deze woll'ge fokkers werd verricht,
Schilde de list'ge scheper twijgen af,
En bij 't vervullen van de paringsdaad,
Stak hij hen voor de tochtige ooien op,
Die, toen ontvangend, in den lammertijd
Gevlekte lamm'ren wierpen, Jakobs deel.16
Hij werd gezegend op zijn weg tot winst,
En winst is zegen, als men haar niet steelt.
Zoo diende Jakob voor een kans van 't lot;
Niet hij had dezen uitslag in zijn macht,
Maar 't werd beschikt, bestuurd door 's Hemels hand.
Prijst deze plaats der Schrift den woeker aan?
Of is uw goud en zilver ooi en ram?
'k Weet niet: maar 't fokt bij me even spoedig aan.
Maar luister, Signor.
Merkt ge 't wel, Bassanio,
De duivel haalt de Schrift aan voor zijn doel.17
Een booze ziel, bij 't heilige getuigend,
Gelijkt een schurk, den glimlach op 't gelaat,
Een mooien appel met ontstoken hart.
Wat zet de valschheid toch een mooi gelaat!
Drie duizend – en dukaten! – 't is een som!
Drie maanden van de twaalf; hoeveel percent?
Nu, Shylock, mogen wij u dankbaar zijn?
Signor Antonio, menig menig maal
Hebt gij op den Rialto mij beschimpt
Om 't woek'ren dat ik met mijn gelden deed:
Steeds droeg 'k het lijdzaam, trok mijn schouders op,
Want lijden is het kenmerk van ons ras:
Gij noemt mij "ongeloov'ge," "moord'naarshond,"
En spuwt op mijnen Joodschen tabbaard mij,
En dat, wijl ik mijn eigen goed gebruik.
Nu blijkt het dan dat gij mijn hulp behoeft,
Vooruit maar; gij komt bij mij, en gij zegt,
"Shylock, wij willen geld," en dat zegt gij,
Gij die uw speeksel spuwdet op mijn baard,
Mij traptet, als ge een vreemden hond verschopt
Van uwen drempel: nu vraagt gij om geld.
Wat moet ik u nu zeggen? Moet 't niet zijn:
"Heeft een hond duiten? Is het moog'lijk dat
Zoo'n mormel drie duizend dukaten leent?"
Of zal 'k diep buigend, op een slaventoon
Met ingehouden adem need'rig fluist'rend,
Zóó spreken:
"Mijnheer, verleden Woensdag spoogt ge op mij;
Gij traptet me op een and'ren dag; dan weer
Heette ik een hond; en voor die hof'lijkheid
Leen ik u zooveel geld?"
't Is mogelijk dat ik u weer zoo noem,
En weder op u spuw en u vertrap.
Zoo gij dit geld wilt leenen, leen dan niet
Als aan uw vriend; wanneer nam vriendschap toch
Winst van onvruchtbaar zilver van een vriend?18
Maar leen het liever aan uw vijand uit;
Want doet hij zijn belofte niet gestand,
Dan kunt ge met te meer vrijmoedigheid
De boete vergen.
Kijk nu hoe ge raast:
Ik wensch uw vriendschap en genegenheid,
Den smaad vergetend waar 'k meê werd besmet,
Ik wil u helpen in uw nood, geen duit
Als int'rest nemen, en ge luistert niet.
Dit is een vriend'lijk aanbod.
Ja, dat is 't.
Welnu, 'k bewijs u deze vriend'lijkheid.
Ga meê naar een notaris, zegel daar
Uw overeenkomst zonder meer,19 en als
Gij niet op een bepaalden dag en plaats
De som of sommen in 't kontrakt genoemd
Terugbetaalt, moet gij voor de aardigheid
Een pond, daarmêe gelijkstaand, van uw vleesch
Mij netjes laten snijden uit dàt deel
Van uw mooi lichaam waar het mij behaagt.
Dat neem ik aan: ik zegel zoo'n kontrakt;
'k Moet zeggen dat de Jood zeer vriend'lijk is.
Dat moogt gij niet on mijnentwille doen:
Veel liever blijf 'k in ongelegenheid.
Kom, vrees niet, man; 'k verbeur de boete niet:
Binnen twee maanden, dat 's een maand aleer
't Kontrakt verloopt, verwacht ik driemaal meer
Terug dan heel de waarde van 't kontrakt.
O, vader Abram! Zie die Christ'nen toch,
Wier eigen hardheid and'rer denkwijs hen
Wantrouwen leert! Ik bid u, zeg mij dit;
Kwam hij 't kontrakt niet na, wat won 'k dan nog
Door 't eischen van wat door hem werd verbeurd?
Een pond van 't vleesch gesneden uit een mensch
Heeft minder waarde, wordt ook min geschat
Dan schapen-, rund-, of geitenvleesch. 'k Herzeg,
Door deze groote vriendschap koop 'k zijn gunst;
Wil hij haar hebben, goed; zoo niet, vaarwel;
En krenkt mij niet voor al mijn vriend'lijkheid.
Ja, Shylock, ik bezegel dit kontrakt.
Vind mij dan snel bij den notaris weêr.
Maak hem bekend met 't grappige kontrakt.
Ik steek onmiddellijk het geld bij mij,
Neem thuis een kijkje, waar een spilziek mensch
Het toezicht houdt (en dat maakt mij bezorgd,)
En ik zal aanstonds komen. (Af.)
Haast u wat,
Beminnelijke Jood. – Hij zal bepaald
Een Christen worden, want hij wordt zoo lief.
De liefde staat mij tegen in een dief.
Kom,