Gilman Charlotte Perkins

De economische toestand der vrouw


Скачать книгу

met de beperking van vrijwillige werkzaamheden waaraan men de vrouw heeft onderworpen. Haar beperkte indrukken, haar opsluiting tusschen de vier muren van het huis, heeft natuurlijk groote gevolgen gehad; daardoor werden haar denkbeelden, kennis, gedachtengang en macht om te oordeelen begrensd en werd een onevenredig gewicht en belangrijkheid gegeven aan de weinige zaken waarvan zij iets afweet; maar dit alles werkt onschuldig vergeleken met haar beperkte uiting en het verbod om in vrijheid te handelen. Een levend wezen wordt veel minder gewijzigd door den invloed van uiterlijke omstandigheden en zijn verzet daartegen, dan door de gevolgen van zijn eigen inspanning. De huid mag langzamerhand dikker worden door blootstelling aan het weder, maar wordt veel sneller dik wanneer zij tegen iets gewreven wordt, bijv. tegen het handvat van een roeiriem of van een bezemsteel. Met mooie zaken omgeven te zijn oefent op het menschelijk wezen een grooten invloed uit; maar mooie zaken te maken veel meer. In een mooie omgeving te leven en leelijke zaken te maken verlaagt meer rechtstreeks, dan in een leelijke omgeving te leven en mooie zaken te maken. Wat wij doen verandert ons meer dan wat ons gedaan wordt. De vrijheid om zich te uiten is bij vrouwen meer beperkt geworden dan de vrijheid om in zich op te nemen, indien dat mogelijk ware. Zij heeft iets van de wereld waarin zij leeft door hare getraliede vensters gezien. Een beetje lucht kwam door de reten der deuren, een beetje kennis drong tot haar gretige ooren door uit de gesprekken der mannen. Desdemona leerde iets van Othello. Had zij meer geweten, dan had zij misschien langer geleefd. Maar in den steeds grooter wordenden menschelijken drang tot scheppen, de macht en den wil om te maken, te doen, nieuwe gedachten in nieuwe vormen uit te drukken, werd zij volkomen belemmerd. Zij mocht werken zooals zij van het begin af gewerkt had, aan den oorspronkelijken huishoudelijken arbeid, maar in de onvermijdelijke uitbreiding zelfs van deze werkzaamheden tot beroeps-werkzaamheden, hebben wij getracht haar tegen te houden. Om met haar handen te werken voor niets, in rechtstreeksche dienstbaarheid bij haar eigen familie, – dit werd toegestaan, ja verplicht. Maar het werd haar verboden om iets anders te zijn, iets meer te doen. Haar arbeid was niet alleen begrensd in soort, maar ook in gehalte. Wat haar ooit werd toegestaan te doen, moest zij in stilte en alleen doen, de eenvoudige werkzaamheden uit onbeschaafde tijden.

      Onze industrie is niet alleen in soort maar ook in rang vooruitgegaan. De bakker staat niet op denzelfden graad van industrie als de keukenmeid, ofschoon beiden brood bakken. Door een of ander soort van werk tot een bepaald vak te maken, verheft men het; door het te organiseeren, gaat men een stap verder. Specialiseeren en organiseeren zijn de grondslagen van den menschelijken vooruitgang, de organische stelsels van het maatschappelijk leven. Dit is den vrouwen nagenoeg geheel verboden geworden. De grootste en meest heilzame verandering in deze eeuw is de ontwikkeling der vrouwen op deze twee lijnen van vooruitgang. Het gevolg van de belemmering in industrieele ontwikkeling, vergezeld als zij werd door het onophoudelijk overerven van vermeerderde ras-macht, heeft de gevoelens en aandoeningen der vrouwen versterkt en een groote bedrijvigheid ontwikkeld op de toegestane arbeidswegen. De zenuwachtige haast, die zelfs tegenwoordig nog vele vrouwen voortdrijft om onophoudelijk iets te doen, zij het dan ook het onzinnigst handwerkje, is één kenteeken van dit effekt.

      Dezelfde dooddoener heeft den vooruitgang der vrouwen in godsdienstige ontwikkeling door alle rassen en eeuwen tegengehouden. In de grijze oudheid nam de vrouw deel aan de geheimen en ceremoniën; maar bij de ontwikkeling van den godsdienst, werd zij op zij geschoven, totdat Paulus haar beval in de kerken te zwijgen. En zij heeft gezwegen, tot op dezen dag. Zelfs nu, met al wat wij gewonnen hebben, staan wij nog maar aan het begin, – het langzaam afgedwongen en afgekeurd begin – van godsdienstige gelijkheid voor beide geslachten. Bij sommige natiën wordt de godsdienst nog beschouwd als een zuiver mannelijke eigenschap, en wordt het zelfs betwijfeld of vrouwen wel een ziel hebben. Een Christelijke Raad heeft vroeger deze belangrijke kwestie bij stemming uitgemaakt, gelukkig werd toen aangenomen dat zij een ziel hadden. Voor een kerk, wier voornaamste kracht altijd in de aanhankelijkheid der vrouwen gelegen heeft, zou het een droevige achteruitgang geweest zijn haar geen zielen toegekend te hebben.

