gewoon voor de vuist weg wat met haar te kletsen? Oppassen geblazen, want ze was nu zo in de ban van zijn charmes dat ze licht haar mond voorbijpraatte.
‘Ik heb geen vriendje. In de VS had ik verkering, maar dat was al een poosje uit.’
Dat was een leugen. Ze had het pas kort voor vertrek uitgemaakt met haar gewelddadige ex. En het hoofdmotief voor dat vertrek was geweest: zo veel afstand tussen hen aanbrengen, dat hij haar niet eenvoudig zou kunnen volgen en zijzelf niet gemakkelijk van gedachten veranderen. Cassie kon… of liever, wílde Ryan de werkelijke gang van zaken niet aan de neus hangen. Op dit goddelijke moment, met uitzicht op de witschuimende golftoppen die kustwaarts rolden, wilde ze hem het idee geven, dat haar vorige relatie uit de vroege middeleeuwen stamde.
‘Blij dat te horen’, zei Ryan zacht. ‘Het zou niet correct zijn zoiets niet even te verifiëren. En ik mag aannemen dat jij diegene was die het uitmaakte, want andersom is ondenkbaar.’
Cassie staarde hem ongelovig aan en verdronk bijna in zijn lichtblauwe ogen. Droomde ze?
‘Ja, inderdaad. Hij was niet de ware Jacob, en ik wilde hem niet aan het lijntje houden.’
Hij knikte.
‘Dat merkte ik meteen al op, al bij de eerste keer dat we elkaar spraken, dat sterke karakter van je; die gave om te weten wat je wilt, en om daarvoor te gaan. En tegelijkertijd heb je dat ongelooflijke invoelingsvermogen, en die zachtheid en die wijsheid.’
‘Dat van die wijsheid weet ik niet, hoor. Ik zeg geregeld tegen mezelf: Je bent niet wijs.’
Ryan schaterde. ‘Dat komt omdat je volledig opgaat in het vieren van het volle bestaan. Mensen die dat doen, hebben geen tijd om hun oor aan hun eigen zieltje te luisteren te leggen. Nog zo’n kwaliteit.’
‘Och, ik dacht bij mezelf: Als ik dan toch hier ben, kan ik voor hetzelfde geld wat opsteken van de meester zelf’, riposteerde ze.
‘Is ’t leven niet pas het leven waard, als je iemand hebt die ’t leven het leven waard maakt?’
Zijn woorden klonken schertsend, maar zijn gezicht stond serieus. En ze merkte dat ze zijn blik niet langer kon ontlopen.
‘Ja, absoluut’, lispelde ze.
Dit voelde niet meer als een normaal gesprek. Het was meer. Dat kon gewoon niet anders. Ryan zette zijn glas nu ook neer, stond op, pakte haar bij de hand en hielp haar uit haar stoel. Zijn arm gleed achteloos rond haar middel, toen ze zich omdraaide om naar binnen te gaan.
‘Ik wens je een heel goede nachtrust’, zei hij, toen ze bij haar kamer aangekomen waren.
Hij legde zijn hand losjes op haar heup en ze zag even alleen zijn volle, zinnelijke lippen, omzoomd door een zweem van stoppels. Toen raakten zijn lippen de hare, heel even en heel licht. Hij liet haar weer los en wenste haar op fluistertoon welterusten. Cassie keek hem na tot hij zijn slaapkamerdeur achter zich dichtgedaan had. Ze controleerde even of het bedlampje bij Madison uit was en liep toen terug naar haar eigen kamer, met een gevoel alsof ze zweefde.
Ze bedacht met een schok dat ze de winkeldiefstal nog niet gerapporteerd had. Daartoe had ze de kans niet gehad. De avond had volkomen onverwacht een geheel andere wending genomen en haar verbouwereerd – en hoopvol tegelijk – achtergelaten. Dat nachtkusje gaf haar het gevoel dat zich een deur geopend had. Ze had een glimp opgevangen van wat zich daarachter bevond – de stralende morgen van een gouden toekomst.
Was het een vriendschappelijk nachtkusje geweest? Of had hij er iets meer mee bedoeld? Wie zou het zeggen? Ze wist het niet zeker, maar had het gevoel dat het wel degelijk meer was. De onzekerheid maakte haar nerveus, en opgewonden tegelijk, in de goede zin van het woord. Terug op haar kamer bekeek ze de sms’jes die binnengekomen waren. Ze zag dat er eentje van Renée bijzat.
‘De vrouw zei dat ze in een telefooncel stond. Dus geen nummer, nee. Maar, als ze weer belt, zal ik haar naam vragen.’
