Ik ken AntiAmerica. Ze zijn elke klote dag op het nieuws.”
Niet dat ze dat uit eigen beweging had gevolgd. Ze werd ermee geconfronteerd door de ongevraagde verslagen en commentaren van Brayden, sinds eeuwen hacktivist en hardcore supporter, die sociale oorzaken via het internet steunde en antikapitalistische tirades uitspuwde. Zodra hij op dreef kwam over “hoe het systeem is opgezet voor de rijken om de massa's te exploiteren”, kon niemand hem meer het zwijgen opleggen.
Agent Palmer pakte de screenshotpagina op en zwaaide ermee door de lucht, terwijl zijn tagteampartner in de hoek stond. “Dit was de site van de Nexus Bank na de eerste aanval van AntiAmerica op 1 mei, ter herdenking van de Red Scare aanvallen van 1919 een eeuw geleden. Daarna volgden aanvallen tegen de Dominion en de First Regency. De drie grootste banken in het land zijn de afgelopen twee maanden gehackt.”
De agenten deden alsof hun verhaal belangrijk voor haar was. “ Is dat de reden dat jullie twee hier met mij praten?”
Agent Palmer knikte. “Agent McBride en ik maken deel uit van een overkoepelende taskforce om hen te onderzoeken.”
“ Fijn voor jullie.”
“Wat vind je van AntiAmerica?”
In Alanna's oren kleefde het storende geluid van een smekkende agent McBride die in de hoek op haar kauwgom kauwde. “Heb er geen. Het kan me niet schelen. Wat is de jouwe?”
“Het zijn geen hacktivisten die vechten voor zaken als een LulzSec of NullCrew. Het zijn anarchisten. Hun uiteindelijke doel is om dit land op de knieën te krijgen. Hoe meer volgelingen ze aantrekken, hoe gevaarlijker ze worden.”
Sinds er na de eerste aanval een manifest online was geplaatst door AntiAmerica, hadden ze elke kastanarchist op prikborden, chatrooms en Twitter geronseld. Ze had geen idee hoeveel, maar elke keer als ze de tv aanzette, stonden de nieuwsberichten vol van nieuwe protesten die in grote steden over de hele wereld opkwamen.
“Oké. Laat het melodrama maar zitten – wat heeft dit allemaal met mij te maken?”
Hij leunde achterover en sloeg zijn handen in elkaar. “Ken je een hacker genaamd Paul Haynes?”
Alanna liet haar nek tegen de rugleuning van de stoel rusten. Het feit dat de FBI Pauls naam noemden, betekende dat ze wisten dat hij een black hat was. Ze kon maar beter voorzichtig zijn. Zonder te weten welk bewijs ze hadden dat haar aan Paul linkte, kon ze niet al te nadrukkelijk de connectie met hem ontkennen.
Hij tikte tegen zijn hoofd. “Je kunt een simpele ja of nee vraag toch wel beantwoorden. Ken je hem of niet?”
Als ze bleef zwijgen, zou dat in hun ogen alleen maar als een bevestiging overkomen. Misschien zou hij, als ze antwoordde, eindelijk ter zake komen. “Ik ken hem. Maar niet erg goed. We hebben elkaar een paar keer gesproken.”
“Hoe lang is het geleden dat je hem voor het laatst sprak?”
“Een paar maanden. Waarom?” Het was beter dat ze hem voor een kennis liet doorgaan. Ze zat al genoeg in de problemen door haar eigen criminele daden, zonder zich ook nog eens met de zijne te verbinden.
“Zijn kamergenoot is vermoord gevonden.”
Alanna voelde hoe haar maag omhoogkwam, en ze bewoog gespannen in haar stoel heen en weer. De twee agenten bestudeerden haar reactie met interesse – ze moest haar emoties in bedwang zien te houden. Ze kon het echter niet helpen dat ze medelijden had met Paul. Wat ze ook van hem vond, ze wilde er niet aan denken hoe verschrikkelijk dit verlies voor hem moest zijn.
“We zouden hem een paar weken geleden binnenbrengen om een exploit te bespreken die hij heeft gecreëerd, en die werd gebruikt bij de eerste AntiAmerica aanval. De agenten die naar zijn appartement in South Beach werden gestuurd, vonden het lichaam van zijn kamergenoot. Hij was vastgebonden, mishandeld en gewurgd.”
Ze beet op haar onderlip. “Wow. Ik heb zijn kamergenoot nooit ontmoet. Maar Paul leek mij altijd een aardige vent. Denken jullie dat hij hem vermoord heeft?”
