met haar ogen, zich er niet van bewust dat ze even van de wereld was geweest. Terwijl ze daar stond wist ze op een of andere manier dat dit een belangrijk moment was. Zou ze instorten en terugrennen naar haar oude leventje? Of zou ze sterk genoeg zijn om door te gaan?
Ze schudde de donkere gedachten eindelijk van zich af en dwong zichzelf om sterk te zijn. In ieder geval voor nu. Ze pakte de sleutels aan en liep triomfantelijk naar haar auto. Ze probeerde moed en zelfverzekerdheid te laten zien terwijl ze wegliep, maar vanbinnen was ze bang dat de auto niet eens zou starten; en als hij wel zou starten, dat ze dan niet meer zou kunnen rijden.
Ze ging in de ijskoude auto zitten, sloot haar ogen en stak de sleutel in het contact. Als hij startte, zei ze tegen zichzelf, dan was dat een teken. Als hij dood was, kon ze nog terug.
Ze gaf het niet graag aan zichzelf toe, maar diep vanbinnen hoopte ze dat hij dood was.
Ze draaide de sleutel om.
De auto startte.
*
Het was een geweldige verrassing en troost voor Emily dat ze nog goed genoeg kon rijden. Al was ze een grillige bestuurder, ze wist in de basis nog wat ze moest doen. Ze hoefde alleen maar het gaspedaal in te trappen en te rijden.
Het was bevrijdend om de wereld voorbij te zien glijden, en langzaam maar zeker raakte ze haar slechte humeur kwijt. Ze deed zelfs de radio aan toen ze zich herinnerde dat ze die had.
Met de radio op een hoog volume en de ramen naar beneden, pakte Emily het stuur stevig beet. In haar hoofd zag ze eruit als een glorieuze sirene in een zwart-wit film uit 1940, met de wind die haar perfect gekapte kapsel in de war blies. In realiteit had de koude lucht van februari haar neus zo rood als een bes gemaakt en haar kapsel een pluizig zooitje.
Ze was al snel de stad uit, en hoe verder ze naar het noorden reed, hoe groener de omgeving werd. Ze gaf zichzelf de tijd om de schoonheid van het landschap in zich op te nemen terwijl ze reed. Ze had zichzelf zo gemakkelijk verloren in de drukte van het stadsleven. Hoeveel jaren had ze voorbij laten gaan zonder te stoppen en om zich heen te kijken?
Al snel werden de wegen breder met meer rijbanen, en toen zat ze op de snelweg. Ze gaf extra gas, liet haar krakkemikkige auto nog harder rijden, en voelde zich springlevend, betoverd door de snelheid. Al die mensen in hun auto’s, op weg naar andere plaatsen en zij, Emily, was eindelijk één van hen. Ze was opgewonden terwijl ze haar weg vervolgde en ze reed zo hard als ze durfde.
Haar zelfvertrouwen leek vleugels te hebben terwijl de auto over de weg reed. Toen ze over de grens van de staat Connecticut reed, realiseerde ze zich dat ze echt wegging. Haar baan, Ben, ze had zich eindelijk ontdaan van al die bagage.
Hoe noordelijker ze kwam hoe kouder het werd, en Emily moest eindelijk toegeven dat het gewoon te koud was om het raam open te hebben. Ze deed het raam dicht en wreef haar handen samen, wensend dat ze kleding droeg die beter bij het weer paste. Ze had New York verlaten in haar oncomfortabele werkkleding, en in nog een impulsief moment had ze het op maat gemaakte jasje en de stiletto’s uit het raam gegooid. Nu droeg ze alleen een dun shirt en de tenen van haar blote voeten leken wel ijsblokjes. Toen ze in de achteruitkijkspiegel naar haar spiegelbeeld keek, was er niets over van het plaatje van de filmster uit de veertiger jaren. Ze zag er niet uit. Maar het kon haar niets schelen. Ze was vrij en dat was het enige wat ertoe deed.
De uren gleden voorbij en voor ze het wist lag Connecticut achter haar, een vage herinnering, gewoon een plek waar ze doorheen was gereden op weg naar een betere toekomst. Het landschap van Massachusetts was meer open. In plaats van het donkergroene van de altijd groene bomen, waren dit bomen die hun bladeren hadden laten vallen. Ze stonden als spichtige skeletten aan weerszijden van de weg, met sporen van sneeuw en ijs op de harde grond tussen hen in. Boven Emily begon de lucht van kleur te veranderen van helderblauw naar grijs, wat haar herinnerde aan het feit dat het donker zou zijn tegen de tijd dat ze Maine bereikte.
