Морган Райс

Alleen de dappere


Скачать книгу

een van de hoeven wegglijden en even hield hij zijn adem in. Maar hij slaagde erin om het dier weer op het half weggerotte hout te krijgen.

      Terwijl Royce weer op vaste grond kwam, zeilden er meer pijlen voorbij. Royce draaide zich om en zag de paarden van zijn achtervolgers weigeren bij het vooruitzicht dat ze de boomstam over moesten. Royce hakte met het kristallen zwaard op de boomstam in en voelde hem meegeven. De boomstam viel in de rivier.

      “Dat zal ze niet lang tegenhouden,” fluisterde Royce tegen zijn paard. Hij dreef het dier weer aan terwijl de mannen aan de andere kant van de kloof hun paarden richting de brug stuurden.

      Het zou hem hoogstens een minuut of twee tijdwinst geven. Royce wist dat hij die tijd hard nodig had als hij wilde ontsnappen. Tegelijkertijd wist hij dat hij níét zomaar kon vluchten. Met vluchten kon hij niets bereiken. Met vluchten kon hij niets veránderen.

      Hij reed op volle snelheid richting de bossen en probeerde na te denken terwijl hij onder de lage takken door dook, in een poging uit het zicht te komen. Het was stil in het bos, met uitzondering van de geluiden van kleine dieren en fluitende vogels, het stromen van water en het geritsel van bladeren. Een eindje verderop hoorde hij een boswachter op een tinnen fluit spelen. Royce hoopte dat hij de soldaten niet naar hem zou leiden. Hij wilde niemand anders in de problemen brengen.

      Die gedachte deed hem halthouden tussen de bomen. De mannen die achter hem aan zaten zouden hem naar zijn dorp volgen als hij daarheen vluchtte. Maar als hij het niet deed, zou Royce misschien nooit steun vinden. Bovendien zouden de mannen van de hertog hoe dan ook naar zijn dorp kunnen rijden, vastberaden om iedereen te straffen die een band had met de jongen die hem vermoord had.

      Hij moest een manier bedenken om de mannen van de hertog af te leiden en tijd te winnen voor alles dat hij moest doen.

      Royce hoorde de fluit weer en hij stuurde zijn paard tussen de bomen door, in de richting van het geluid. Royce reed zo snel als hij kon. Hij was zich er heel goed van bewust hoe weinig tijd hij had gewonnen met het vernietigen van de boomstambrug en hij had het gevoel dat hij elke seconde nodig had.

      Minder dan een minuut later kwam hij het eerste varken tegen, scharrelend op zoek naar fruit of paddenstoelen of iets anders. Het dier zou bijna tot aan Royce’ middel zijn gekomen als hij niet op een paard had gezeten en scharrelde rustig rond, schijnbaar onaangedaan door zijn aanwezigheid.

      Hij zag meer varkens tussen de bomen, snuffelend op zoek naar eten, voorzien van de merktekens van een aantal boerderijen. De fluitmuziek kwam van dichtbij. Toen Royce tussen een groepje elzen doorkeek, zag hij een jonge man op de stronk van een omgevallen eik zitten.

      “Hallo daar,” riep de jonge man toen hij Royce zag, zwaaiend met de hand waarmee hij de fluit vasthield. “Niet te hard rijden hier. De varkens zijn meegaand, maar als je ze bang maakt zijn ze groot genoeg om dat paard van je te laten struikelen.”

      “Er komen mannen deze kant op,” zei Royce, die vermoedde dat hij het beste direct kon zijn. Een jonge man als hij zou het niet waarderen als iemand hem probeerde te misleiden. “Mannen die me dood willen of gevangen willen nemen.”

      De varkenshoeder keek een beetje ongerust bij die woorden. “En wat heeft dat met mij te maken?” vroeg hij. “Ik laat hier gewoon mijn varkens grazen.”

      “Denk je dat die mannen dat iets kan schelen?” vroeg Royce. Elke boer wist hoe de mannen van de hertog konden zijn en hoe gevaarlijk het was om ze in de weg te lopen als ze op jacht waren.

      “Nee,” zei de herder. Hij bekeek Royce aandachtig. “Waarom zitten ze dan achter jou aan?”

      Royce had het vermoeden dat de waarheid te veel voor de jongen zou zijn. Maar wat kon hij anders? Hij kon niet zeggen dat hij een stroper was.

      “Ik ben… Ik heb de hertog vermoord,” zei Royce, niet wetend wat hij anders moest zeggen. Hij kon niet vragen wat hij wilde vragen zonder deze jongen de waarheid te vertellen. “Zijn mannen zitten achter me aan en als ze me te pakken krijgen, zullen ze me doden.”

