af en keek ze Oliver aan. Ze kneep haar ogen samen. “Nieuwe leerling?” vroeg ze, een argwanende blik in haar ogen. “Het is oktober.”
“Ik weet het,” antwoordde Oliver. Daar hoefde ze hem niet aan te herinneren. “Mijn familie is net hierheen verhuisd. Ik ben Oliver Blue.”
Ze keek hem een tijdje zwijgend aan. Toen, zonder een woord te zeggen, vestigde ze haar aandacht weer op de computer en begon te typen. Haar lange nagels tikten tegen de toetsen.
“Blue?” zei ze. “Blue. Blue. Blue. Ah, hier, Christopher John Blue. Tweede klas.”
“Oh nee, dat is mijn broer,” antwoordde Oliver. “Ik ben Oliver. Oliver Blue.”
“Ik zie geen Oliver,” antwoordde ze op schijnheilige toon.
“Nou… hier ben ik,” zei Oliver met een zwakke glimlach. “Ik zou op de lijst moeten staan. Ergens.”
De receptioniste leek niet onder de indruk. De situatie deed zijn zenuwen geen goed. Ze typte weer en zuchtte toen diep.
“Oké. Hier. Oliver Blue. Groep acht.” Ze draaide rond in haar bureaustoel en dumpte een map met papierwerk op de tafel. “Dit zijn je rooster, plattegrond, handige contacten, enzovoorts. Alles zit erin.” Ze trommelde met haar glimmende rode nagels op de map. “Je eerste les is Engels.”
“Dat is mooi,” zei Oliver terwijl hij de map pakte en hem onder zijn arm stopte. “Dat spreek ik vloeiend.”
Hij grijnsde om te laten zien dat hij een grapje had gemaakt. De mondhoek van de receptioniste ging iets omhoog, nauwelijks zichtbaar, en creëerde een uitdrukking die op vermaak had kunnen lijken. Het drong tot Oliver door dat ze niets meer tegen elkaar te zeggen hadden. Hij voelde dat de receptioniste hem liever kwijt dan rijk was, dus Oliver ging de kamer uit, zijn map onder zijn arm.
Zodra hij in de gang stond deed hij zijn map open en bestudeerde hij de plattegrond, op zoek naar het lokaal waar hij Engels had. Het was op de tweede verdieping, dus Oliver liep in de richting van de trap.
Hier leken de duwende leerlingen nog drukker te zijn. Oliver stond ineens midden in een zee van lichamen en werd praktisch met de massa leerlingen meegevoerd. Hij moest zich een weg tussen de leerlingen door vechten om er op de tweede verdieping uit te kunnen.
Hijgend kwam hij uit in de gang op de tweede verdieping. Dat was geen ervaring die hij meerdere keren per dag wilde beleven!
Met behulp van zijn plattegrond had Oliver al snel het Engels lokaal gevonden. Hij tuurde door het kleine vierkante raampje in de deur. De klas zat al half vol met leerlingen. Hij voelde zijn maag samentrekken bij de gedachte aan het ontmoeten van nieuwe mensen, de gedachte dat hij gezien en beoordeeld zou worden. Hij duwde de deurklink naar beneden en liep naar binnen.
Hij had natuurlijk alle recht om bang te zijn. Hij had dit vaak genoeg gedaan om te weten dat iedereen naar hem zou kijken, nieuwsgierig naar de nieuwe leerling. Oliver had dit gevoel al vaker gehad dan hij zich kon herinneren. Hij probeerde de blikken te ontwijken.
“Wie ben jij?” vroeg een norse stem.
Oliver draaide zich om en zag de leraar, een oude man met schrikbarend wit haar, vanaf zijn bureau opkijken. “Ik ben Oliver. Oliver Blue. Ik ben nieuw hier.”
De leraar fronste. Zijn kraalogen waren zwart en wantrouwend. Hij keek Oliver een ongemakkelijk lange tijd aan. Dit verergerde Olivers stress natuurlijk alleen maar, want nu letten er nog meer leerlingen op hem en er stroomden nog altijd leerlingen naar binnen. Hij werd nieuwsgierig gadegeslagen door een steeds groter wordend publiek, alsof hij een of andere circusattractie was.
“Wist niet dat ik er nog een zou krijgen,” zei de leraar uiteindelijk op minachtende toon. “Zou fijn zijn geweest als ik geïnformeerd was.” Hij zuchtte geërgerd, iets dat Oliver aan zijn vader deed denken. “Ga maar zitten dan.”
Oliver haastte zich naar een lege plek en voelde dat alle ogen hem volgden. Hij probeerde zichzelf zo klein en onopvallend mogelijk te maken. Maar hoe hard hij ook zijn best deed om zichzelf onzichtbaar te maken, hij viel meteen op. Hij was tenslotte de nieuweling.
