behouden? Een jongen, of een man?”
Genevieve kon het antwoord op die vraag wel raden en het beviel haar niets. Of ze het nu leuk vond of niet, ze was Altfors echtgenote. En ze had geen illusies over wat er met haar zou gebeuren als zijn oom besloot om zich van hem te ontdoen. Ze liep snel naar haar echtgenoot toe en legde een hand op zijn arm in wat er waarschijnlijk uitzag als een gebaar van steun, al probeerde ze hem eraan te herinneren om zich in te houden.
“Dit hertogdom is verwaarloosd,” zei Alistair. “Mijn broer heeft fouten gemaakt en totdat deze gecorrigeerd zijn, zal ik erop toezien dat alles naar behoren wordt geregeerd. Is er iemand aanwezig die mijn recht om dit te doen in twijfel trekt?”
Genevieve kon niet anders dan opmerken dat hij zijn zwaard nog steeds in zijn hand had, wachtend tot de eerste die iets zou zeggen. Dat moest natuurlijk Altfor zijn.
“U verwacht dat ik trouw aan u zweer?” zei Altfor. “U verwacht dat ik voor u kniel terwijl mijn vader mij tot hertog heeft benoemd?”
“Er zijn twee dingen die je tot hertog kunnen maken,” snauwde Alistair. “Het bevel van een heerser of de macht om dat bevel te nemen. Heb jij een van de twee, neef? Of kniel je?”
Genevieve knielde voordat haar echtgenoot het deed. Ze trok aan zijn arm om hem ook te laten knielen. Niet zozeer omdat ze zich druk maakte om Altfors veiligheid, niet na alles dat hij had gedaan. Maar op dat moment wist ze dat zijn veiligheid ook haar veiligheid betekende.
“Goed dan, oom,” zei Altfor, zichtbaar knarsetandend. “Ik zal gehoorzamen. Het lijkt erop dat ik geen keus heb.”
“Nee,” stemde heer Alistair in. “Dat heb je niet.”
Zijn blik gleed door de ruimte en de mensen knielden een voor een. Genevieve zag de hovelingen knielen, de dienstmeisjes. Ze zag dat zelfs Moira zich op haar knieën liet vallen. Een klein, kwaad deel van haar vroeg zich af of haar zogenaamde vriendin ook zou proberen om Altfors oom te verleiden.
“Dat is beter,” zei heer Alistair. “Nu wil ik dat er meer mannen op uit gaan om de jongen te vinden die mijn broer heeft vermoord. Hij zal als voorbeeld dienen. Geen spelletjes deze keer, alleen de dood die hij verdient.”
Er rende een boodschapper naar binnen, gekleed in de kleuren van het huis. Genevieve zag hem van Altfor naar heer Alistair kijken terwijl hij probeerde te bepalen aan wie hij zijn bericht moest afleveren. Uiteindelijk maakte hij wat voor Genevieve de meest voor de hand liggende beslissing was en wendde zich tot Altfors oom.
“Mijn heer, vergeef me,” zei hij, “maar er zijn rellen op straat. Mensen die werkzaam zijn bij de bedrijven van de voormalige hertog komen in opstand. We hebben u nodig.”
“Om de boeren onder de duim te krijgen?” snoof heer Alistair. “Goed dan. Verzamel zoveel mogelijk mannen die we niet nodig hebben bij de zoektocht en laat ze op de binnenplaats op me wachten. We zullen dat gepeupel eens laten zien waar een ware hertog toe in staat is!”
Hij beende de kamer uit, wederom steunend op zijn opgeborgen langzwaard. Genevieve haalde diep adem, maar haar opluchting was van korte duur. Altfor krabbelde alweer overeind en zijn woede was voelbaar.
“Eruit, allemaal!” schreeuwde hij naar de hovelingen. “Eruit, en help mijn oom deze opstand tegen te houden, of help bij de zoektocht naar de verrader, maar laat het me niet nog een keer zeggen!”
Ze stroomden de ruimte uit en Genevieve wilde opstaan om achter hen aan te lopen, maar toen voelde ze Altfors hand op haar schouder, die haar weer naar beneden drukte.
“Jij niet, vrouw.”
Terwijl Genevieve wachtte liep de zaal leeg, tot alleen zij over waren, plus een paar wachters. En Moira, die haar vanuit de hoek gadesloeg en niet eens probeerde om medeleven te tonen.
“Jij,” zei Altfor, “gaat me vertellen welke rol je hebt gespeeld in de ontsnapping van Royce.”