      “Dus je wil ze naar mijn varkens leiden?” zei de varkenshoeder. “En wat gebeurt er met mij als ik hier nog ben wanneer ze komen?”

      “Ik heb een idee,” zei Royce. Hij sprong van zijn paard en wilde de teugels aan de jongen geven. “Neem mijn paard. Rij hier ver vandaan. Het is de beste kans voor ons allebei.”

      “Je wil dat ik doe alsof ik jou ben?” wilde de varkenshoeder weten. “Na wat je hebt gedaan? Het halve koninkrijk zou achter me aan komen.”

      Royce knikte. Ze leken niet veel op elkaar; Royce was veel groter en gespierder en hoewel ze allebei halflang blond haar hadden zouden ze nooit voor elkaar aangezien kunnen worden. Hun gezichten waren ook verschillend: de varkenshoeder had het ronde gezicht van een huiselijk type terwijl Royce scherpe kaaklijnen had, geslepen door geweld.

      “Niet voor lang. Je kunt wel rijden, of niet?”

      “Aye, mijn pa stond erop. Ik reed vroeger met het trekpaard over de velden.”

      “Dít paard zal een stuk sneller gaan dan een trekpaard,” beloofde Royce, die nog steeds de teugels vasthield. “Neem het paard, rij een tijdje voor ze uit en laat het dier gaan wanneer ze je niet kunnen zien. Ze zullen nooit weten dat jij degene was die op het paard zat en ze zullen nog steeds naar mij op zoek zijn.”

      Royce wist zeker dat het zou werken. Als de varkenshoeder de vijand voor kon blijven, zou hij veilig zijn zodra ze hem niet meer zagen.

      “En dat is het enige wat ik hoef te doen?” vroeg de varkenshoeder. Royce zag dat hij erover nadacht.

      “Je hoeft ze alleen maar weg te leiden van de dorpen,” zei hij. “Ik moet terug naar dat van mij en jij kunt naar het jouwe terugkeren zodra je ze hebt afgeschud.”

      “Dus je bent gewoon op zoek naar een manier om weg te komen met moord?” vroeg de jongen.

      Royce begreep hem wel. De varkenshoeder wilde niet medeplichtig zijn aan zo’n harteloze daad. Maar dat was het niet. Het was geen harteloze daad geweest, ook niet op het moment dat hij de speer had geworpen.

      “Ze onderdrukken ons op elke mogelijke manier,” zei Royce. “Ze pakken ons alles af en ze geven nooit iets terug. De hertog nam de vrouw van wie ik hou van me af en gaf haar aan zijn zoon. Hij zette me gevangen op een eiland waar ik jongens van mijn leeftijd afgeslacht zag worden. Ik moest tot de dood vechten in de Krochten! Het is tijd dat we dingen veranderen. Het is tijd dat we ons leven beter maken.”

      Hij zag de jongen nadenken.

      “Als ik niet terugkeer naar mijn dorp zullen er een hoop mensen sterven,” zei Royce. “Maar als ik ga en zij mij volgen, zullen er nog meer de dood vinden. Ik heb je hulp nodig.”

      De varkenshoeder deed een stap naar voren. “Krijg ik hiervoor betaald?”

      Royce spreidde zijn handen. Hij had niets. “Als ik je na afloop weer kan vinden, zal ik een manier vinden om je terug te betalen. Hoe kan ik je vinden?”

      “Ik ben Berwick, uit Upper Lesham.”

      Royce knikte en dat leek genoeg te zijn voor de varkenshoeder. Hij pakte de teugels aan, besteeg het paard, spoorde het aan en reed tussen de bomen door, in een richting die niet naar de dorpen die Royce kende zou leiden. Royce haalde opgelucht adem.

      Maar zijn opluchting was van korte duur. Hij moest nog steeds uit het zicht zien te komen. Hij liep tussen de bomen door en vond een plek tussen het gebladerte. Hij hurkte in de schaduw van een boomstam, omringd door hulst.

      Daar verschool hij zich, muisstil. Hij durfde nauwelijks te ademen terwijl hij wachtte. Om hem heen scharrelden de varkens verder. Een van de dieren kwam bij hem in de buurt en snuffelde aan de struiken waar hij zich achter had verborgen.

      “Ga weg,” fluisterde Royce, hopend dat het dier verder zou lopen. Hij zweeg toen hij het geluid van naderende paardenhoeven hoorde.

      De mannen kwamen in het zicht, allemaal gepantserd en bewapend. Ze zagen er nog bozer uit dan in het begin van de achtervolging. Royce hoopte oprecht dat hij de varkenshoeder