“We weten het niet. Maar hij is natuurlijk een potentiële verdachte, gezien het feit dat hij rond de tijd van de moord op zijn kamergenoot verdween.”
Paul en Terry waren een stelletje, geen kamergenoten. Maar de FBI zou dat niet van Alanna te horen krijgen. Zelfs als ze zich niet van Paul distancieerde, vond niemand het belangrijker om eenieder zijn of haar privéleven te gunnen dan zij. Ze hield haar maag vast onder tafel. Paul sprak over zijn relatie alsof hij de liefde van zijn leven had gevonden. Ze geloofde niet dat die was geëindigd in marteling en moord.
Agent Palmer leunde voorover in zijn stoel. “Wat is de laatste locatie waar je hem hebt gezien?”
“In Mechlab.” De lokale hackerspace. Een regionaal expertisecentrum/bibliotheek/workshop/computer lab. Een paar jaar geleden werd ze er vaste klant, en was Paul een van de eerste mensen die ze daar ontmoette. Brayden en Javier kenden hem nog langer.
“Heb je enig idee waar we hem kunnen vinden?”
“Sorry, maar ik zou niet weten waar hij uithangt.”
Agent McBride mengde zich in het gesprek, “Hoe zit het met Javier Acosta? Wanneer heb je hem voor het laatst gezien of gesproken?”
Alanna keek in haar richting, maar kon haar door de schaduwen in de hoek niet goed zien. “Javier? Wat heeft hij hiermee te maken?”
Het zelfvoldane gezicht van de FCCU-agent kwam naar voren. “Hij wordt al een paar weken vermist, nietwaar? Is hij niet ook een vriend van Paul Haynes, die rond dezelfde tijd verdween?”
Oh shit. De FBI zat achter Javier aan. Ze hielden zijn appartement in de gaten, niet haar.
Agent McBride boog haar hoofd tot hun ogen op dezelfde hoogte waren. “Alanna? Javier Acosta, wat kun je ons over zijn verdwijning vertellen?”
“Hij zou nooit iemand kwaad doen – of zich aansluiten bij AntiAmerica.”
“De kwetsbaarheid van de Nexus Bank die door AntiAmerica werd uitgebuit, was ontdekt door Paul en Javier. Wil je beweren dat dit toeval is?”
De FBI-agenten die de flat van Javier onderzochten, beschouwden hem als een verdachte in de AntiAmerica aanvallen. Zwijgen was geen optie meer. Ze moest instaan voor zijn onschuld, of op zijn minst de schuld in een andere richting wijzen. “Javier is een ethische hacker. Bedrijven betalen hem om hun bugs te repareren. Hij steelt niet van hen.”
Agent McBride kwam aan de rand van de tafel staan. “Hij zoekt naar kwetsbaarheden in de software en hackt bedrijfsnetwerken voor geld. Dat lijkt wel erg veel op wat de AntiAmerica hackers doen.”
“Praat met Paul. Hij was het waarschijnlijk. Of misschien verkocht hij het als een exploit van zichzelf. Nexus heeft de kwetsbaarheid blijkbaar niet op tijd hersteld. Maar Javier had niets te maken met die aanval.”
Agent Palmer stak zijn hoofd tussen die van de beide vrouwen. “Zelfs als dat waar is, willen we hem graag verhoren. Jammer genoeg is hij verdwenen, dus nu vragen we jou om de lege plekken in te vullen. Heeft hij ooit zijn onvrede geuit over een financiële instelling? Of steun uitgesproken voor AntiAmerica?”
“Nee. Javier is geen hacktivist. Hij geeft niet om politiek. En hij heeft nog nooit in zijn leven een misdaad begaan. Je weet toch wel het verschil tussen een white hat en een black hat hacker?”
Het groene propje kauwgom schoot heen en weer in de mond van Agent McBride. “Als je hem zo goed kent, waarom heb je dan in zijn appartement ingebroken?”
Alanna haalde haar dwalende blik weg van het plafond. Door de felle lichten boven haar hoofd zag ze nu vlekken. “Hij en ik gingen uit. Hij nam zijn telefoon niet op. Ik stopte bij hem thuis. Hij deed niet open. Ik ging weg.”
De FCCU-agent schudde haar hoofd en snauwde. “Liegen laat ons geloven dat je iets te verbergen hebt. Wil je ons wat vertellen over al die gecodeerde gegevens op je harde schijf? Zit daar iets tussen wat met AntiAmerica te maken heeft?”
Alanna