het heft ook als boksbeugel diende.
“Ik dacht dat je geen wapens meer in huis zou bewaren.”
Hij keek op en natuurlijk stond Becca daar, met haar armen over elkaar naar hem te kijken. Ze droeg een badjas die strak om haar lichaam was getrokken. Haar haar was naar achteren gebonden. Haar gezicht was strak en haar ogen stonden alert. Weg was de sensuele vrouw van eerder die avond. Ver weg.
Luke schudde zijn hoofd. “Dat heb ik nooit gezegd.”
Hij stond op en begon zich aan te kleden. Hij deed een zwarte cargobroek aan en stopte een aantal extra magazijnen voor de Glock in de zakken. Hij trok een strak overhemd aan en gespte de Glock eroverheen. Hij deed laarzen met stalen neuzen aan. Daarna deed hij de stalen kist weer dicht en zette het op zijn plek boven in de kast terug.
“En stel dat Gunner die kist vindt?”
“Hij ligt zo hoog in de kast, die kan hij niet zien of pakken. Zelfs als het hem zou lukken om hem naar beneden te halen, dan zit er een digitaal cijferslot op waarvan alleen ik de combinatie ken.”
Een tas met kleren voor twee dagen hing aan een haak. Hij pakte hem. Een kleine overlevingstas gevuld met toiletartikelen, een leesbril, een voorraad energierepen en een stuk of vijf dexedrine-pillen lag op een van de planken. Die pakte hij ook.
“Altijd gereed, nietwaar, Luke? Je hebt je kist voor je wapens, je tassen voor je kleren en medicijnen, en je staat altijd paraat om je vaderland te allen tijde te dienen. Heb ik gelijk of niet?”
Hij zuchtte. “Ik weet niet wat je van me wilt horen.”
“Waarom zeg je niet: ‘Ik heb besloten om niet te gaan. Ik heb besloten dat mijn vrouw en zoon belangrijker zijn dan dit werk. Ik wil dat mijn zoon een vader heeft. Ik wil niet meer dat mijn vrouw elke nacht wakker ligt, zich afvragend of ik leef of dood ben of dat ik nooit meer terugkeer.’ Kun je dat zeggen alsjeblieft?”
Op dit soort momenten voelde hij de afstand tussen hen groeien. Hij zag het voor zich. Becca was een minuscuul figuurtje in een enorme woestijn dat langzaam aan de horizon verdween. Hij wilde haar wanhopig graag terughalen, maar hij wist niet hoe. Zijn plicht riep hem.
“Gaat pappa weer weg?”
Ze bloosden allebei. Daar stond Gunner op de bovenste trede van het trapje van zijn slaapkamer.
Heel even stokte Lukes ademhaling toen hij Gunner daar zag staan. Hij zag eruit als Christopher Robin uit de Winnie de Poeh-boeken, met zijn warrig blonde haar. Hij droeg een blauwe pyjamabroek vol met gele manen en sterren en een T-shirt van Walking Dead.
“Kom hier, monster.”
Luke zette zijn tassen neer, liep naar zijn zoon toe en pakte hem op. Het jongetje klemde zich vast aan zijn hals. “Jij bent het monster, papa, niet ik.”
“Oké, ik ben het monster.”
“Waar ga je naartoe?”
“Ik moet weg voor mijn werk. Het is maar voor een dag of twee, ik kom zo snel mogelijk terug.”
“Gaat mama nu bij je weg, zoals ze heeft gezegd?”
Luke hield Gunner op een armlengte afstand omhoog. De jongen begon groot te worden en Luke realiseerde zich dat hij hem spoedig niet meer op deze manier kon vasthouden. Maar zover was het nog niet.
“Luister. Mama gaat niet bij mij weg en we zullen alle drie nog een lange, lange tijd samen blijven. Oké?”
“Oké, papa.” Hij verdween de trap op naar zijn kamer.
Toen hij weg was staarden ze naar elkaar. De afstand leek kleiner nu. Gunner was de brug tussen hen.
“Luke…”
Hij hield zijn handen omhoog. “Voordat je iets zegt, wil ik dat je weet dat ik van je hou. En ik hou van Gunner, meer dan van wat dan ook in deze wereld. Ik wil bij jullie zijn, elke dag, nu en voor altijd. Ik ga niet weg omdat ik het wil. Ik wil het niet. Ik haat het. Maar dat telefoontje vannacht… Er staan zoveel mensenlevens op het spel. In al die jaren dat ik dit heb gedaan, midden in de nacht vertrekken, zoals nu… is de bedreiging slechts twee keer Niveau Twee geweest. Meestal was het Niveau Drie.”
