nogmaals op de proef te stellen. Dat ze het beter deed, betekende alleen maar meer tegenstanders, meer werk, meer training. Siobhan dreef Kate tot het uiterste, tot ze, zelfs met haar nieuwe kracht, op het punt stond om in te storten.
“Heb ik nog niet genoeg geleerd?” vroeg Kate. “Heb ik nog niet genoeg gedaan?”
Ze zag Siobhan glimlachen, maar zonder vermaak. “Dacht je dat je klaar was, leerling? Ben je echt zo ongeduldig?”
Kate schudde haar hoofd. “Het is alleen—”
“Dat je denkt dat je voor één dag wel genoeg hebt geleerd. Je denkt dat je weet wat er komt, of wat er nodig is.” Siobhan spreidde haar handen. “Misschien heb je gelijk. Misschien heb je al onder de knie wat ik wil dat je leert.”
Kate kon de ergernis in haar stem horen. Siobhan had niet het geduld dat Thomas had.
“Het spijt me,” zei Kate.
“Daar is het te laat voor,” zei Siobhan. “Ik wil zien wat je geleerd hebt.” Ze klapte in haar handen. “Een test. Kom met me mee.”
Kate wilde haar tegenspreken, maar ze kon zien dat het geen zin had. Dus volgde ze Siobhan naar een cirkelvormige open plek in het bos, omheind door meidoorns en braamstruiken, wilde rozen en brandnetels. In het midden lag een zwaard op een boomstronk.
Nee, niet zomaar een zwaard. Kate herkende het zwaard dat Thomas en Will voor haar hadden gemaakt onmiddellijk.
“Hoe…” begon ze.
Siobhan gebaarde met haar hoofd. “Je zwaard was niet af, net als jij. Ik heb het afgemaakt, net zoals ik probeer om jou te verbeteren.”
Het zwaard zag er anders uit nu. Het handvat was gemaakt van een wervelend donker en licht hout, waarvan Kate vermoedde dat het perfect in haar hand zou liggen. Op het mes, dat nu van een gevaarlijk glimmende rand voorzien was, stonden markeringen in een taal die Kate nog nooit eerder gezien had.
“Als je denkt dat je klaar bent,” zei Siobhan, “hoef je alleen maar naar binnen te lopen en je wapen te pakken. Maar als je dat doet, weet dan wel: het gevaar daarbinnen is echt. Het is geen spelletje.”
In andere omstandigheden zou Kate misschien een stap naar achteren hebben gedaan. Ze zou Siobhan verteld hebben dat ze geen interesse had, en nog een tijdje gewacht hebben. Maar er waren twee dingen die haar tegenhielden om dat te doen. De eerste was de onuitstaanbare glimlach die maar niet van Siobhans gezicht leek te verdwijnen. Het teisterde Kate met de gedachte dat ze nog niet goed genoeg was. Dat ze nooit echt goed genoeg zou zijn om aan de standaarden van Siobhan te voldoen. Het was een uitdrukking die haar te veel herinnerde aan de minachtende blikken van de gemaskerde nonnen.
Bij het zien van die glimlach voelde Kate woede in zich opwellen. Ze wilde die glimlach van haar gezicht vegen. Ze wilde haar laten zien dat ongeacht de magie die de vrouw bezat, Kate haar opdrachten wel aankon. Ze wilde een klein beetje bevrediging terug voor alle vergankelijke zwaarden die Siobhan vandaag in haar lijf had geboord.
De andere reden was simpeler: het zwaard was van haar. Het was een cadeau van Will geweest. Siobhan had het recht niet om Kate te vertellen wanneer ze het mocht pakken.
Kate nam een aanloop en sprong op een tak, waarna ze over de cirkel van doornstruiken heen sprong. Als dit het beste was dat Siobhan te bieden had, zou ze haar zwaard pakken en net zo makkelijk naar buiten lopen als wanneer ze over een landweggetje liep. Ze kwam gehurkt neer, en keek naar het zwaard dat op haar wachtte.
Nu was er echter iemand die het wapen vasthield. Kate staarde ernaar. Naar zichzelf.
Zij was het zonder twijfel, tot in de kleinste details. Hetzelfde korte rode haar. Hetzelfde lenige figuur. Maar deze versie van haar droeg andere kleren. Ze was gekleed in het groen en bruin van het bos. Haar ogen waren ook anders, bladgroen van rand tot rand, en allesbehalve menselijk. Terwijl Kate naar haar keek, trok haar andere versie Wills zwaard. Ze sneed ermee door de lucht, alsof ze het wilde testen.
