zij zijn in zijn persoonlijk nadeel, indien zij bijv. door te groote ontwikkeling zijn werkkracht verminderen of hem een in ’t oogloopende prooi voor zijne vijanden maken. Zulk een ontwikkeling zou een overdreven geslachts-kenmerk zijn, en dezen toestand treffen wij juist bij de menschen aan. Onze geslachts-kenmerken zijn tot zulk een hoogte ontwikkeld, dat zij op den vooruitgang der individuen zoowel als op dien van het ras een nadeeligen invloed uitoefenen. In onze diersoort verschillen de geslachten niet alleen genoeg om hun primaire functiën te kunnen uitoefenen, of genoeg om alle secondaire geslachts-kenteekenen voldoende te openbaren en aan hun doel te doen beantwoorden door genoegzame geslachtsaantrekking tot stand te brengen, maar ze zijn zoo sterk dat zij ernstig het proces tot zelf-behoud belemmeren, en erger nog, zelfs op het proces van ras-behoud, dat zij verondersteld worden te dienen, een ongunstigen invloed uitoefenen. Ons buitensporig geslachts-onderscheid, waardoor de eigenaardigheden van het geslacht tot een buitengewone hoogte zijn opgevoerd, heeft tot zulk een groote aantrekking der geslachten aanleiding gegeven, dat het een geslachtsbevrediging ten gevolge heeft, waardoor het moederschap en het vaderschap rechtstreeks worden benadeeld. Wij zijn geen beter ouders, noch beter menschen, omdat onze geslachten zoo sterk verschillen, maar blijkbaar slechter. Waar moeten wij de oorzaak voor deze verschijnselen zoeken?
Laat ons eerst onderzoeken, waardoor deze twee groote processen – zelf-behoud en ras-behoud – in de wereld in evenwicht worden gehouden. Zelf-behoud sluit in het verbruik van energie in die handelingen, en de daaruit voortvloeiende wijzigingen van bouw en functie, die strekken tot behoud van het individueele leven. Ras-behoud sluit in het verbruik van energie in die handelingen en de daaruit voortvloeiende wijzigingen van bouw en functie, die strekken tot behoud van het ras-leven, zelfs indien het individueele leven daarbij geheel moet worden opgeofferd. Dit op den voorgrond tredend verschil moet duidelijk in het oog worden gehouden. De processen die tot zelf-behoud en tot ras-behoud leiden zijn in geen enkel opzicht gelijk, dikwijls staan zij lijnrecht tegenover elkander. De natuurkeus, in het proces van zelf-behoud op het individu inwerkende, brengt die bijzonderheden tot ontwikkeling, waardoor het individu “den strijd om het bestaan” beter kan voeren, door die organen en functiën door gebruik het sterkst te doen toenemen waarbij het rechtstreeks voordeel heeft. De teeltkeus, in het proces van ras-behoud op het individu inwerkende, brengt die bijzonderheden tot ontwikkeling, waardoor het individu, wat Drummond genoemd heeft “de strijd om het bestaan van anderen” beter kan voeren, door die organen en functiën door gebruik het sterkst te doen toenemen, waarbij de jongen direct of indirect voordeel hebben. Het individu wijzigt zich niet alleen, onder de inwerking der natuurkeus naar zijn omgeving, maar onder de inwerking van de teeltkeus wijzigt het zich ook naar zijn makker. Wanneer men de keuze eenvoudig vrij laat, dan ontwikkelt elk geslacht die eigenschappen die door den ander begeerd worden, en doordat de individuen met de beste geslachts-eigenschappen dan het eerst gekozen worden, brengt geslachts-ontwikkeling ras-ontwikkeling voort.
De orde der zoogdieren is ontstaan doordat een primair geslachts-kenmerk zich door de natuurkeus ontwikkeld heeft; maar de prachtige staart van den pauwhaan is het gevolg van de ontwikkeling van een secondair geslachts-kenmerk door teeltkeus. Nam de pauwenstaart echter zoo sterk in grootte en pracht toe, dat hij een akker gronds bedekte en schitterde als de zon, – laat ons veronderstellen dat hij een neiging vertoonde om zoo toe te nemen, – dan zou zulk een overdreven geslachts-kenmerk het persoonlijk belang van den pauwhaan zoodanig in den weg staan, dat hij ten slotte zou uitsterven en zijn staart met hem. Ook omgekeerd, indien de pauw-hen, wier geslachts-kenmerk in tegenovergestelde richting aantrekt door niet groot te zijn noch te schitteren, maar klein en stemmig, – indien zij zoo klein en zoo stemmig werd dat zij zich zelf en haar jongen niet meer kon voeden en verdedigen, dan zou zij sterven, en er zou op andere wijze belemmering door een overdreven geslachts-onderscheid zijn. In kudden van rendieren en runderen is het mannetje grooter en sterker, het wijfje kleiner en zwakker; maar het wijfje blijft altijd groot en sterk genoeg om met het mannetje haar voedsel te zoeken of te kunnen vluchten voor vijanden, want anders zou zij eenvoudig sterven, het mannetje bleef dan alleen over en daarmede zou de diersoort geheel verdwijnen. Hoezeer zij ook in geslacht mogen verschillen, in soort moeten zij gelijk blijven, elkaar’s gelijke in ras-ontwikkeling, anders gaan zij te gronde. De kracht der natuurkeus, die slechts dezelfde ras-eigenschappen vraagt en voortbrengt, werkt belemmerend op de teeltkeus, die juist het ontstaan van verschil in ras-eigenschappen bevordert. Als seksen vervullen zij verschillende functiën en neigen daardoor tot verschil in ontwikkeling. Als diersoort vervullen zij dezelfde functiën en neigen daardoor tot gelijke ontwikkeling.