“Ik… weet niet wat je bedoelt,” zei Genevieve. “Ik ben de hele tijd hier geweest. Hoe zou ik—”
“Hou je bek,” snauwde Altfor. “Ik zou je slaan als het dan niet zou lijken alsof ik mijn vrouw niet onder de duim heb. Je denkt toch niet écht dat ik zo dom ben? Natúúrlijk heb je iets gedaan; er is hier niemand anders die om die verrader geeft.”
“Die mensenmassa’s op straat denken daar anders over,” zei Genevieve, die overeind kwam. Ze was niet zo bang voor Altfor als voor zijn oom.
Nee, dat was niet waar. Ze was bang voor hem, maar het was een ander soort angst. Met Altfor was het een angst voor abrupt geweld en wreedheid, maar onderdanigheid veinzen zou niet helpen om dergelijke uitbarstingen af te wenden.
“De mensenmassa’s?” zei Altfor. “Ga je me nu tarten met mensenmassa’s? Ik dacht dat je inmiddels wel had geleerd om me niet kwaad te maken, maar blijkbaar had ik het mis.”
Nu voelde Genevieve wél angst, want de blik in Altfors ogen beloofde iets veel ergers dan geweld dat naar haar was gericht.
“Je denkt dat je veilig bent omdat ik mijn vrouw niets aandoe,” zei Altfor. “Maar ik heb je gezegd wat er zou gebeuren als je weer ongehoorzaam was. Je geliefde Royce zal gevonden worden. En als ik er iets over te zeggen heb, gaat hij een veel langzamere dood tegemoet dan wat mijn oom in gedachten heeft.”
Dat was niet zozeer waar Genevieve bang voor was, hoewel de gedachte dat Royce iets zou overkomen haar pijn deed als een fysieke klap. Feit was dat hij nu niet meer in Altfors macht was; daar had zij voor gezorgd. En nu zouden hij of heer Alistair hem niet meer te pakken kunnen krijgen.
“Dan zijn er nog zijn broers,” zei Altfor. Genevieve’s adem stokte in haar keel.
“Je zei dat je hen niet zou doden als ik met je trouwde,” zei ze.
“Maar nu je mijn vrouw bént wil je niet gehoorzamen,” kaatste Altfor terug. “De drie zijn al onderweg naar hun plaats van executie. Ze zullen in de kooien op de moordheuvel gehangen worden en verhongeren tot ze door beesten worden verslonden.”
“Nee,” zei Genevieve. “Je hebt het beloofd.”
“En jíj hebt beloofd een trouwe echtgenote te zijn!” schreeuwde Altfor naar haar. “In plaats daarvan blijf je de jongen die je uit je hoofd had moeten zetten maar helpen!”
“Je… Ik heb niets gedaan,” hield Genevieve vol. Ze wist dat toegeven het alleen maar erger zou maken. Altfor was van adel en hij kon haar niet direct iets aandoen, niet zonder bewijs en een proces en meer.
“Oh, je wil nog steeds spelletjes spelen,” zei Altfor. “Dan is de prijs voor je verraad omhooggegaan. Je hebt te veel afleidingen in de buitenwereld, dus die ga ik van je afpakken.”
“Wat… wat bedoel je?” vroeg Genevieve.
“Je zusje was even vermakelijk voor me, de eerste keer dat je ongehoorzaam was. Nu zal ze sterven voor wat je gedaan hebt. Net als je ouders en iedereen in dat krot dat jij thuis noemt.”
“Nee!” gilde Genevieve. Ze reikte naar het kleine eetmes dat ze bij zich droeg. Op dat moment verloor ze al haar gevoel van terughoudendheid of noodzaak om voorzichtig te doen aan de afschuw van wat haar echtgenoot wilde gaan doen. Ze zou alles doen om haar zus te beschermen. Alles.
Maar Altfor was sneller. Zijn hand sloot zich over de hare en trok hem weg. Hij gaf haar een duw, waardoor ze op de grond belandde. Hij keek dreigend op haar neer, en alleen Moira’s aanraking weerhield hem ervan om meer te doen.
“Onthoud dat zolang ze met je getrouwd, ze van adel is,” fluisterde Moira. “Doe haar iets aan en je zult als een crimineel behandeld worden.”
“Denk niet dat je me kunt vertellen wat ik moet doen,” snauwde Altfor naar Moira, die nog dichterbij leunde.
“Ik suggereer het alleen, mijn heer, mijn hértog. Met een echtgenote, en op den duur een erfgenaam, en de wet aan jouw kant, zul je alles terug kunnen nemen.”
“En hoezo kan jóú dat iets schelen?” vroeg Altfor,