtuiging dat het hem goddank om 't geld niet te doen was, en tevens 'n voorspellende bezwering dat het ook z'n veelgeliefden FRITS goddank nooit zou te-doen zyn om 't geld. Mevrouw van 'T EEN-OF-ANDER was het—zonder de minste indecentie in gebaren, dit moet ik tot haar eer verzekeren—volkomen met m'nheer haar gemaal eens. FRITS zou 'n beroep kiezen. Want:

      –Een mens moet toch iets wezen in de wereld.

      –Zoo had m'nheer VAN 'T EEN-OF-ANDER gezegd.

      Het is den lezer bekend hoe geleidelyk ik gewoon ben m'n vertellingen af te vertellen. Nooit 'n zysprong. Nooit 'n byweg. Nooit 'n uitweiding.

      Zie eens dien CERVANTES in z'n Don Quichot … 'n boek dat ik liever zou wenschen geschreven hebben dan den Faust! Ik, in m'n hoedanigheid van schryf specialiteit—ik moet toch Ťietsť zijn, niet waar?—ik verzeker u, lezer, met verwyzing naar m'n IDEE 30, dat de Don Quichot meer ziel gekost heeft dan GÖTHE ooit bezat. Wat hy gespleten, en gebersten moet geweest zyn, de vertrapte graankorl CERVANTES, om dat boek te schryven, een der treurigste gedenkstukken van wat 'n mens lyden kan!

      Dit wist ge niet, lezer! Ge meende—van den weg gebracht door de specialiteit die men school noemt, dat het 'n grappig werk was? Gy, zelf tranenlachend om zooveel koddigheid, hebt de tranen van smart niet gezien, die er druipen van dat boek. Misschien zal ik u die later eens aanwyzen.

      Arme levenslange martelaar CERVANTES, gij de byna eenige schryver voor wien ik byna eerbied heb!

      En daarby behoort … m'n vonnis dat uw schryvery, als zóódanig, hier-en-daar beneden 't nulpunt staat. Wat drommel hebben wy te maken met al die malle vertellingen van herders en herderinnen, van liefdegekken en gekke liefden, waarnaar ge telkens uw held laat luisteren op z'n doornigen weg ter kruiziging?

      Zóóveel voor 't vel?

      Arme arme lieve CERVANTES. De tranen die uw boek bevlekken, zyn er niet minder kostbaar om. Integendeel!

      –Ah, zegt de lezer die hier gevatter wil zijn dan hem past, het afbreken van de jonker-FRITSgeschiedenis heeft dus ten doel …

      De kat die nog altyd achter de kachel zit on her right placeallons, Roletten en Van Twisten, neemt er 'n voorbeeld aan! —de kat is m'n getuige dat m'n pen krast als 'n raaf. Dat ik voortschryf met de snelheid van twintig knoopen in de sekonde. Sneller, sneller, ik schrijf als de bliksem, 't papier siddert, de inkt spat … vooruit … vooruit! Wat al letters noodig om dat woord te spellen, wat al woorden om dien zin te ronden … geen tyd, geen tyd … vooruit! De gedachten dringen my, stuwen my, overstelpen my. Er woelen en tournooien meer Don Quichotten in m'n hoofd, dan ooit werden afgeranseld door 'n onridderlyke wereld.

      Waarachtig, ik heb geen uitweiding noodig om m'n blaadjes te vullen!

      En—praktisch-overtuigend,