Ze reed door Worcester, waar veel hoge huizen stonden, voorzien van houten panelen en geschilderd in verscheidene pastelkleuren. Emily dacht aan de mensen die hier woonden, aan hun levens en ervaringen. Ze was nog maar een paar uur van huis, maar alles was al vreemd voor haar: alle mogelijkheden, alle verschillende plaatsen om te wonen, te zijn en te bezoeken. Ze had zeven jaar lang een versie van het leven geleefd, altijd met de oude, bekende routine, iedere dag hetzelfde, wachten, wachten, wachten op meer. Al die tijd had ze gewacht tot Ben zover zou zijn, zodat ze kon beginnen met het volgende hoofdstuk van haar leven. Maar al die tijd had zij de macht gehad om haar eigen verhaal te schrijven.
Ze reed over een brug en volgde Route 290 toen deze veranderde in Route 495. Er waren geen bomen meer om naar te kijken, alleen steile rotswanden. Haar maag begon te rommelen en gaf duidelijk aan dat ze de lunch had gemist. Ze dacht erover om even te stoppen bij een tankstation, maar de drang om in Maine te komen was te sterk. Ze kon eten als ze daar aankwam.
Er gingen nog meer uren voorbij en ze reed New Hampshire in. De lucht ging open, de wegen waren breed en talrijk, en de velden strekten zich aan beide zijden uit zover het oog reikte. Emily moest denken aan hoe wijds de wereld was, aan hoeveel mensen er woonden.
Haar gevoel van optimisme voerde haar voorbij Portsmouth, waar de vliegtuigen over haar heen vlogen. Ze kon hun motoren horen ronken terwijl ze langs de landingsbaan reed. Ze vervolgde haar weg, voorbij de volgende plaats, waar vorst te zien was langs beide zijden van de weg. Daarna reed ze langs Portland, waar de weg naast de treinrails liep. Emily nam elk detail in zich op, overdonderd door hoe groot de wereld was.
Ze reed over de brug die Portland uit leidde. Ze wilde zo graag de auto stoppen en het uitzicht van de oceaan in zich opnemen. Maar de lucht werd donkerder en ze wist dat ze door moest rijden als ze voor middernacht bij Sunset Harbor wilde zijn. Het was nog minstens drie uur rijden vanaf waar ze was, en het klokje op haar dashboard gaf aan dat het al 9 uur ’s avonds was. Haar maag protesteerde weer, berispte haar omdat ze na de lunch ook het avondeten had gemist.
Op de lijst van dingen waar Emily naar uitkeek zodra ze bij het huis aankwam, stond de hele nacht slapen bovenaan. De vermoeidheid begon toe te slaan; Amy’s bank was niet echt comfortabel geweest, en dan was er nog de emotionele beroering die Emily de hele nacht had doorstaan. Maar in het huis in Sunset Harbor wachtte het mooie hemelbed van donker eikenhout op haar in de hoofdslaapkamer, de kamer die haar ouders in gelukkiger tijden hadden gedeeld. De gedachte dat ze het hele bed voor zichzelf zou hebben was zeer aantrekkelijk.
Er zat sneeuw in de lucht, maar Emily besloot niet de hele weg naar Sunset Harbor over de snelweg te gaan. Haar vader had graag over de minder bereden wegen gereden: een serie bruggen over de vele rivieren die richting de oceaan rond Maine stroomden.
Ze verliet de snelweg, opgelucht dat ze eindelijk langzamer kon gaan rijden. De wegen voelden hier verraderlijker, maar de omgeving was prachtig. Emily staarde omhoog naar de sterren, die schenen boven het heldere, schitterende water.
Ze volgde Route 1 langs de kust, en stelde zichzelf open voor alle schoonheid. De lucht veranderde van grijs in zwart, de weerspiegeling zichtbaar in het water. Het was alsof ze door de ruimte reed, op weg naar het oneindige.
Op weg naar het begin van de rest van haar leven.
*
Moe van de eindeloze rit, vechtend om haar vermoeide ogen open te houden, werd ze weer een beetje wakker toen haar koplampen eindelijk het bord beschenen dat haar liet weten dat ze Sunset Harbor binnenreed. Haar hart klopte sneller van opluchting en afwachting.
Ze passeerde de kleine luchthaven en reed de brug op die haar naar Mount Desert Island zou voeren. Met een gevoel van nostalgie herinnerde ze zich dat ze als kind in de auto had gezeten op deze brug. Ze wist dat het nog maar tien mijl was van hier naar het huis. Het zou niet meer dan twintig minuten zou duren voor ze haar bestemming bereikte. Haar hart begon te bonzen van de opwinding. Haar vermoeidheid en honger leken te verdwijnen.
Ze zag het kleine houten bordje dat haar welkom heette in Sunset Harbor en lachte bij zichzelf. Er stonden hoge bomen aan weerszijden van de weg en het was een troostende gedachte voor Emily dat het dezelfde bomen waren als de bomen die ze als kind gezien had toen haar vader over deze weg had gereden.
Een