Becca’s gezichtsuitdrukking verzachtte een heel klein beetje. “Wat is het niveau van deze bedreiging?” vroeg ze.
“Niveau Een.”
Hoofdstuk 2
01:57 uur
McLean, Virginia – hoofdkantoor Special Response Team
“Meneer?” zei iemand. “Meneer, we zijn er.”
Luke schrok wakker. Hij ging rechtop zitten. Ze stonden bij de poort van een helikopterplatform geparkeerd. Het miezerde. Hij keek naar de chauffeur. Het was een jonge jongen met een heel kort kapsel, waarschijnlijk een groentje net uit het leger. De jongen glimlachte.
“U was ingedommeld, meneer.”
“Juist,” zei Luke. Het belang van deze operatie werd hem weer duidelijk. Hij wilde het liefst thuis in bed liggen met Becca, maar in plaats daarvan was hij hier. Hij wilde leven in een wereld zonder moordenaars die radioactief materiaal stelen. Hij wilde slapen en dromen over prettige dingen. Op dit moment kon hij niet eens bedenken wat deze prettige dingen konden zijn. Zijn slaap was verpest door te veel kennis van zaken.
Hij stapte uit de auto met zijn tassen, toonde de bewaker zijn identificatie en liep door de scanner.
Een glanzende zwarte helikopter, een grote Bell 430, stond op het platform met draaiende rotorbladen. Luke liep laag gebukt over het natte asfalt. Terwijl hij de helikopter naderde, schakelde de motor van de helikopter in een hogere versnelling. Ze waren klaar voor vertrek. De deur van de passagierscabine gleed open en Luke klom naar binnen.
Er waren al zes mensen aan boord, vier in de passagierscabine, twee in de cockpit. Don Morris zat aan het dichtstbijzijnde raam. De zitplaats tegenover hem was leeg. Don gebaarde ernaar. “Blij dat je kon komen, Luke. Neem plaats. Welkom bij de groep.”
Luke maakte de gordel van zijn kuipstoel vast terwijl de helikopter de lucht in schoot. Hij keek naar Don. Don was oud nu, zijn flat-top kapsel was grijs. Zijn stoppelbaard was grijs. Zelfs zijn wenkbrauwen waren grijs. Maar hij zag er nog steeds uit als de commandant van de contraterroristische elite-eenheid Delta Force, die hij ooit geweest was. Zijn lichaam was hard en zijn gezicht was als een blok graniet, vol met scherpe kanten en diepe groeven. Zijn ogen waren als twee laserstralen. Hij hield een onaangestoken sigaar vast in een van zijn grove handen. In tien jaar had hij er niet een opgestoken.
Terwijl de helikopter verder steeg gebaarde Don naar de andere personen in de cabine. Hij introduceerde iedereen gauw. “Luke, jij loopt achter, want iedereen hier weet wie jij bent maar jij weet misschien niet wie zij zijn. Je kent Trudy Wellington, agent wetenschap en inlichtingen.”
Luke knikte naar de knappe jonge vrouw met donker haar en een grote ronde bril. Hij had al vaak met haar samengewerkt. “Hoi, Trudy.”
“Hoi, Luke.”
“Oké, tortelduifjes, genoeg. Luke, dit is Mark Swann, onze technische agent voor deze opdracht. En naast hem zit Ed Newsam, wapens en tactiek.”
Luke knikte de mannen toe. Swann was een blanke man met licht rossig haar en een bril, ongeveer vijfendertig of veertig jaar oud. Luke had hem een of twee keer eerder gezien. Newsam was een donkere kerel die Luke nog nooit gezien had, waarschijnlijk begin dertig, kaal, korte stoppelbaard, opgepompt en gespierd, brede borst, een 65-centimeter grote python op zijn armen getatoeëerd. Zijn armen puilden uit zijn witte T-shirt. Hij zag eruit alsof hij een regelrecht monster zou zijn in een schietgevecht, of erger nog: in een straatgevecht. Toen Don zei “wapens en tactiek,” bedoelde hij eigenlijk “mega-spierbundel”.
De helikopter had de kruishoogte bereikt; Luke gokte dat het nu op ongeveer tien kilometer hoogte vloog. De helikopter nivelleerde en vloog vooruit. Deze machines haalden ongeveer 240 kilometer per uur. Op die snelheid zou de reis naar New York City een dikke anderhalf uur duren.
“Oké, Trudy,” zei Don. “Wat kun je ons vertellen?”
De