“Jij bent mij niet,” zei Kate.
“Jij bent mij niet,” zei de andere Kate. Ze had exact dezelfde toon, dezelfde stem. “Je bent gewoon een goedkope kopie, nog niet half zo goed.”
“Geef me het zwaard,” eiste Kate.
De andere Kate schudde haar hoofd. “Ik denk dat ik hem hou. Jij verdient hem niet. Jij bent gewoon uitschot uit het weeshuis. Geen wonder dat het niets werd met Will.”
Kate stormde op haar af en zwaaide met alle sterkte en furie die ze kon opbrengen met haar oefenzwaard, alsof ze het wezen met pure kracht kon uitschakelen. Maar haar oefenzwaard werd tegengehouden door het staal van de echte versie.
Ze stak en sneed, veinsde en sloeg, en viel aan met alle vaardigheden die ze had opgedaan tijdens Siobhans wrede training. Kate benutte de kracht die de fontein haar had geschonken tot het uiterste, en gebruikte al haar snelheid om door de verdediging van haar tegenstander heen te breken.
De andere versie van haar pareerde elke aanval perfect, en leek elke beweging die Kate maakte te anticiperen. Toen ze terugsloeg, kon Kate haar aanvallen maar nauwelijks afweren.
“Je bent niet goed genoeg,” zei de andere versie van haar. “Je zult nooit goed genoeg zijn. Je bent zwak.”
Haar woorden raakten Kate bijna net zo hard als de impact van haar aanvallen. Ze deden pijn, en dat kwam vooral omdat Kate het vermoeden had dat ze de waarheid sprak. Hoe vaak hadden ze het wel niet gezegd in het Huis der Onbekenden? Hadden Wills vrienden het haar niet bewezen op het trainingsveld?
Kate gaf een schreeuw van woede en viel weer aan.
“Geen controle,” zei haar andere zelf terwijl ze de aanvallen afweerde. “Geen overwegingen. Niets dan een klein meisje dat krijgertje speelt.”
Kates spiegelbeeld haalde uit, en Kate voelde de pijn van het zwaard dat haar heup raakte. Even voelde het niet anders dan de vergankelijke zwaarden die haar zo vaak hadden geraakt, maar deze keer trok de pijn niet weg. Deze keer was er bloed.
“Hoe voelt dat nu, om te weten dat je gaat sterven?” vroeg haar tegenstander.
Angstaanjagend. Het voelde angstaanjagend, want Kate wist dat het de realiteit was. Ze kon deze tegenstander niet verslaan. Ze kon haar zelfs niet overleven. Ze zou hier sterven, in deze cirkel van doorns.
Kate rende naar de rand en smeet haar houten zwaard opzij, want het vertraagde haar slechts. Ze sprong naar de rand van de cirkel en hoorde het gelach van haar spiegelbeeld achter zich. Kate bedekte haar gezicht met haar handen en sloot haar ogen tegen de doorns, hopend dat het genoeg zou zijn.
Terwijl ze erdoorheen rende, rukten de doorns aan haar kleren en de onderliggende huid. Kate voelde bloed vloeien, maar ze dwong zichzelf door de struiken heen, en durfde haar ogen pas open te doen toen ze aan de andere kant weer naar buiten kwam.
Ze keek om. Ze was er half van overtuigd dat haar spiegelbeeld haar achterna was gegaan, maar Kate zag dat ze was verdwenen. Het zwaard lag weer op de boomstronk, alsof ze er nooit was geweest.
Ze zakte in elkaar. Haar hart bonsde hevig van de inspanning. Ze bloedde overal, zowel van de doorns als van de wond op haar heup. Ze rolde op haar rug en staarde naar het bladerdak, terwijl de pijn in golven over haar heen stroomde.
Siobhan verscheen in haar gezichtsveld en keek op haar neer met een mix van teleurstelling en medelijden. Kate wist niet welke van de twee erger was.
“Ik zei toch dat je niet klaar was,” zei ze. “Ben je nu wel klaar om te luisteren?”
HOOFDSTUK VIJF
Vrouwe Emmeline Constance Ysalt d’Angelica, stond er op het briefje, Markiezin van Sowerd en Vrouwe van de Orde van de Sjerp. Angelica was minder onder de indruk van het gebruik van haar volledige naam, dan van de bron van het briefje: de Weduwe had haar opgeroepen voor een persoonlijk gesprek.
Oh, ze had het niet op die manier gebracht. Er stonden zinnen in over “verrukt om het genot van uw gezelschap