Aangezien geslachts-functiën slechts nu en dan en ras-functiën geregeld uitgeoefend worden, omdat paren slechts eens in het jaar of eens in de drie maanden en eten dagelijks en zelfs elk uur geschiedt, werken de processen om voedsel te verkrijgen of om geregeld vijanden af te weren aanhoudender dan de voortplantings-processen en veroorzaken daardoor een grooter uitwerking.
Dientengevolge vinden wij bij de orde der zoogdieren, die hunne jongen op gelijke wijze voortbrengen en zogen, toch een groote verscheidenheid van diersoorten, die op verschillende wijzen in hun levensonderhoud voorzien. Het kalf, het veulen, de welp, het katje worden op dezelfde wijze geboren; maar de koe en het paard, de beer en de kat worden op verschillende wijze groot gebracht. En mogen koe en bul, merrie en hengst ook in geslacht verschillen, in soort zijn zij toch gelijk, terwijl de gelijkheid in soort het verschil in geslacht overtreft. Koe, merrie en kat zijn allen wijfjes uit de orde der zoogdieren en in zoover gelijk, maar toch is hun verschil veel grooter dan hun overeenkomst.
Door natuurkeus ontwikkelt zich het ras. Door teeltkeus ontwikkelt zich het geslacht. Geslachts-ontwikkeling is in al zijn verschillende vormen hetzelfde, zij strekt alleen om voort te planten wat reeds bestaat. Maar ras-ontwikkeling stijgt steeds in hooger en hoogere uiting van energie. Ons verschil in geslacht deelen wij, nagenoeg van den oorsprong van leven af, met het dierenrijk en zelfs met de plantenwereld. Maar de rassen verschillen in opklimmenden graad en het menschenras heeft daarbij het hoogste standpunt ingenomen.
Wanneer het nu kan aangetoond worden dat het geslachts-verschil in het menschenras zoo buitensporig groot is, dat daardoor niet alleen zijn eigen optreden wordt bemoeilijkt, maar dat daardoor ook de vooruitgang van het ras wordt tegengehouden of in verkeerde banen geleid, dan wordt het een zaak die ernstige overweging verdient. Onder onze sexueel-economische verhouding is het echter onvermijdelijk. Doordat in het menschengeslacht de vrouw economisch afhankelijk is van den man, is het evenwicht der krachten verbroken. Natuurkeus beteugelt hier niet langer de teeltkeus, maar werkt met haar samen. Waar beide seksen hun voedsel verkrijgen door gelijke inspanning, uit dezelfde bronnen, onder dezelfde voorwaarden, daar werken op beide dezelfde invloeden en worden beide door hun omgeving gelijk ontwikkeld. Doch waar beide seksen hun voedsel verkrijgen op verschillende wijze en dat verschil beteekent dat een van beide gevoed wordt door den ander, daar wordt het voedende geslacht de omgeving van het gevoede. De man wordt, door de vrouw te onderhouden, haar economische omgeving. Door de natuurkeus wordt ieder schepsel naar zijn omgeving gewijzigd, doordat het noodzakelijkerwijze die hoedanigheden moet ontwikkelen die het noodig heeft om in zijn levensonderhoud in die omgeving te kunnen voorzien. De man als voeder der vrouw wordt de sterkst wijzigende macht van haar economischen toestand. Door de teeltkeus wijzigt het menschelijk wezen zich natuurlijk evenals alle schepselen naar zijn makker. Wordt de makker tegelijkertijd de meester, zoodat economische noodzakelijkheid gevoegd wordt bij geslachts-aantrekking, dan werken de twee groote evolutionaire krachten samen voor denzelfden uitslag, om namelijk in de vrouw het geslachts-onderscheid tot ontwikkeling te brengen. Want in haar positie van economische afhankelijkheid in de geslachts-verhouding is het geslachts-onderscheid voor haar niet alleen het middel om te kunnen paren, zooals bij alle andere schepselen, maar het is voor haar tevens het middel om in haar levensonderhoud te voorzien, hetgeen bij geen ander wezen op aarde gevonden wordt. Door haar economische afhankelijkheid van den man wordt de vrouw in een buitensporig geslachts-wezen veranderd. Deze overdreven verandering brengt zij op haar kinderen over en zoo wordt in het menschelijk lichaam aanhoudend de ziekelijke neiging tot excessen in deze verhouding voortgeplant, welke, ondanks al onze pogingen om die tegen te gaan, steeds zoo sterk op ons allen heeft ingewerkt. Het is geen normale geslachts-neiging, die alle schepselen eigen is, maar eene abnormale geslachts-lust, opgewekt en onderhouden door de abnormale economische verhouding, waarbij het eene geslacht gevoed wordt door het andere en dat nog wel ter vergoeding voor de uitoefening harer geslachts-functiën.