in Van Lenneps Nalezing naslaan.
29
Voor bewonderenswaardige dingen.
30
afbeeldsel.
31
Voor gij die, gelijk steeds in 't Hoogd.
32
Thans liederen en gemoederen (zie reeds vroeger).
33
Thans liederen en gemoederen (zie reeds vroeger).
34
molensteen.
35
Voor ijver of liever naarstigheid, dat eigenlijk hetzelfde woord (neerst voor eernst) is.
36
in eens.
37
Van een nachtegaal gesproken, minder natuurlijk.
38
vrees (verg. 't Hoogd. fürchten).
39
tak om op te nestelen.
40
snel.
41
telkenmale verpoost, rust gij.
42
volop.
43
vallende (naar de eigenlijke beteekenis van 't woord).
44
te gader, zaam.
45
Thans niets.
46
Mozaïek werk (niet van Mozes, maar van 't Grieksche museion af te leiden).
47
verscheiden.
48
onderrichten.
49
Versta: Gods geheime stem.
50
Hij wien.
51
mededinger.
52
de rijksgebruiken.
53
u beradende, bedacht.
54
Minder gelukkig voor hof-gewelf.
55
Gallicisme voor doolhof (daar die op Creta, naar 't zeggen, door Dedalus was aangelegd).
56
noodlot.
57
Voor Meden- en Perzen-land; verg. boven, bladz. 46, aant. 283.
58
myter: het suikerbroodachtige hoofddeksel der Meden.
59
Voor Meden- en Perzen-land; verg. boven, bladz. 46, aant. 283.
60
voegt, dat men oudtijds ook vuegt en omgekeerd veugt spelde, gelijk dueght voor deugd, enz.
61
Israëls Richterstoel.
62
Hier voor nazitter (op den koningstroon Israëls).
63
Binnen, midden uit.
64
Anders oor-ringen.
65
Doen zij zich inbeelden.
66
Hier in goeden zin, schrander.
67
Rijmshalve voor onderdrukker.
68
doorbrenger.
69
levend water.
70
Voor beiden; zie boven bladz. 81, aant. 136.
71
het eerst van allen.
72
Zonder zijn leven te ontzien.
73
minzaam.
74
Anders lieftallig of eig. lieftalig.
75
Gallicisme (gelijk het ook thans nog dikwijls gemaakt wordt, als vertaling van ces) voor dier.
76
voor den dag haalt.
77
terugnemen.
78
fopt.
79
Voor argwanend.
80
Anders wees.
81
schraal, karig.
82
dringt, noopt.
83
koud: (nam. van bloed, en dus koelbloedig).
84
ondernemen.
85
als een ontembare held.
86
Zoo lees ik, voor 't onzinnige gewonnen.
87
plataan loof.
88
lichaams-oefening.
89
Rijmshalve voor ergens, hier of daar.
90
omgedraaide (verg. nog ons wiel en wieling).
91
schiet, vliegt over.
92
In zijn oorspronkelijke beteekenis, maar blijkbaar grootendeels rijmshalve en als stopwoord: daarna.
93
Medgezel, krijgsmakker.
94
merkt op, houdt in 't oog.
95
al te langdurige natheid.
96
versmachten.
97
Rijmshalve voor steelt (tenzij men levensdeelen leze, daar telen hier geen zin geeft).
98
van maan en zon.
99
Nam. de wereld.
100
Thans te bewonderen.
101
Gelijk steeds, voor lager.
102
verguldsel (verg. 't Fransche vermeil).
103
Voor schepterdrager; verg. met Van Lennep, vendrig en bliksemdrig.
104
Minder gelukkig, in verband met hooren, voor opzichters, beheerders.
105
deugt niet voor vorst (eig. is als vorst niet te dulden).
106
verbrokkelen.
107
bron.
108
Men ziet hoe onachtzaam Vondel steeds met het enkel- en meerv. van 't werkw., in verband met het steeds meer in onbruik rakende voorn.w. van den tweeden persoon omspringt. Gelijk hij hier steeds (zie bijv. boven scheid en weert in één versregel) meer- en enkelv. dooreen gebruikt, zoo plaatst hij hier het enkelv. van 't voorn.w. bij 't meerv. van 't werkw., en gebruikt 't eerste blijkbaar alleen om den rijm.
109
Men ziet hoe onachtzaam Vondel steeds met het enkel- en meerv. van 't werkw., in verband met het steeds meer in onbruik rakende voorn.w. van den tweeden persoon omspringt. Gelijk hij hier steeds (zie bijv. boven scheid en weert in één versregel) meer- en enkelv. dooreen gebruikt, zoo plaatst hij hier het enkelv. van 't voorn.w. bij 't meerv. van 't werkw., en gebruikt 't eerste blijkbaar alleen om den rijm.
110
verschiet.
111
Houdt, handhaaft ze.
112
Thans minder welluidend, en daarom verkeerdelijk daarnaar.
113
Thans liederen.
114
uit die vier.
115
Voor drilt.
116
Thans vat.
117
Gallicisme voor stoutmoedig.
118
Voor onderlegging of nederlaag.
119
Gallicisme voor beschilderd.
120
Thans kan.
121
Voor schitterend van robijnen.