Toen alle stoelen gevuld waren begon de leraar met de les.
“We gaan verder waar we de laatste les zijn gebleven,” zei hij. “Over grammaticaregels. Kan iemand aan Oscar uitleggen waar we het over hadden?”
Iedereen moest lachen om zijn fout.
Oliver voelde zijn keel droog worden. “Um, sorry dat ik u onderbreek, maar mijn naam is Oliver, niet Oscar.”
De leraar kreeg meteen een boze uitdrukking op zijn gezicht. Oliver wist onmiddellijk dat hij niet het soort man was dat het waardeerde als hij gecorrigeerd werd.
“Als je zesenzestig jaar met een naam als meneer Portendorfer hebt geleefd,” zei de leraar chagrijnig, “dan maakt het je niet meer uit als mensen je naam verkeerd uitspreken. Profendoffer. Portenworten. Ik heb het allemaal gehoord. Dus ik stel voor dat jij, Oscar, je minder druk maakt over de juiste uitspraak van jouw naam!”
Oliver fronste verbijsterd. Zelfs de rest van zijn klasgenoten leek geschokt door de uitbarsting, want ze lachten niet meer. De reactie van meneer Portendorfer leek bij ieders standaard overdreven en het feit dat hij zijn frustraties op een nieuweling afreageerde maakte het nog erger. Een chagrijnige receptioniste en een prikkelbare leraar Engels… Oliver begon zich af te vragen of er wel aardige mensen op deze school waren!
Meneer Portendorfer begon te ratelen over voornaamwoorden. Oliver dook nog verder weg in zijn stoel. Hij voelde zich gespannen en ongelukkig. Gelukkig zei meneer Portendorfer niets meer tegen hem. Maar toen een uur later de bel ging, galmde zijn preek nog steeds door Olivers hoofd.
Oliver slenterde door de gangen, op zoek naar zijn wiskundelokaal. Toen hij het gevonden had, vloog hij halsoverkop naar de achterste rij. Als meneer Portendorfer niet wist dat hij een nieuwe leerling had, zou de wiskundedocent dat misschien ook niet weten. Misschien kon hij het volgende uur even onzichtbaar blijven.
Tot Olivers opluchting werkte het. Hij zat zwijgend en anoniem de les uit, als een door algebra geobsedeerde geest. Maar zelfs dat was geen oplossing voor zijn problemen, dacht Oliver. Niet opgemerkt worden was bijna net zo erg als publiekelijk vernederd worden. Het zorgde dat hij zich onbelangrijk voelde.
De bel ging weer. Het was lunchtijd, dus Oliver volgde zijn plattegrond door de gang. Het speelplein had intimiderend geleken, maar dat was niets vergeleken met de kantine. Hier gedroegen de leerlingen zich als wilde beesten. Hun luidruchtige stemmen galmden door de ruimte en maakten het lawaai ondraaglijk. Oliver hield zijn hoofd laag en haastte zich richting de rij.
Bam. Ineens botste hij tegen een groot, akelig lichaam aan. Langzaam keek Oliver op.
Tot zijn verrassing staarde hij in Chris’ gezicht. Aan weerszijden van hem stonden drie jongens en een meisje, allemaal met dezelfde dreigende gezichten. Trawanten was het woord dat in Olivers gedachten opdook.
“Je hebt al vrienden gemaakt?” zei Oliver, die probeerde niet te verrast te klinken.
Chris kneep zijn ogen samen. “We zijn niet allemaal antisociale loser freaks,” zei hij.
Oliver realiseerde zich dat dit geen plezierige interactie met zijn broer zou worden. Maar dat was het nooit.
Chris keek naar zijn nieuwe trawanten. “Dit is mijn opdonder van een broertje, Oliver,” verkondigde hij. Toen schaterde hij van het lachen. “Hij slaapt in de alkoof.”
Zijn nieuwe vrienden begonnen ook te lachen.
“Hij is beschikbaar voor okkenootjes, wedgies, wurggrepen en mijn persoonlijke favoriet,” vervolgde Chris. Hij greep Oliver vast en drukte zijn knokkels in zijn hoofd. “Noogies.”
Oliver worstelde en spartelde in Chris’ greep. Gevangen in die afschuwelijke, pijnlijke hoofdklem, herinnerde Oliver zich zijn krachten van gisteren, het moment waarop hij de tafelpoot had gebroken en de aardappelen door de kamer hadden gevlogen. Als hij nu wist hoe hij die krachten had opgeroepen, dan kon hij dat nu ook doen en losbreken.