en liet u dykgraaf maken, en lid van … een-en-ander.
–Maar ik wist inderdaad niet …
–Verheven onkunde! Schitterend wanbesef van eigen volkomendheid! Nederigheid in oneindige machtsverheffing! Ge wist het niet? Welnu dan, ik zal u eens al uw verdiensten terdeeg onder 't oog brengen. Ryk was uw vader, en ryk zyt gy …
–Ja, om 't geld is het me goddank niet te-doen.
–Dat hoorden we zoo-even, toen gy uwen buik streeldelt. Ge waart ryk, maar met uw scherpzinnigheid zaagt ge in dat alle boeren achter uw rug u uitmaakten voor 'n stommerik, die geld had … maar ook niets dan dat.
–'t Is waar, er is lomp volk onder die boeren.
–Toch niet, Lomp zouden ze geweest zyn, indien ze u zoo-iets in 't gezicht hadden gezegd. Laat ons voortgaan. Straks zal de eene helft van m'n lezers ontwaken uit z'n flauwte, en dan moet ik u verlaten. Ge hebt gevoeld … eigenlyk … wel beschouwd … van zeer naby bezien … niemendal te wezen! Sjt … sjt … spreek me niet tegen, uit nog verder gedreven nederigheid. Uw scherpzinnigheid en zelfkennis is buiten twyfel en buiten debat. Uw vader in 't besjeshuis …
–Regent van 't oude-mannenhuis.
–Uw vader, de regent van 't ouwe-mannetjeshuis, was in den hemel. Om daar te komen moet men iets zyn. En hy werd toegelaten als gewezen oud-garde-noble van koning LODEWIJK. Ge hoopt uw vader weertezien, en wilt niet beschaamd staan op de vraag: wie klopt daar? Uw adreskaart moest boeren, tuinluî, huisbedienden en hemelwachters eerbied inboezemen. Het besef uwer onwaarde deed uw omzien naar allerlei lidmaatschappen waartoe men nullen gebruiken kan. Uit schaamte over uw nutteloosheid zocht ge naar gelegenheid om iets te schynen. Gy eet, drinkt, slaapt, als 'n beest. Gy geniet en verteert als 'n beest … maar veel meer dan 'n beest. Als 'n rivierpaard scheert ge de oevers kaal, en bracht niets voort …
Ja toch! Hy bracht wel iets voort: FRITS!
FRITS, die sedert het begin myner vertelling 'n knappe jongen van twee-en-twintig jaar is geworden, stapt de kamer in. De lezers, die tot straf van hun botheid geen schoenen mochten poetsen, worden weer ten-gehoore toegelaten. Ook de anderen zyn weer by-de-hand.
In 'n jaar of acht kan veel gebeuren, en zoolang duurde het meegedeeld gesprek.
FRITS was na de vaderlijke ontdekking dat 'n mens iets wezen moet, naar 'n schoolmeester gezonden die de specialiteit beoefende jongens Ťklaartemakenť voor Medemblik en Breda. Als adelborst had hy niet slechter opgepast dan de anderen, was naar zee gezonden, maakte één reisje naar de Middellandsche zee, één naar de West, één naar Indie, vond daar z'n aanstelling tot luitenant tweede klasse, en was onlangs Ťthuis-gevaren.ť
Hy was by z'n kameraden … Ťbemindť is 't woord niet, doch daar hy niemand in den weg stond, behoefde niemand zich de moeite te geven hem te haten. Z'n chefs waren over hem tevreden, omdat hy hen nooit door iets buitengewoons lastig-viel met de noodzakelykheid eener byzondere behandeling. Als prachtexemplaar van alleronbeduidendste ordinairheid, was hy juist intelligent genoeg om z'n dienst te doen zooals hy die geleerd had, zonder ooit zich te wagen aan eenig pogen dat hem niet geleerd was. Hy betoonde zich omtrent alles wat niet letterlyk was voorgeschreven, niet onverschilliger dan anderen, zoodat hy zelfs in slordigheid of dienstverzuim zich wist te onthouden van uitstekendheid. Op onderscheiding had hy geen andere aanspraken dan dat-i niet de minste aanspraak maakte op onderscheiding, en tot berisping gaf hy niet meer aanleiding dan noodig was om onschuldig te zyn aan sarrende vlekkeloosheid. Als onnut nummer op den traktementstaat was de goeie jongen zoo onschadelyk als die nutteloosheid maar eenigszins gedoogde, en wie hem 'n Ťslothoutť noemde, zou wčl de waarheid maar niet ŕl de waarheid gezegd hebben, wanneer-i verzuimd had daarby te voegen: zulke dingen moeten er óók zyn. Kon FRITSJEN 't helpen dat anderen in die behoefte voorzagen, en dat hy dus—ook als zóódanig—wel eenigszins overkompleet was?