Toen ze de tekst nog eens doorlas, viel Cassie opeens wat in. Die mysterieuze dame had vanuit een telefooncel staan bellen, bang zich kenbaar te maken, en was in contact getreden met een ex-klasgenote van Cassie, een van de weinige vriendinnen die nog in hun oude woonplaats woonde? Cassies vader woonde allang niet meer in de plaats waar ze opgegroeid waren. Hij was diverse keren verhuisd, van baan veranderd, van vriendin, en ook van telefoon, als hij die weer eens met zijn dronken kop kwijt was. Ze had in tijden geen contact meer met hem gehad en wilde hem trouwens ook niet meer zien. Hij kwam op jaren, zijn gezondheid was naar de maan en hij kreeg eindelijk zijn trekken thuis. Maar, dat hield ook in dat hij niet meer te bereiken was, bijvoorbeeld voor familie die naar hem zocht. Zijzelf zou ook niet weten waar hij nu uithing.
Er was een kleine kans – eentje die almaar groter leek, naarmate ze er langer over nadacht – dat die beller haar zus Jacqui geweest was, die er alles aan deed om Cassie op het spoor te komen. Een ex-klasgenote moest wel het enige aanknopingspunt zijn, als ze niets op sociale media deed. En ze wist dat Jacqui zich daar verre van hield. Cassie had haar dikwijls proberen te vinden, wanneer ze tijd had gehad, in de hoop dat haar speurwerk iets zou opleveren. Ze kreeg een rilling bij de gedachte dat het Jacqui kon zijn, die gebeld had. Het betekende trouwens niet dat het Jacqui naar den vleze ging. Maar dat had Cassie steeds geweten. Als ze op haar pootjes terechtgekomen was, en een vaste baan en een appartement gevonden had, dan was ze lang geleden al met Cassie in contact getreden.
Wanneer Cassie aan Jacqui dacht, dacht ze aan onbestendigheid, aan bestaansonzekerheid. Ze stelde zich voor hoe het was, een leven op het scherpst van de snede – tussen geld en armoe, drugs en ontwenning, vrienden en parasieten. Hoe slechter het haar verging, hoe moeilijker het voor Jacqui was contact te zoeken met de familie die ze in de steek gelaten had. Lieten haar omstandigheden het niet toe of schaamde ze zich voor de staat waarin ze verkeerde? Misschien was ze almaar onderweg of bleef ze liever onder de radar; stoned als een garnaal of bedelend om voedsel. Wie zou het zeggen? Cassie besloot op haar gevoel af te gaan en het risico te nemen. Dit kon immers Jacqui zijn, die contact met haar zocht. Haastig, in de wetenschap dat Ryan elk moment de wifi kon uitzetten, tekstte ze Renée.
‘Het zou mijn zus kunnen zijn. Als ze weer belt, geef haar dan alsjeblieft mijn nummer.’
Ze hoopte dat haar voorgevoel haar niet in de steek liet. Cassie sloot haar ogen, in het besef dat ze er werkelijk alles aan gedaan had om het contact te herstellen met het enige familielid voor wie ze nog warme gevoelens koesterde.
HOOFDSTUK ACHT
De volgende morgen was het een gekkenhuis. Terwijl ze de kinderen kleedde voor school, bleken er onderdelen van het schooluniform zoek, schoenen niet gepoetst en sokken ongelijk. Cassie rende van hot naar her, terwijl de kinderen tussen de bedrijven door het ontbijt naar binnen werkten. Daarna hielpen ze mee met zoeken naar de ontbrekende schoolbenodigdheden, die het weekend gebruikt leken te hebben om naar een parallel universum te migreren.
‘Ik kan mijn badge niet vinden!’ zuchtte Madison, terwijl ze haar blazer aantrok.
‘Hoe ziet zo’n ding eruit?’ vroeg Cassie ontmoedigd.
Ze had heel even de illusie gehad dat alles in kannen en kruiken was.
‘Rond en gifgroen. Zonder kan ik echt niet naar school. Ik was vorige week klasse-oudste en vandaag krijgt iemand anders ’m.’
In paniek tijgerde Cassie de hele bovenverdieping over, te beginnen in Madisons kamer. Ze vond de badge terug op de vloer van de wc. Nadat die crisis bezworen was, brulde Dylan dat zijn etui van de aardbodem verdwenen was. Pas toen ze de deur al uit waren, vond Cassie het ding tussen de wand en Broer Benjamins kooi. Ze sprintte naar de bushalte, waar beide kinderen gelukkig nog stonden te wachten. Toen de schoolbus met de beide boefjes aan boord uit het zicht verdwenen was, slaakte ze een zucht van verlichting en kon ze de herinneringen aan de gebeurtenissen van de vorige avond eindelijk de vrije loop laten. Onder het schoonmaken speelde ze de film diverse malen terug. Hij had met haar geflirt. Daar was ze zeker van. De wijze waarop hij haar had aangeraakt, haar hand gepakt, gevraagd of ze een vriend had. Dat kon op zich een onschuldige vraag zijn geweest, maar je moest het zien in de context – in samenhang met wat hij verder nog gezegd had. ‘Het zou niet correct zijn zoiets niet even te verifiëren.’
Dat was