      Oude familie-vereering ging alleen op mannelijke afstammelingen over. Het was de zoon die de heilige voorvaders in hooge achting kon houden en plengoffers over hunne overblijfselen uitstortte. Wanneer een vrouw huwde, dan veranderde zij van voorouders, dan moest zij de voorvaders van haar man vereeren in plaats van haar eigen. Daarom moeten de Hindu en de Chinees en velen van gelijken aard een zoon hebben om hen in eere te houden, – een diep ingeworteld geslachts-vooroordeel, dat langzaam begint te verdwijnen nu de vrouwen in economische beteekenis stijgen.

      Het is pijnlijk interessant de langzaam toenemende uitwerking van deze toestanden op vrouwen na te sporen. Eerst de werking van groote natuurwetten, die op haar evenals op elk ander dier inwerken, dan de evolutie van maatschappelijke gewoonten en wetten (met haar positie als de werkende oorzaak), die op dezelfde wijze als de zuiver physische krachten werken en deze zeer versterken. Bij toenemende beschaving komt dan de onafgebroken opeenhooping van het voorafgaande, die door de grooter wordende kracht der opvoeding in elke generatie gegrift wordt, na eerst door de kunst verfraaid, door godsdienst geheiligd, door gewoonte wenschelijk gemaakt te zijn; en onveranderlijk van beneden af inwerkende, de niet afwijkende druk van economische noodzakelijkheid, waarop het geheele samenstel steunt. Dit zijn waarlijk zeer sterk wijzigende omstandigheden.

      Het proces zou zelfs veel grooter uitwerking hebben en veel minder pijnlijk zijn, indien slechts één belangrijke omstandigheid ontbrak. Erfelijkheid kent geen Salische wet. Elk meisje erft van haar vader een zekere toenemende hoeveelheid menschelijke ontwikkeling, menschelijke macht, menschelijke neiging; en evenzoo erft elke jongen van zijn moeder een toenemende hoeveelheid geslachts-ontwikkeling, geslachts-macht, geslachts-neiging. Het erfelijkheidsproces heeft gelijk gemaakt, wat elke strekking van omgeving en opvoeding verschillend wilde maken. Dit heeft ons voor het lot van de mot beveiligd. Het heeft de vrouw hoog-, en den man laag gehouden. Het heeft ijzeren grenspalen geplaatst voor onze pogingen om een ras te vormen, waarin de eene sekse een millioen jaren achter de andere aankomt. Maar het heeft de smart en moeilijkheid van het menschelijk leven verschrikkelijk vergroot, – een moeilijkheid en smart die ons reeds lang geleerd moesten hebben dat wij naar valsche begrippen leefden. Elke vrouw die geboren wordt, vermenschelijkt door den stroom van ras-bekwaamheid door haar vader aangebracht en vervrouwelijkt door hare traditioneele positie, moet in haar eigen persoon nog eens datzelfde proces van beperking, terugstooting, verloochening, doorleven; het smorende “neen” hetwelk al haar menschelijke wenschen om te scheppen, te ontdekken, te leeren, te uiten, vooruit te gaan, te niet doet. Daarnaast stond voor elke vrouw slechts een en dezelfde weg open om zich te uiten en haar doel te bereiken; dezelfde ééne weg waarlangs zij alleen tot stand mocht brengen wat zij kon en hebben wat zij kon krijgen. Alle andere deuren waren gesloten, deze ééne altijd open, terwijl de geheele last der vooruitgaande menschheid op haar drukte. Geen wonder dat de jonge Daniël in testamentische taal uitriep: “De koning is sterk! wijn is sterk! maar vrouwen zijn sterker!”

      Voor den jongen man die het leven intreedt ligt de wereld open. De krachten die hij heeft mag hij aanwenden, moet hij aanwenden. Kiest hij eerst verkeerd, hij mag nog eens kiezen en nog eens. Is de fortuin hem niet gunstig op de eene wijze, dan beproeft hij haar op een andere. De aangroeiende, wisselende behoeften der geheele menschheid doen een beroep op hem voor alle diensten, waarin hij zich kan ontwikkelen. Wat hij wenscht te zijn, daarnaar mag hij streven. Wat hij wenscht te hebben, mag hij trachten te verkrijgen. Rijkdom, macht, maatschappelijke onderscheiding, eer, – wat hij begeert, kan hij beproeven te verkrijgen.

      De jonge vrouw die het leven intreedt, staat tegenover dezelfde wereld met dezelfde menschelijke gaven en menschelijke wenschen en menschelijke eerzucht. Maar alles wat zij kan wenschen te hebben, alles wat zij kan wenschen te doen, moet door een enkel kanaal, door een enkele keus komen. Rijkdom, macht, maatschappelijke onderscheiding, eer, – niet deze alleen, maar een tehuis en geluk, reputatie, gemak en pleizier, haar boterham, – alles moet door een kleinen gouden ring komen. Dit is een zware last. Deze werd achter haar opgehoopt door erfelijkheid, rondom haar voortgezet door omgeving. Zij werd er door haar opvoeding langzaam aan gewend, tot dat zij haar toestand is gaan beschouwen als den juisten, dien zij met grootere kracht op haar dochter over brengt. Is het dan te verwonderen dat vrouwen oversekst zijn? Ware het niet dat zij aanhoudend van den meer menschelijken man erfden, dan zouden zij inderdaad reeds lang koningin-bijen geworden zijn. Maar de dochter van den krijgsman en den zeeman, den artist, den uitvinder, den groothandelaar, heeft in elke generatie in lichaam en geest