In land en volkenkunde bragt onze held het tot den Voyage en Orient van LAMARTINE, om iets te weten te komen van Smirna, toen hy daar voor-anker lag. De oude heer van 't EEN-OF-ANDER was verbaasd over de poëtische kennis, de klassieke belezenheid, en de geleerde poëzie van z'n zoon, die reeds, na slechts één vyg te hebben gegeten, precies wist waar Troje gelegen had en welke indrukken de nabyheid dier plaats in elk rechtgeaard Orient-lezer behoort optewekken. Onze dykgraaf prepareerde z'n kollegaas op 'n verhandeling over den loop van den Simoďs, welks oevers sedert HOMERUS' tyd allermiserabelst bleken verwaarloosd te zyn. Hy was volkomen in-staat, genegen en bevoegd —Specialiteiten vóór!—die zaak tot behoorlyke klaarheid te brengen, want z'n eigen zoon at vygen op de ree van Smirna. Als er nog ééns zoo'n brief van FRITS kwam, zou hy …
Helaas, de Simoďs moest zich getroosten ongedykt te blyven. Juist was de oudeheer bezig z'n vrienden Ťpreciesť uitteleggen hoe die zaak in elkaar zat, en met natten vinger—dat wil in onzen tyd zeggen: met z'n rotting in 't zand—aantewyzen …
fera proelia
Pingit et exiguo Pergama tota mero.
ŤHac ibat Simoďs, hac. est …
Och, de moerteekening kwam niet gereed. Onze dykgraaf zou juist overgaan tot het betoog dat die
Priami regia celsa senis
vierkant in den weg stond en onteigend behoorde te worden, toen de postbode berichten kwam brengen uit Konstantinopel, die de kleur droegen van 't romannetje dat LAMARTINE verving, en vóór de oudeheer gereed was met precies-weten wat er haperde aan de gezondheid des Turkschen ryks, leverde Bairout stof tot sterk naar azyn riekende therapeutische beschouwingen over de cholera, afgeschreven uit het quarantaine-reglement dat door 'n stuurmansleerling netjes in 'n lysje was opgehangen in den longroom. Juist begon onze dykgraaf zich heel specialiteitig voortedoen aan den plattelands-heelmeester—jonker FRITS zelf had uit de mars door 'n kyker de lykstatie van 'n slachtoffer der ziekte waargenomen—toen de geest der brieven alweer veranderde, omdat FRITS kiespyn had. De chirurgyn-majoor had den armen jongen naar den tweeden dokter verwezen. Deze naar den derden, geloof ik …
–Ja, de geneeskundige dienst by de marine laat veel te wenschen over, had de heer VAN 'T EEN-OF-ANDER gezegd, na het lezen van FRITSJENS stuk over dit onderwerp. Het stond Ťop poten!ť De oudeheer zou daarvan eens terdege werk maken. Hy was nu in-staat, genegen en bevoegd —Specialiteiten vóór!—die zaak intedyken. Z'n eigen zoon had kiespyn aan boord van 'n oorlogschip. Wat wil men meer?
Lang voor de reorganizatie van den geneeskundigen dienst ter-zee—die uit dit alles niet voortvloeide—lag onze FRITS op de Kommewyne in 'n korjaal te dutten, die hem wiegelde naar 'n plantage waaruit z'n overgrootvader veel suiker, welvaart en welgeslaagde pretensie getrokken had. Uit oude betrekking at en dronk hy daar zeer vergenoegd, en kopieerde 'n paar artikels uit Surinaamsche couranten, over—voor of tegen, dit weet ik niet—over den slavenhandel. Z'n beschouwingen werden afgebroken door taalkundige opmerkingen over 't negerengelsch, en de gemakkelykheid waarmee men zich dat diepzinnig idioom kan eigen maken. Na slechts twee dagen verblijf namelyk wist hy zich met 'n onbeschroomd Ť_mi no sabi_ť4 overal verstaanbaar te maken.
Zoo was dan eindelyk de kwestie over den West-indischen Vryen-Arbeid tot staat van wyzen geraakt! De oudeheer VAN 'T EEN-OF-ANDER voelde zich bevrucht van wysheid, en begon nu duidelyk intezien dat:
Ť_het verschil van rassen_ … de vrygeboren mens … Europeesch overwicht … graadwydte van den menshoek … Engelsche huichelary … konkurrentie van den beetwortel … WILBERFORCE … edel pogen … KAĎN … verstoktheid van die andere party … bybelsche oorsprong der slaverny … UNCLE TOM …ť
Kortom, hy voelde zich in-staat, genegen en byvoegd—Specialiteiten vóór!—om die zaak allergrondigst te behandelen. Z'n eigen zoon lunchte op 'n plantage aan de Kommewyne, en kon in zuiver negerengelsch verzekeren dat hy iets niet wist. Zou dan de vader niet weten hoe die emancipatiekwestie in elkaar zit? FRITS-zelf had nu 'n footboy met dikke lippen en witte tanden. Zou dan FRITSJENS vader geen verstand hebben van slaverny?
Maar och, 't ging weer als met de indyking van den Simoďs. Lang voor 't slechten